Besluit van de Vlaamse regering betreffende de nuttige
ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het
onderwijs.
goedkeuringsdatum
07 OKTOBER 1997
publicatiedatum
B.S.19/11/1997
datum laatste wijziging
30/08/2024
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 23/09/2005 (B.S. 22/12/2005)
(2)
B.Vl.R. van 12/03/2010 (B.S. 15/04/2010)
(3)
B.Vl.R. van 10/09/2010 (B.S. 12/11/2010)
(4)
B.Vl.R. van 08/04/2011 (B.S. 24/08/2011)
(5)
B.Vl.R. van 30/09/2011 (B.S. 16/12/2011)
(6)
B.Vl.R. van 01/06/2012 (B.S. 27/07/2012)
(7)
B.Vl.R. van 21/09/2012 (B.S. 28/11/2012)
(8)
B.Vl.R. van 08/03/2013 (B.S. 24/05/2013)
(9)
B.Vl.R. van 06/09/2013 (B.S. 27/11/2013)
(10)
B.Vl.R. van 16/05/2014 (B.S. 03/09/2014)
(11)
B.Vl.R. van 04/07/2014 (B.S. 06/11/2014)
(12)
B.Vl.R. van 22/05/2015 (B.S. 06/07/2015)
(13)
B.Vl.R. van 25/09/2015 (B.S. 05/11/2015)
(14)
B.Vl.R. van 11/03/2016 (B.S. 20/04/2016)
(15)
B.Vl.R. van 08/07/2016 (B.S. 26/08/2016)
(16)
B.Vl.R. van 09/09/2016 (B.S. 13/10/2016)
(17)
B.Vl.R. van 10/03/2017 (B.S. 21/04/2017)
(18)
B.Vl.R. van 08/09/2017 (B.S. 12/10/2017)
(19)
B.Vl.R. van 22/12/2017 (B.S. 05/02/2018)
(20)
B.Vl.R. van 28/09/2018 (B.S. 25/10/2018)
(21)
B.Vl.R. van 15/02/2019 (B.S. 12/04/2019)
(22)
B.Vl.R. van 24/05/2019 (B.S. 30/08/2019)
(23)
B.Vl.R. van 20/03/2020 (B.S. 28/04/2020)
(24)
B.Vl.R. van 04/09/2020 (B.S. 16/10/2020)
(25)
B.Vl.R. van 12/02/2021 (B.S. 22/03/2021)
(26)
B.Vl.R. van 02/07/2021 (B.S. 11/08/2021)
(27)
B.Vl.R. van 02/09/2022 (B.S. 12/12/2022)
(28)
B.Vl.R. van 03/03/2023 (B.S. 11/08/2023)
(29)
B.Vl.R. van 31/08/2023 (B.S. 19/10/2023)
(30)
B.Vl.R. van 17/11/2023 (B.S. 13/12/2023)
(31)
B.Vl.R. van 15/03/2024 (B.S. 10/06/2024)
(32)
B.Vl.R. van 19/04/2024 (B.S. 11/06/2024)
(33)
B.Vl.R. van 19/07/2024 (B.S. 30/08/2024)
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs,
inzonderheid op artikel 5;
Gelet op het decreet
van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van
het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra,
inzonderheid op artikel 7;
Gelet op het
koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte
bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de
gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor
normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar,
inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het
koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte
bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de
gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de
gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, inzonderheid
op artikel 4;
Gelet op het koninklijk besluit van
30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de
gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met
volledig leerplan en voor sociale promotie, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 augustus
1978 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde
inrichtingen voor kunstonderwijs, die secundair onderwijs verstrekken in de
plastische kunsten, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989
betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen, het prestatiestelsel en
de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van
31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen en de
bezoldigingsregeling in het buitengewoon onderwijs, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister,
bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 september 1996;
Gelet
op het protocol nr. 242 van 27 mei 1997 houdende de conclusies van de
onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergaderingen van
Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2
van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 26 van 27 mei 1997
houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelend
onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot
oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op de beraadslaging van de
Vlaamse regering, op 10 en 17 juni 1997, betreffende de aanvraag om advies bij
de Raad van State binnen één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 24 juli
1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° , van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en
Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.
