De discussie over het al dan niet opleiden van masters specifiek voor het basisonderwijs is tot nu toe, zowel in Vlaanderen als daarbuiten, weinig empirisch onderbouwd. In dit onderzoek werd deze thematiek onderzocht aan de hand van drie onderzoeksvragen:
- Wat zijn enerzijds de theoretische argumenten en anderzijds de empirische evidentie voor het opleiden van masters basisonderwijs?
- In welke mate en op welke manier worden in Europa masters basisonderwijs opgeleid en tewerkgesteld?
- Welke opleidingen en opleidingstrajecten zijn gangbaar?
- In welk statuut worden masters tewerkgesteld (opdracht, verloning)?
- Hoe evalueren schoolactoren de tewerkstelling van masters basisonderwijs in hun school?
- Wat zijn de (gepercipieerde) voordelen voor leerlingen, leraren en scholen?
- Wat zijn de (gepercipieerde) nadelen voor leerlingen, leraren en scholen?
- Welke condities worden beschouwd als noodzakelijk opdat masters basisonderwijs een meerwaarde kunnen betekenen voor leerlingen, leraren en scholen?
De eerste onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van een reviewstudie (deelstudie 1). Er werd een exploratieve studie opgezet om een antwoord te formuleren op de tweede en derde onderzoeksvraag (deelstudie 2).