Besluit van de Vlaamse regering betreffende de concordantie
van de vakken en specialiteiten in het gewoon secundair onderwijs met volledig
leerplan
goedkeuringsdatum
12 JULI 1990
publicatiedatum
B.S.23/08/1990
datum laatste wijziging
10/10/2000
COORDINATIE
B.Vl.R.
9-7-1996 - B.S. 29-8-1996
De Vlaamse regering,
Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige
bepalingen van de onderwijswetgeving, laatst gewijzigd door het decreet van de
Vlaamsqe Raad van 5 juli 1989;
Gelet op de wet van
22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het
Rijksonderwijs, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 456 van 10
september 1986;
Gelet op de wet van 19 juli 1971
betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair
onderwijs, gewijzigd bij de wet van 31 juli 1975;
Gelet op de wet van 11 juli 1973 houdende wijziging van de wet van
29 mei 1959 betreffende het bewaarschoolonderwijs, het lager, middelbaar,
normaal-, technisch, kunst- en buitengewoon onderwijs;
Gelet op het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de
Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs;
Gelet op het akkoord van de Gemeenschapsminister voor
Financiën en Begroting van 19 juni 1990;
Gelet op het protocol van 4 mei 1990 houdende de conclusies van de
onderhandelingen in het Gemeenschappelijk Comité voor alle
overheidsdiensten (Comité A);
Gelet op het
overleg dat, ingevolge artikel 5 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, onder de afgevaardigden van de
inrichtende machten heeft plaatsgehad op 23 april 1990;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van de gemeenschapsminister van
Onderwijs;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op de door de
Vlaamse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde instellingen voor
secundair onderwijs met volledig leerplan, met inbegrip van het experimenteel
secundair onderwijs met beperkt leerplan, doch met uitsluiting van het
buitengewoon secundair onderwijs en het aanvullend secundair
beroepsonderwijs.
Art. 2.
§ 1. Elk leervak en elke specialiteit,
verder aangeduid als "vroegere benaming(en)", dient op basis van de bij
onderhavig besluit gevoegde tabellen, hierna "concordantietabellen" genoemd,
voor de in artikel 4 vermelde noodwendigheden, omgezet te worden naar een vak
met zijn rangschikking en naar een specialiteit met zijn rangschikking,
vastgelegd in het
besluit
van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de
algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken
in de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan,
georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering
van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs en aanvullend
secundair beroepsonderwijs. Laatstbedoelde vakken en specialiteiten worden
verder aangeduid als "nieuwe benamingen".
§ 2. In afwijking van § 1 is voor de
onder de rubrieken 2° en 3° van artikel 4 vermelde noodwendigheden,
geen omzetting vereist indien de vroegere benaming en klassificatie van een
leervak of specialiteit identiek zijn aan de nieuwe benaming en klassificatie
van dit leervak of deze specialiteit.
§ 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt
onder klassificatie verstaan: "algemeen vak", "technisch vak", "kunstvak" of
"praktisch vak".
Art. 3.
§ 1. In de concordantietabellen wordt voor
elke nieuwe benaming van een vak of specialiteit, aangevuld met de
klassificatie ervan en met de vermelding van het niveau waarop dit vak of deze
specialiteit kan voorkomen, een afzonderlijke lijst opgesteld van de vroegere
benamingen van vakken en specialiteiten die naar de nieuwe benaming worden
omgezet.
§ 2. In het geval dat een vroegere benaming
van een vak of specialiteit op meer dan één lijst voorkomt, is er
keuzemogelijkheid inzake de omzetting.
Art. 4.
De omzetting van de vroegere naar de nieuwe
benamingen is vereist :
1° voor de formulering van de vanaf
het schooljaar 1989-1990 vigerende wekelijkse
lessentabellen;
2° voor de toepassing van de bepalingen van
de artikelen 16 en 17
van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel
en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor secundair
onderwijs met volledig leerplan;
3° voor de toepassing van
de reglementering betreffende de boventalligheid, de terbeschikkingstelling
wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de
wedertewerkstelling.
Art. 5.