§ 1. Voor de
toepassing van dit besluit wordt verstaan onder nuttige ervaring als
bekwaamheidsbewijs of als een onderdeel van een bekwaamheidsbewijs :
1° de tijd gedurende welke een persoon buiten
het onderwijs diensten heeft verstrekt als werknemer of als zelfstandige;
2° de tijd gedurende welke een persoon in het
onderwijs diensten heeft verstrekt, uitgezonderd de diensten gepresteerd in
door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen van de
categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel.
§ 2. Voor de
toepassing van dit besluit worden de personen werkzaam in een familiezaak en de
zelfstandige helpers gelijkgesteld met zelfstandigen onderworpen aan de sociale
zekerheidsregeling.
§ 3.
[In dit
besluit wordt verstaan onder zomervakantie : de vakantie die begint op 1 juli
en eindigt op 31 augustus.]
§ 4. Voor de
toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "leerovereenkomst" : de
leerovereenkomst, bedoeld in de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor
beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst en in
[het decreet van 7 mei
2004 tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven extern
verzelfstandigd Vlaams agentschap voor Ondernemingsvorming, Syntra
Vlaanderen]
.
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.
[
§ 1. Dit
besluit is van toepassing op de personeelsleden van de volgende instellingen
die gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap en die een
van de ambten uitoefenen, vermeld in paragraaf 2 :
1° de instellingen voor voltijds gewoon secundair onderwijs en
voor buitengewoon secundair onderwijs;
2° de
centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs;
3° de centra voor volwassenenonderwijs.
§ 2.
[De
personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, oefenen een van de volgende ambten uit
:
1° leraar, belast met praktische en/of
technische vakken;
2° leraar beroepsgerichte
vorming;
3° leraar, belast met kunstvakken,
specialiteiten
[
[hedendaagse dans, klassieke dans en samenspel]
[hedendaagse dans en klassieke dans]
]
;
4°
[leraar secundair volwassenenonderwijs, belast met een of meer modules, als vermeld in bijlage III bij dit besluit;]
5°
technisch adviseur;
6° technisch
adviseur-coördinator.
]
]
HOOFDSTUK III. - Erkenningsvoorwaarden voor nuttige
ervaring
Art. 3.
De tijd gedurende welke
diensten werden gepresteerd, kan als nuttige ervaring worden erkend indien die
diensten verstrekt werden als :
1°
personeelslid van de Europese Unie, van een lidstaat van de Europese Unie of
van de Europese Vrijhandelsassociatie, van de Belgische staat, van de
gemeenschappen en/of de gewesten of van een andere openbare dienst als
titularis van een bezoldigd ambt;
2°
bezoldigd werknemer onderworpen aan de R.S.Z.-regeling;
3° zelfstandige onderworpen aan de R.S.Z.-regeling;
4° beroepsmilitair.
Kan eveneens als nuttige ervaring worden erkend de tijd gedurende
welke diensten verstrekt werden als :
1°
stagiair in het raam van de stage van de jongeren;
2° werknemer in het bijzonder tijdelijk kader;
3° werknemer in het derde arbeidscircuit;
4° gesubsidieerd contractueel;
5° tewerkgestelde werkloze;
ongeacht de onderneming, dienst of instelling van tewerkstelling.
Art. 4.
Voor het bepalen van de tijd
die als nuttige ervaring wordt erkend, wordt eveneens rekening gehouden met de
periodes van :
[
- ziekteverlof;
- bedreiging door beroepsziekte;
-
beroepsziekte;
- ongevallen op weg naar en van het
werk;
- arbeidsongeval;
- bevallingsverlof;
-
moederschapsbescherming.
]
Art. 5.
§ 1.
[...]
