OPGEHEVEN: Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het
decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van
beroepsbekwaamheid
goedkeuringsdatum
23 SEPTEMBER 2005
publicatiedatum
B.S.30/11/2005
datum laatste wijziging
26/02/2019
COORDINATIE
B.
5-10-2007 - B.S. 7-11-2007
B.Vl.R. 13-11-2009 - B.S.
18-1-2010
B.Vl.R. 20-6-2014 - B.S. 20-10-2014
B.Vl.R. 28-10-2016 - B.S. 29-12-2016
B.Vl.R. 14-12-2018 - B.S. 26-02-2019
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van
16 juli 1993, en artikel 87, § 1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16
juli 1993;
Gelet op het decreet van 20 maart 1984
houdende oprichting van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, gewijzigd
bij de decreten van 30 mei 1985, 6 maart 1991, 3 maart 1993, 19 april 1995, 7
juli 1998, 18 mei 1999 en 22 december 2000;
Gelet
op het decreet van 20 maart 1984 houdende uitbreiding van de bevoegdheden van
de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, gewijzigd bij de decreten van 30 mei
1985 en 27 juni 2003;
Gelet op het decreet van 8
december 2000 houdende diverse beleidsbepalingen, inzonderheid op artikel
16;
Gelet op het decreet van 30 april 2004
betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid, inzonderheid op
artikel 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11;
Gelet op
het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende de
organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, inzonderheid op
artikel 25 en op artikel 27, § 1;
Gelet op
het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2001 tot vaststelling van
de nadere voorwaarden en regels volgens welke subsidies worden verleend voor
permanente vorming en opleiding voor werkenden en bedrijven, luik
"hefboomkrediet - flankerend beleid", inzonderheid op artikel 5, § 2, en
artikel 9;
Gelet op het besluit van de Vlaamse
Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en begeleidingscheques
voor werknemers, inzonderheid op artikel 4, § 3, gewijzigd bij het besluit
van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van
Vlaanderen, gegeven op 13 juli 2005;
Gelet op het
advies van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 23 juni 2005;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
Begroting, gegeven op 15 juni 2005;
Gelet op het
advies 38.814/1/V van de Raad van State, gegeven op 20 juli 2005, met
toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de
beroepsomscholing en -bijscholing, de Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de post- en parascolaire
vorming;
2° het decreet : het decreet van 30 april 2004
betreffende het verwerven van een titel van
beroepsbekwaamheid;
3° deeltijds leerplichtige : elke
leerling die ingeschreven is in een centrum voor deeltijds onderwijs, die
deeltijdse vorming volgt of in de leertijd zit en daarbij in het bezit is van
een positief advies van de instelling waar hij ingeschreven is waaruit blijkt
dat de betrokkene over voldoende competenties beschikt om met een redelijke
kans op slagen een beoordelingsprocedure voor de titel aan te
vangen;
4° aanvrager : elk individu vanaf achttien jaar of
elke deeltijds leerplichtige;
5° [kansengroepen : personen
die behoren tot een van de volgende groepen :
a) allochtoon
:
1) personen met een sociaal-culturele herkomst van een ander
land die legaal in België verblijven, die al dan niet Belg zijn geworden
en die bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen
:
i) zij of hun ouders zijn in het kader van gastarbeid en
volgmigratie naar ons land gekomen;
ii) ze hebben de status van
ontvankelijk verklaarde asielzoeker of van vluchteling
verkregen;
iii) ze hebben door regularisatie recht op verblijf
in België verworven;
2) personen die geen burger van de
Europese Economische Ruimte zijn of van wie minstens een van de ouders of twee
van de grootouders geen burger van de Europese Unie zijn;
b)
personen met een arbeidshandicap : mensen met een aantasting van hun mentale,
psychische, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden, voor wie het uitzicht
op het verwerven en behouden van een arbeidsplaats en op vooruitgang op die
plaats, langdurig en in belangrijke mate beperkt is of bedreigd
wordt;
c) ervaren werknemers : werknemers als vermeld in
artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige
participatie op de arbeidsmarkt, die ouder zijn dan 50 jaar en jonger dan 65
jaar;
d) kortgeschoolden : personen die aan een van de volgende
voorwaarden voldoen :
1) ze zijn houder van ten hoogste een
diploma van het lager secundair onderwijs;
2) ze zijn houder
van een getuigschrift van een middenstandsopleiding;
3) ze zijn
houder van een niet-erkend buitenlands diploma;
e)
middengeschoolden : personen die houder zijn van ten hoogste een diploma van
het hoger secundair onderwijs; ]¹
6°
beoordelingsinstantie : een organisatie, gevestigd in het Nederlandse
taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, die zorgt voor de
herkenning en de beoordeling van de competenties binnen de procedure tot het
verkrijgen van een titel van beroepsbekwaamheid en die een aanvraag tot
erkenning als beoordelingsinstantie indient;
7° erkende
beoordelingsinstantie : een beoordelingsinstantie die overeenkomstig hoofdstuk
VI is erkend;
8° de erkenningsinstantie : de organisatie
die zorgt voor de erkenning van de competenties binnen de procedure tot het
verkrijgen van een titel van beroepsbekwaamheid;
9° [het
Departement Werk en Sociale Economie : het Departement Werk en Sociale Economie
van de Vlaamse overheid;]¹
10°[de onderwijsinspectie, zoals vermeld in het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs;]³
11° aanvrager die werknemer
is : de aanvrager die tewerkgesteld is in de private of de publieke sector
krachtens een arbeidsovereenkomst, of die, anders dan krachtens een
arbeidsovereenkomst, arbeid verricht onder het gezag van een andere
persoon;
12° aanvrager die zelfstandig is : de aanvrager
die aangesloten is bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering van
Zelfstandigen of bij een sociale verzekeringskas voor
zelfstandigen;
13° niet-werkende werkzoekende : de
aanvrager die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven is bij de Vlaamse
Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of de Brusselse Gewestelijke
Dienst voor Arbeidsbemiddeling;
14°[...]²
15°
talentenpas : een portfolio als vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet,
beperkt tot de competenties die in het licht van een bepaalde
beroepsuitoefening van belang zijn;
16° succescriteria :
criteria die kerncompetenties omzetten naar handelingen in een bepaalde
beroepscontext zodat kan worden beoordeeld of de competenties worden
beheerst;
17° [het ESF-Agentschap : het privaatrechtelijk
vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap ESF-Agentschap Vlaanderen,
vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 8 november 2002 houdende de
oprichting van de VZW ESF-Agentschap;]¹
18° [de regels
van het Europees Sociaal Fonds : de subsidiabiliteitsregels, vermeld in
Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene
bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees
Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr.
