Via een documentanalyse, analyse van administratieve data, online surveys en focusgroepen formuleerde dit onderzoek een antwoord op evaluatievragen over de effectiviteit, efficiëntie, relevantie, coherentie en toegevoegde Europese waarde van het afgelopen Erasmus+ programma in de periode 2014-2020 en van het lopende programma 2021-2027.
Met betrekking tot de effectiviteit werd bij de verschillende groepen van begunstigden (lerenden, personeelsleden en begunstigde organisaties) een hoge mate van tevredenheid vastgesteld over het Erasmus+ programma. Daarnaast is de kwaliteit van de aanvragen in het kader van Erasmus+ in de vorige programmacyclus (2014-2020) verbeterd. Epos en andere organisaties organiseren verschillende acties om deelname aan Erasmus+ te promoten en de effecten ervan te vergroten.
Inzake efficiëntie blijkt het toegewezen budget per project aanzienlijk gestegen sinds de start van het programma. Er is echter sprake van een mismatch tussen de verdeling van het budget tussen KA1 en KA2 en de behoeften van organisaties die deelnemen aan Erasmus+. De ingevoerde vereenvoudigingsmaatregelen van accreditatie en ‘lump sum’ budgettering leidden volgens de bevraagden tot een vermindering van de administratieve lasten voor Epos en de begunstigden. Een verdere vermindering van de administratieve belasting wordt aanbevolen.
Met betrekking tot de relevantie blijken de doelstellingen van Erasmus+ over het algemeen afgestemd op de behoeften en uitdagingen in Vlaanderen. Er bestaat bij respondenten wel bezorgdheid dat de toevoeging van horizontale prioriteiten een overvloed aan doelstellingen met zich meebrengt.
Inzake het bereik van Erasmus+ blijkt het bereiken van bepaalde organisaties, waaronder basisscholen, instellingen voor volwassenenonderwijs, aanbieders van buitengewoon onderwijs, organisaties in de profitsector en organisaties voor duaal leren, een uitdaging. Op het individuele niveau blijken kansarme doelgroepen, ouders van jonge kinderen (zowel personeelsleden als volwassen lerenden) en anderstaligen moeilijk te bereiken doelgroepen.
Met betrekking tot coherentie blijkt er algemeen complementariteit te zijn tussen verschillende acties binnen het programma en tussen Erasmus+ en andere (inter)nationale financieringsprogramma's. Het onderzoek legt een ‘opstapmechanisme’ bloot waarbij betrokkenheid bij meer toegankelijke acties de deelname aan internationaliseringsactiviteiten vergemakkelijkt.
Tot slot is er over de onderwijs- en opleidingssectoren heen consensus over de toegevoegde Europese waarde van Erasmus+. Het programma levert volgens de respondenten bijkomende voordelen in vergelijking met acties die uitsluitend op regionaal of nationaal niveau worden georganiseerd.
Op basis van dit onderzoek worden in het rapport aanbevelingen geformuleerd ten aanzien van Epos en de Europese Commissie.