§ 2. Diensten
verstrekt buiten het onderwijs tijdens een onderbreking van de beroepsloopbaan
in het onderwijs kunnen onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 3 en 4 als
nuttige ervaring worden erkend.
Art. 6.
[De diensten die voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 3, 4 en 5 kunnen als nuttige ervaring worden
erkend ongeacht de leeftijd van het betrokken personeelslid waarop ze gepresteerd werden.]
[]
[...]
[...]
De in aanmerking komende
diensten worden berekend per dag en geteld van datum tot datum. De som van het
aantal dagen wordt gedeeld door dertig. Het quotiënt van deze deling vormt
het aantal maanden die als nuttige ervaring kunnen worden erkend.
Hierbij vormen twaalf maanden één
jaar. Het resterend aantal dagen wordt desgevallend overgedragen naar een
volgende periode.
Art. 7.
De diensten die als nuttige
ervaring erkend worden, gelden als bekwaamheidsbewijs of als een onderdeel van
een bekwaamheidsbewijs voor een vak,
[een specialiteit, een module]
of een ambt
in het onderwijs.
[Voor een ambt in het volwassenenonderwijs
waarvoor de bekwaamheidsbewijzen op het niveau van een opleiding zijn
vastgelegd, kunnen de diensten die als nuttige ervaring erkend worden slechts
als bekwaamheidsbewijs gelden als deze diensten voor alle modules van die
opleiding erkend worden.]
Art. 8.
De volgende diensten kunnen
niet erkend worden als nuttige ervaring voor een bekwaamheidsbewijs of een
onderdeel van een bekwaamheidsbewijs :
1°
diensten buiten het onderwijs :
a) als werknemer
niet onderworpen aan de R.S.Z.-regeling;
b) als
zelfstandige niet onderworpen aan de R.S.Z.-regeling;
c) als student;
d) onder
leerovereenkomst;
e) als praktijkstages die een
onderdeel zijn van een opleiding en die leiden tot het behalen van een
studiebewijs;
f) indien deze diensten wekelijkse
prestaties omvatten die minder dan de helft bedragen van een functie met
volledige prestaties;
g)
[...]
h) als lesgever;
i) op grond van het besluit van de Vlaamse regering van
[11 mei 1999]
betreffende de tewerkstelling buiten het onderwijs of de
psycho-medisch-sociale centra;
2° diensten in
het onderwijs :
a) in een door de Vlaamse
Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde betrekking van de categorie van het
bestuurs- en onderwijzend personeel;
b) indien
deze diensten wekelijkse prestaties omvatten die minder dan de helft bedragen
van een ambt met volledige prestaties;
c)
tegelijkertijd met een ander ambt met volledige prestaties in het
onderwijs.
Kunnen evenmin erkend worden als
nuttige ervaring voor een bekwaamheidsbewijs of een onderdeel van een
bekwaamheidsbewijs, de periodes :
1° van
nascholing, bijscholing, navorming of bedrijfsstage;
2° gedurende welke een persoon is vrijgesteld van
stempelcontrole;
3° van militaire dienst of
burgerdienst;
4° van volledige
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
voor diensten buiten het onderwijs, behoudens als
betrokkene gedurende deze periode activiteiten uitoefent als zelfstandige of
als werknemer;
5° van opzegging indien
tijdens deze periode geen effectieve diensten verstrekt werden.
HOOFDSTUK IV. - Bewijzen van de verstrekte
diensten
Art. 9.
§ 1. Een
personeelslid dat diensten wenst te laten erkennen als nuttige ervaring voor
een bekwaamheidsbewijs of een onderdeel van een bekwaamheidsbewijs moet daartoe
de volgende documenten indienen :
1° indien
de diensten verstrekt werden als werknemer : een attest(en) van diensten
gepresteerd als werknemer waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is
gevoegd;
2° indien de diensten verstrekt
werden als zelfstandige : een verklaring betreffende de diensten verstrekt als
zelfstandige, waarvan het model als bijlage II bij dit besluit is gevoegd. Bij
deze verklaring moet een getuigschrift van inschrijving in het handelsregister
of van inschrijving bij een sociale kas voor zelfstandigen gevoegd worden.