§ 1. Met het oog op de vaststelling van de
wekelijkse lessentabellen, berust de bevoegdheid voor de omzetting van de
vroegere naar de nieuwe benamingen, overeenkomstig de concordantietabellen, bij
de onderscheiden inrichtende machten van de
onderwijsinstellingen.
§ 2. Bij toepassing van het onder § 1
bepaalde, zijn de inrichtende machten er toe gehouden :
1°
uiterlijk op 31 oktober 1989 bij het Bestuur van het Secundair Onderwijs van
het Ministerie van Onderwijs voorstellen van wekelijkse lessentabellen ter
goedkeuring in te dienen, met dien verstande dat voor zover reeds goedgekeurde
wekelijkse lessentabellen worden overgenomen, uitgaande van één
of meer representatieve organisaties van inrichtende machten,de kennisgeving
daarvan volstaat;
2° daar waar de omzetting een keuze
mogelijk maakt, voor die benaming te opteren die overeenkomt met het tijdens
het schooljaar 1988-1989 bestaande en tijdens het schooljaar 1989-1990
gehandhaafde leerplan.
Art. 6.
§ 1. Voor elk personeelslid, tijdelijk, tot
de stage toegelaten, vastbenoemd of vastbenoemd en erkend daar waar de
erkenning bestaat, dat kan aanspraak maken op de bepalingen van de artikelen 16
en 17 van het voornoemd besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989, moet
een omzetting gebeuren voor elk vak of elke specialiteit.
§ 2. Voor elk personeelslid, tot de stage
toegelaten, vastbenoemd of vastbenoemd en erkend daar waar de erkenning
bestaat, dat onder de toepassing valt van de reglementering betreffende de
boventalligheid, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking,
de reaffectatie en de wedertewerkstelling, dient eveneens een omzetting te
worden doorgevoerd.
§ 3. Ingeval zich voor de in de §§
1 en 2 bedoelde omzettingen een keuzemogelijkheid voordoet, zal er een
raadpleging gebeuren van het bestuurs- en onderwijzend personeel, met
uitzondering van de tijdelijke personeelsleden die niet voor de ganse duur van
het schooljaar worden aangesteld.
Na deze raadpleging zal de
inrichtende macht voor elk betrokken personeelslid en per leerjaar,
onderwijsvorm en onderverdeling, de keuze op grond van de concordantietabellen
beperken tot één nieuwe benaming van een vak of
specialiteit.
§ 4. De in § 3 bedoelde raadpleging
heeft voor de instellingen van het door de Gemeenchap georganiseerd onderwijs
en van het gesubsidieerd officieel onderwijs plaats in het bevoegde
overlegcomité opgericht krachtens de
wet
van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de
overheid en de vakbonden van haar personeel en het
koninklijk
besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van deze
wet.
§ 5. Wat betreft de instellingen van het
gesubsidieerd vrij onderwijs waar een ondernemingsraad bestaat, geschiedt de in
§ 3 bedoelde raadpleging in de schoot van die raad. Van deze raadpleging
wordt een proces-verbaal opgemaakt dat wordt ondertekend door de afgevaardigde
van de inrichtende macht en door de syndikale afgevaardigden van de
representatieve vakbondsorganisatie(s).
In de instellingen waar
geen ondernemingsraad bestaat, dient de raadpleging te geschieden in de
algemene lerarenvergadering. Het proces-verbaal van die raadpleging dient te
worden ondertekend door de afgevaardigde van de inrichtende macht, door vier
vastbenoemde leraars die geen lid zijn van de inrichtende macht, noch het ambt
van directeur of onderdirecteur uitoefenen en door de syndikale afgevaardigden
van de representatieve vakbondsorganisatie(s). Het staat de leraars vrij hun
op- en aanmerkingen op dit proces-verbaal neer te schrijven. Het proces-verbaal
vermeldt de geraadpleegde organen evenals de besluiten van de
raadpleging.
