Dit onderzoek ontwikkelde scenario’s om leerlingen uit relevante richtingen in het TSO, BSO, DBSO en/of leertijd in te schakelen in onderhouds- en kleine renovatiewerken van schoolgebouwen. De inschakeling diende enerzijds een financieel voordeel voor scholen die werken willen laten uitvoeren als een versterking van het werkplekleren op te leveren. Uit het onderzoek blijkt dat werkplekleren een te koesteren leervorm is. De meest vermelde pluspunten zijn een verhoogde motivatie voor de leerlingen en het vinden van een betere aansluiting op de arbeidsmarkt. Toch blijven er nog veel onduidelijkheden bestaan naar praktische inrichting, gevolgen en financiële voordelen ten aanzien van alternatieven
Dit onderzoek bestond uit een documentenonderzoek en werksessies om te komen tot verschillende bruikbare scenario’s toepasbaar in het onderwijsveld. Er werden vijf scenario's ontwikkeld:
- Scenario 1. Praktijkles op verplaatsing bij instellingen van hetzelfde bestuur of vestigingsplaats van de dienstverlenende school
- Scenario 2. Praktijkles op verplaatsing bij instellingen van een ander bestuur
- Scenario 3. Stage
- Scenario 4. Tewerkstelling DBSO
- Scenario 5. Praktijkopleiding
Voor elk van de scenario's werd een SWOT, randvoorwaarden, processen en procedures opgemaakt. De scenario’s opgemaakt werden ook afgetoetst aan de onderwijs-, vennootschaps-, arbeids- en welzijnswetgeving. Daarnaast werden ook de organisatorische, juridische en verzekeringstechnische aspecten ervan onderzocht.
De scenario’s werden afgetoetst bij ervaringsdeskundigen uit het basisonderwijs, voltijds en deeltijds secundair onderwijs, TAC’s en directies.
De praktijkles op verplaatsing biedt de meeste mogelijkheden voor scholen, aldus de onderzoekers. Op financieel vlak geldt de regel dat hoe groter de arbeidscomponent en hoe lager de risico’s, hoe voordeliger voor de dienstontvangende school om deze werken te laten uitvoeren door leerlingen in plaats van een derde. In alle scenario’s, buiten het vierde, zal de dienstontvangende school enkel de materiaalkosten, slijtagekosten van gereedschap en al dan niet prestatietijd aan derden dienen te bekostigen. Enkel in het vierde scenario dient de school een prestatievergoeding te betalen.
Het onderzoek resulteerde in een praktijkgericht vademecum.