§ 2. Indien een
personeelslid de in § 1 bedoelde documenten niet kan overleggen, mag hij
de gepresteerde diensten bewijzen met een attest van de gemeentelijke
administraties of met een attest van de ontvanger van de directe
belastingen.
[§ 3. Voor de toepassing van dit artikel
mag het personeelslid de gepresteerde diensten bewijzen door alle
rechtsmiddelen.]
HOOFDSTUK V. - Procedure voor erkenning als nuttige
ervaring
Art. 10.
§ l. Uiterlijk bij de
indiensttreding van een personeelslid in een instelling en
[een ambt vermeld in
artikel 2]
, moet de inrichtende macht of haar afgevaardigde nagaan of het
personeelslid diensten heeft gepresteerd die als nuttige ervaring voor een
bekwaamheidsbewijs of een onderdeel van een bekwaamheidsbewijs in aanmerking
zouden kunnen komen.
Het personeelslid dat
dergelijke diensten heeft verstrekt, bezorgt aan de inrichtende macht of haar
afgevaardigde de documenten, voorgeschreven in artikel 9.
§ 2. Indien een
personeelslid fungeert in een instelling en
[een ambt vermeld in
artikel 2]
, en
diensten heeft gepresteerd die het wenst te laten erkennen als nuttige ervaring
voor zijn bekwaamheidsbewijs of een onderdeel van zijn bekwaamheidsbewijs,
bezorgt het aan de inrichtende macht of haar afgevaardigde de documenten,
voorgeschreven in artikel 9.
§ 3. De
inrichtende macht of haar afgevaardigde zendt de documenten die haar door het
personeelslid werden bezorgd, onverwijld naar de bevoegde administratie bij het
[Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming]
die de dossiers beheert van de
personeelsleden van de instelling. Bij de toezending van de documenten vermeldt
de inrichtende macht of haar afgevaardigde voor welke
[vakken, specialiteiten,
modules]
of ambten het personeelslid de erkerming als nuttige ervaring wenst
aan te vragen.
Art. 11.
De bevoegde administratie
onderzoekt of de toegezonden documenten in overeenstemming zijn met de
bepalingen van dit besluit.
In dat geval worden
de documenten onverwijld voorgelegd aan de onderwijsinspectie opgericht bij
[het
decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs]
.
Art. 12.
§ 1. De
bevoegde inspectie adviseert over de relatie tussen de gepresteerde diensten en
[het vak, de specialiteit, de module]
of het ambt door het personeelslid
uitgeoefend in het onderwijs.
Het gemotiveerde
advies betreft het al of niet erkennen van een bepaalde periode als nuttige
ervaring voor het bekwaamheidsbewijs of een onderdeel van het
bekwaamheidsbewijs.
§ 2. Indien de
inspectie een ongunstig advies uitbrengt, wordt dit gemotiveerde advies door de
bevoegde administratie :
1° schriftelijk
meegedeeld aan de inrichtende macht of haar afgevaardigde,
2° bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van het
betrokken personeelslid.
Art. 13.
§ 1. Het
betrokken personeelslid kan binnen zestig dagen na het versturen van het
aangetekend schrijven, de herziening vragen van het uitgebrachte advies. Deze
herzieningsaanvraag moet alle bijkomende elementen bevatten over de inhoud van
de taken die het heeft uitgeoefend tijdens de dienstperiodes waarvan de
erkenning als nuttige ervaring wordt gevraagd of de argumenten waarop wordt
gesteund om de herziening aan te vragen. De aanvraag tot herziening moet
aangetekend worden toegezonden aan de bevoegde administratie. Het betrokken
personeelslid wordt gehoord indien het daarom uitdrukkelijk verzoekt in de
aanvraag tot herziening.