§ 6. Het proces-verbaal is bindend voor de
inrichtende macht, indien de in § 3 bedoelde raadpleging tot een consensus
heeft geleid. Alleen in het geval er geen consensus is en de inrichtende macht
tijdens de raadpleging heeft laten blijken niet akkoord te zijn met het
voorstel van de geraadpleegde organen, kan de omzetting door de inrichtende
macht worden vastgelegd tegen de wil van de geraadpleegde organen
in.
Op basis van het proces-verbaal of de notulen zal de
inrichtende macht per personeelslid de daadwerkelijke omzetting vastleggen, na
het betrokken personeelslid te hebben gehoord. De inrichtende macht dient
vervolgens haar beslissing onverwijld en schriftelijk aan dit personeelslid
mede te delen.
§ 7. Ingeval de in § 6 bedoelde
beslissing niet de goedkeuring wegdraagt van het personeelslid, kan
laatstgenoemde bij het Bestuur van het Secundair Onderwijs van het Ministerie
van Onderwijs, tot uiterlijk twintig dagen na publicatie van onderhavig besluit
in het Belgisch Staatsblad of tot uiterlijk twintig dagen nadat de beslissing
van de inrichtende macht op grond van artikel 7 van dit besluit is herroepen,
een bezwaarschrift neerleggen, dat een eigen voorstel tot omzetting omvat. Dit
voorstel moet in overeenstemming zijn met de concordantietabellen en moet
beperkt blijven tot één vak of specialiteit per leerjaar,
onderwijsvorm en onderverdeling.
§ 8. De directeurs-generaal van het Bestuur
van het Secundair Onderwijs en de Besturen Beheer Personeel en de
Inspecteurs-generaal voor het Secundair Onderwijs van het Ministerie van
Onderwijs, hierna "commissie" genoemd, zullen over de in § 7 bedoelde
bezwaarschriften een uitspraak doen vóór 1 oktober
1990.
§ 9. Ingeval het in § 7 bedoeld voorstel
door de in § 8 bedoelde commissie niet wordt aanvaard, is de door de
inrichtende macht gemaakte keuze in hoofde van het personeelslid bindend en
definitief vanaf 1 september 1989.
§ 10. Ingeval het in § 7 bedoeld
voorstel door de in § 8 bedoelde commissie wordt aanvaard, is de door het
personeelslid gemaakte keuze vanaf 1 september 1990 of ten laatste op het
ogenblik dat de verandering van school zich voordoet of dat de reglementering
inzake terbeschikkingstelling en reaffectatie moet worden toegepast, bepalend
voor de toepassing van de beschikkingen van de artikelen 16 en 17 van het
voornoemd besluit van 14 juni 1989 en van de reglementering betreffende de
boventalligheid, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking,
de reaffectatie en wedertewerkstelling.
Voor het schooljaar
1989-1990 of tot het in het eerste lid bedoelde ogenblik is de door de
inrichtende macht gemaakte keuze bepalend voor de toepassing op het betrokken
personeelslid van de beschikkingen van de artikelen 16 en 17 van het voornoemd
besluit van 14 juni 1989 en van de reglementering betreffende de
boventalligheid, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking,
de reaffectatie en wedertewerkstelling.
§ 11. Voor onderwijsinstellingen die op 1
september 1989 hebben opgehouden te bestaan, dient de in de §§ 1 tot
en met 10 beschreven procedure door die inrichtende macht te worden doorlopen
die per 1 september 1989 de verantwoordelijkheid heeft over het
personeelslid.
Art. 7.
Onverminderd het bepaalde in artikel 6,
§§ 7 tot en met 10, kan een inrichtende macht uiterlijk tot en met 5
september 1990 een beslissing als bedoeld in de artikelen 5, § 2, en 6,
§ 6, herroepen, met inachtneming van de concordantietabellen en met
naleving van de procedure voorzien in de voormelde
artikelen.
Art. 8.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
september 1989.
Art. 9.
De Vlaamse minister van Onderwijs is belast
met de uitvoering van dit besluit.
- (1):
De bijlagen tot dit besluit werden gepubliceerd in
bijvoegsel tot het Belgisch Staatsblad van 23-8-1990.Wijzigingen in de bijlagen (B.Vl.R. 9-7-1996; Art.
22)