De overheid besteedt aanzienlijke bedragen aan het onderwijs. Daarnaast heeft deelname ook voor de deelnemer een duidelijke kost. Bovendien blijkt uit voorgaand onderzoek dat deze studiekosten zich volgens een geheel eigen dynamiek ontwikkelen. Opdat instrumenten van studiefinanciering (studietoelagen) voldoende afgestemd blijven op de werkelijke studiekosten, is het dan ook noodzakelijk om regelmatig een betrouwbare schatting van de studiekosten te maken. Dit onderzoek geeft een antwoord op volgende vragen:
- Wat zijn de private kosten die verbonden zijn aan onderwijsdeelname op verschillende onderwijsniveau’s?
- Hoe ziet de samenstelling van die kosten eruit? Wat is de omvang van de eigenlijke ‘studiekosten’ en van de ‘andere’ uitgaven?
- In welke mate verschillen de kosten in functie van
- de opleidingskenmerken zoals bv. het niveau, de studiegebieden en –opleidingen en leerjaren?
- specifieke instellingskenmerken zoals bv. de instellingsgrootte, verstedelijkingsgraad, net, het aanbod en de socio-economische samenstelling van de schoolbevolking?
- gezinskenmerken zoals bv. de sociaal-economische status, aantal kinderen, rang van het kind in het gezin, één-oudergezinnen versus twee-oudergezinnen?
- Wat is de evolutie van de studiekosten over de tijd heen?
In dit onderzoek wordt vertrokken van de resultaten van de studiekostenmonitor waarin voor 8 verschillende onderwijsniveaus (gewoon en buitengewoon BaO en So, Hoger onderwijs en Hoger beroepsonderwijs, Deeltijds beroepssecundair onderwijs en de diplomagerichte opleidingen in het volwassenenonderwijs) aangepaste instrumenten ontwikkeld en getest werden. Dit onderzoek maakt gebruik van een dubbel bevragingsmoment (enquête en follow-up enquête).