De herzieningsaanvraag
is slechts geldig als ze gemotiveerd is. Enkel als de betrokkene nieuwe
argumenten en/of fouten kan aantonen is een herziening mogelijk.
§ 2. Indien
binnen de voormelde termijn geen aanvraag tot herziening bij de bevoegde
administratie wordt ingediend, wordt het advies van de inspectie
gehandhaafd.
§ 3. Indien
binnen de voormelde termijn wel een vraag tot herziening bij de bevoegde
administratie toekomt, legt deze de aanvraag voor aan
[de inspecteur-generaal]
die na intern overleg hetzij het eerste advies bevestigt, hetzij het advies
geheel of gedeeltelijk wijzigt.
Art. 14.
Nadat het gemotiveerde advies
definitief is geworden beslist de bevoegde ambtenaar of de diensten al dan niet
erkend worden als nuttige ervaring voor het bekwaamheidsbewijs of een onderdeel
van het bekwaamheidsbewijs.
Art. 15.
De beslissing van de bevoegde
ambtenaar wordt toegezonden aan de inrichtende macht of haar afgevaardigde en
aan het betrokken personeelslid.
Art. 16.
De diensten die als nuttige
ervaring voor het bekwaamheidsbewijs of voor een onderdeel ervan werden erkend,
blijven voor het betrokken personeelslid als dusdanig verworven in de volgende
gevallen :
1° bij overgang van een
wervingsambt naar een selectie- of bevorderingsambt of van een selectieambt
naar een bevorderingsambt, voor zover in het selectie- of bevorderingsambt
waarnaar overgegaan wordt nuttige ervaring dienstig is voor het
bekwaamheidsbewijs;
2° bij overgang naar een
andere opdracht zonder dat de specialiteit van de opdracht wijzigt;
[3° bij overgang van een ambt, vak of specialiteit naar
een ambt, vak of specialiteit dat daarmee ambtshalve geconcordeerd
is.]
Art. 17.
De diensten die als nuttige
ervaring werden erkend, moeten opnieuw worden onderzocht overeenkomstig de
procedure bepaald in de artikelen 10 tot 15 bij iedere verandering van
specialiteit van de uitgeoefende opdracht(en) in het onderwijs.
Overeenkomstig de procedure bepaald in de
artikelen 10 tot 15 moeten, ook bij overgang van een ambt waarvoor de nuttige
ervaring niet dienstig is voor het bekwaamheidsbewijs naar een ambt waarvoor de
nuttige ervaring wel dienstig is voor het bekwaamheidsbewijs, de diensten
worden onderzocht die voor erkenning als nuttige ervaring in aanmerking zouden
kunnen komen.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 18.
§ 1. De
volgende regelingen worden opgeheven :
1°
artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend
geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in
de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor
normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar;
2° artikel 4 van het koninklijk besluit van
30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het
secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële
inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële
inrichtingen voor normaalonderwijs;
3°
artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende
de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;
4° artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 31
juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen en de
bezoldigingsregeling in het buitengewoon onderwijs.
§ 2. De volgende
regelingen worden opgeheven wat de instellingen en de personeelsleden betreft,
waarop dit besluit van toepassing is :
1°
artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende
geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair
technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie;
2° artikel 4 van het koninklijk besluit van
31 augustus 1978 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de
gesubsidieerde inrichtingen voor kunstonderwijs, die secundair onderwijs
verstrekken in de plastische kunsten.
3° het
ministerieel besluit van 12 april 1969 houdende de regelen tot staving van de
nuttige ervaring bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 maart
1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en
onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch
personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar,
technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat alsmede de internaten die
van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst belast
met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij het ministerieel besluit
van 28 december 1978.
Art. 19.
§ 1. De
diensten die door een rechtsgeldige schriftelijke verklaring van de overheid
werden erkend als nuttige ervaring voor een vak, een specialiteit of een ambt
blijven hiervoor als dusdanig behouden.
