Onderwijsonderzoeken

Titel
OBPWO 01.09 Studieloopbanen van leerlingen in kunstgerichte opleidingen van het secundair onderwijs
Korte omschrijving
In vergelijking met de andere onderwijsvormen (ASO, TSO, BSO) is de leerlingenpopulatie in het Kunst Secundair Onderwijs (KSO) klein. Vaak (tot altijd) wordt het KSO om die reden buiten beschouwing gelaten in Vlaams onderwijsonderzoek. Bij het uitwerken van een adequate opleidingenstructuur voor het KSO zijn gegevens over de studie- en beroepsloopbaan van de betreffende leerlingen echter van groot belang. Deze gegevens dienen het KSO te relateren aan een aantal verwante onderwijsvormen zoals kunstgerichte opleidingen in het TSO en BSO, het hoger kunstonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs. Op grond van literatuurstudie, analyse van bestaande databanken, interviews met bevoorrechte getuigen en een survey worden hieromtrent onderzoeksdata verzameld. De focus ligt hierbij op de in-, door- en uitstroom van leerlingen in het kunst(gericht) secundair onderwijs, de in-, door en uitstroom van het hoger kunstonderwijs, selectiecriteria van kunsthogescholen en de meerwaarde van een studie binnen het deeltijds kunstonderwijs voor leerlingen die een kunstgerichte opleiding volgen.
Status
Afgerond
Startdatum
01/01/2003
Einddatum
31/05/2004
Omschrijving van het onderzoeksopzet

Aan de basis van dit onderzoek ligt de vraag van de overheid naar relevante gegevens en informatie over de studieloopbanen in het kunstgericht secundair onderwijs.

Er zijn 6 centrale onderzoeksvragen:

  •  Wat is de eigenheid/finaliteit van de kunstgerichte opleidingen in het secundair onderwijs? Hoe profileert het KSO zich ten opzichte van de andere onderwijsvormen?
  •  Hoeveel leerlingen uit opleidingen KSO stromen door naar het hoger kunstonderwijs? Wat zijn hun slaagkansen?
  •  Hoeveel leerlingen stromen onmiddellijk door naar de arbeidsmarkt? Vinden zij een job die aansluit bij hun opleiding?
  •  In welke mate vinden degenen die een hogere kunstopleiding afmaken een job die aansluit bij hun opleiding?
  •  Welke selectiecriteria hanteren de kunsthogescholen?
  •  Wat is de meerwaarde van een studie binnen het DKO voor leerlingen die reeds een kunstgerichte opleiding volgen?

Dit onderzoek steunt op literatuuronderzoek, een aanlyse van bestaande databanken, interviews en drie surveys (bij laatstejaars in KSO, bij personen die 2 jaar geleden afstudeerden in KSO en bij laatstejaars HKO)

Omschrijving van de onderzoeksresultaten

De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn:

  • KSO wordt gekenmerkt door watervaleffect wat een invloed heeft op de samenstelling van de schoolbevolking in het KSO (late instroom uit andere onderwijsvorm (overwegend ASO) en schoolse vertraging).
  • het watervaleffect heeft geen invloed op de doorstroom hoger onderwijs. Zittenblijven heeft dat wel: leerlingen die ooit zijn blijven zitten, hebben minder kans om verder te studeren dan de leerlingen die nooit zijn blijven zitten.
  • Ongeveer 59% van de KSO-leerlingen die de stap naar het hoger onderwijs zetten, sluit inhoudelijk aan bij de secundaire vooropleiding. Voor de groep die naar het hoger kunstonderwijs gaat, ligt dat aandeel nog hoger (83%). Wat slaagkansen binnen het universitair onderwijs betreft, blijken de KSO-leerlingen echter weinig kans op slagen te hebben.
  • De uitstroom vanuit KSO naar arbeidsmarkt is beperkt. Leerlingen uit kunstgericht TSO of BSO stromen frequenter door naar de arbeidsmarkt. 
Promotor
  • Elias Willem (Vrije Universiteit Brussel)
  • Van Petegem Peter (Universiteit Antwerpen)
Onderwijsniveau
  • hoger onderwijs
  • deeltijds kunstonderwijs
  • secundair onderwijs
Thema
OBPWO