Het Vlaamse proefproject “Innoveren en Excelleren in Onderwijs” (PIEO) ondersteunt 13 geselecteerde concentratiescholen (verder projectscholen genoemd) in het verhogen van de leerprestaties en het welbevinden van hun leerlingen. De ambitie is om via gerichte en effectieve innovaties, de hoge mate van sociale ongelijkheid in het Vlaamse onderwijs om te buigen (Degroof, Elchardus et al., 2012; OECD, 2010). Kinderen van allochtone origine (eerste/tweede generatie) scoren significant lager (Jacobs, Rea, et al. 2007; Schnabel et al., 2002) en er zijn indicaties voor een toenemende sociale segregatie, waardoor risicojongeren in dezelfde scholen terechtkomen (Jacobs & Rea, 2011; Jenkins, 2008). Dit vertaalt zich in lagere leerprestaties (Agirdag et al, 2012; Jacobs et al, 2009). Risicoscholen moeten een inhaalbeweging maken (Roeleveld, et al, 2008; Steele 2011; Veenstra & Kuyper, 2004). Daarbij gaat het niet enkel om effecten in termen van leerprestaties (leerwinst en toegevoegde waarde bij taal en wiskunde), maar ook in termen van sociaal-emotionele variabelen (zoals welbevinden). De IEMBO-monitor (Innovatie- en Excellentiemonitor Basisonderwijs) stelt de opdrachtgever in staat dit project te evalueren. De leerlingresultaten worden in de 13 projectscholen gemeten en vergeleken met de leerlingresultaten in 13 gematchte controlescholen. Uitgaande van het CIPO-model (Bellens, Van Landeghem & De Fraine; 2012; Calder, 1994; Scheerens, 1990) zullen – vooral in een flankerende specifieke onderzoekslijn - bij het beschrijven van de complexe innovatierealiteit ook inputfactoren, processen en context van deze scholen breed en diepgaand gemonitord worden. Zo worden bijvoorbeeld inputvariabelen niet alleen bij leerlingen in kaart gebracht, maar ook bij leerkrachten, schoolleiders en ouders. De procesvariabelen – deels bepaald door de experimentele interventies – omvatten schoolinterne en schoolexterne aspecten van het organisatorisch en pedagogisch/didactisch functioneren van de scholen (bvb. professionalisering, intervisie, brede assessmentcultuur, differentiëring). Daarbij is ook de aard van de samenwerking binnen en buiten de school tussen de betrokken actoren bepalend. Zoals verderop aangegeven zal deze kwalitatieve aanpak gebeuren in de flankerende specifieke onderzoekslijn. Daarbij zullen – wanneer concrete innovaties in kaart zijn gebracht – concrete onderzoekmodellen geconcipieerd kunnen worden waarbij hypothesen naar voren worden geschoven om de verwachte effecten te beschrijven en te verklaren. Zoals elders wordt aangegeven, zal hierbij verder gebouwd worden op resultaten uit beschikbaar onderzoek (zie bv. Hattie, 2009) waarbij variabelen en processen op leerling-, klas- en schoolniveau worden betrokken.