§ 2. De diensten
die vóór 1 februari 1997 feitelijk opgenomen werden als nuttige
ervaring voor het bekwaamheidsbewijs of voor een onderdeel ervan, worden als
dusdanig erkend voor een vak, een specialiteit of een ambt.
Deze erkenning geldt slechts voor het vak, de specialiteit of het
ambt door het personeelslid effectief uitgeoefend op 1 februari 1996 of op 1
februari 1997 of waarvan het titularis was op één van beide data.
§ 3. De
bepalingen van § 2 zijn niet van toepassing op de diensten die niet als
nuttige ervaring werden erkend voor een vak, een specialiteit of een ambt door
een rechtsgeldige verklaring van de overheid, na advies van de bevoegde
inspectie.
Art. 20.
Dit besluit heeft uitwerking
met ingang van 1 september 1997.
Art. 21.
De Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlagen
Bijlage I
Attest van
diensten gepresteerd als werknemer (uit te reiken door werkgever)
De ondergetekende (naam,
voornaam)...........................
(graad)......................................................
van de onderneming of instelling (benaming en
adres)
.............................................................
.............................................................
nummer van inschrijving bij de
RSZ...........................
optredend hetzij
als werkgever, hetzij in naam van of met machtiging van de werkgever, bevestigt
dat...................
.............................................................
(naam, voornamen van de persoon die om het attest
verzoekt)
geboren
te.............................op....................
aangesloten bij de pensioenkas (benaming adres, nr...........
.............................................................
bezoldigde diensten gepresteerd heeft
van
(1)......................tot.......................(data)
van .........................tot.......................(data)
van
.........................tot.......................(data)
en de volgende taken uitgeoefend heeft : (2).................
.............................................................
.............................................................
.............................................................
.............................................................
.............................................................
.............................................................
.............................................................
.............................................................
.............................................................
gedurende ......uur per week.
De voltijdse werkprestaties in de sector van de hiervermelde taken
omvatten ......uur/week.
De ondergetekende
bevestigt op zijn erewoord dat deze verklaring echt en volledig is.
Opgemaakt in drievoud (3) (handtekening)
Te ................, op............
Eventueel, zegel
van de werkgever.
(1) Opzegperiodes waaraan geen prestaties beantwoorden, worden
niet vermeld.
(2) De aard van de uitgeoefende
taken omstandig omschrijven : zowel de afdeling als de concrete werkzaamheden
worden opgesomd.
(3) Het verdient aanbeveling dat
de werkgever of zijn gemachtigde die dit attest uitreikt, een exemplaar zou
bewaren. De overige twee worden aan de betrokkene afgegeven.
Bijlage II
Verklaring
betreffende de diensten verstrekt als zelfstandige (zelfstandige, zelfstandig
helper, familiezaak)
De ondergetekende (naam,
voornaam)...........................
geboren
te...................., op...........................
verklaart diensten uit te oefenen/uitgeoefend te hebben als
zelfstandige,
- van......... tot..............
- van......... tot..............
- van......... tot..............
op
volgend adres.............................................
(eventueel) met inschrijving in het handelsregister..........
onder nr.
...................................................
De volgende taken werden/worden uitgeoefend (1) gedurende
.......uur per week. Een volledige werkprestatie bedraagt 40 uur per week.
.............................................................
.............................................................
.............................................................
.............................................................
.............................................................
Als bewijs van zijn verklaring legt hij volgende
documenten (2) voor :
1)
..........................................................
2) ..........................................................
3)
..........................................................
Gedaan te...................., op................
(handtekening)
(1) De aard van de uitgeoefende
taken omstandig omschrijven : zowel de afdeling als de concrete werkzaamheden
worden opgesomd.
(2) Voorbeeld : getuigschrift
van inschrijving in het handelsregister, van inschrijving bij een sociale kas
voor zelfstandigen, attest van de gemeente of van de ontvanger van belastingen,
e.a.
[Bijlage III]
[Modules in het secundair volwassenenonderwijs waarvoor nuttige ervaring aangevraagd kan worden.]