1260/1999, in Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de
Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking
van Verordening (EG) nr. 1784/1999 en in Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de
Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van
Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake
het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en
het Cohesiefonds, en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees
Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling.]¹
19°[de
interdepartementale stuurgroep : de stuurgroep die bestaat uit personeelsleden
van het Departement Werk en Sociale Economie, het Departement Onderwijs en
Vorming en het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en
Media.]²
[ ]¹ B. 5-10-2007; [
]² B.Vl.R. 13-11-2009; [ ]³ B.Vl.R.
van 28-10-2016
HOOFDSTUK II. - De aanvraagprocedure
Art. 2.
§ 1. Om op basis van zijn verworven
competenties een titel van beroepsbekwaamheid te verwerven voor een beroep,
vermeld in artikel 3, § 2, dient de aanvrager een aanvraag in bij een
erkende beoordelingsinstantie aan de hand van een door die erkende
beoordelingsinstantie ter beschikking gesteld aanvraagformulier.
[De beoordelingsinstantie bespreekt in een
feedbackgesprek met de aanvrager het resultaat van de beoordeling,
overeenkomstig artikel 7, 5°. De aanvrager die niet geslaagd is, ontvangt
van de beoordelingsinstantie een brief met het resultaat van de beoordeling,
een schriftelijk overzicht van de bewezen competenties en een advies als
vermeld in artikel 7,
5°.]
[De
erkenningsinstantie, vermeld in artikel 16, bezorgt overeenkomstig artikel 16,
3°, aan de aanvrager die geslaagd is per brief de titel van
beroepsbekwaamheid in kwestie.]
§ 2.
[...]
§ 3. De aanvrager kan zijn bezwaren,
vermeld in artikel 10, §
1, van het decreet, indienen bij de beroepscommissie, vermeld in
artikel 17.
B.Vl.R.
van 13-11-2009
HOOFDSTUK III. - Bepaling van de beroepen en
overeenkomstige titels
Art. 3.
§ 1. Jaarlijks verzoekt de minister de
SERV om een advies met betrekking tot een selectie van beroepen met
overeenkomstige titels, rekening houdend met maatschappelijke behoeften en
evoluties, waarvoor de aanvrager in een beoordelingsprocedure kan
stappen.
Die adviesprocedure verloopt als volgt
:
1° de SERV brengt binnen een termijn van vier maanden na
ontvangst van het verzoek van de minister advies uit over de selectie van
bepaalde beroepen en de overeenkomstige titelbenaming;
2°
het door de SERV opgestelde advies bevat de volgende elementen
:
a) de argumentatie voor de selectie van de
beroepen;
b) de benaming van de titel;
c) de
verwijzing naar het overeenkomstige beroepsprofiel; d) de toekenning van een
uniek volgnummer aan de titel.
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt aan de
hand van het advies van de SERV, vermeld in § 1, de beroepen waarvoor een
titel van beroepsbekwaamheid kan worden uitgereikt met de overeenkomstige
titels.
HOOFDSTUK IV. - Bepaling van standaard, succescriteria
en richtlijnen voor de beoordeling
Art. 4.
§ 1. De SERV formuleert uiterlijk binnen
een jaar na de bepaling van de beroepen, vermeld in artikel 3, § 2, voor
de titels van beroepsbekwaamheid, op basis van de door de SERV uitgewerkte
respectievelijke [beroepscompetentieprofielen en
competentieprofielen], vermeld in
artikel 6, 3°, van
het decreet, een advies aan de minister met betrekking tot de standaarden,
vermeld in artikel 2,
4°, van het decreet, aan de hand waarvan de competenties zullen
worden beoordeeld. Die standaarden worden aangevuld met succescriteria en
richtlijnen voor de beoordeling en een classificatie van de titel ter bepaling
van de hoogte van het subsidiebedrag. Die classificatie wordt omstandig
gemotiveerd overeenkomstig artikel 12, § 3. Iedere standaard krijgt
hetzelfde unieke volgnummer als de overeenkomstige titel.
§ 2.
[...]
§ 3. [De minister
bepaalt voor iedere titel de standaard, de succescriteria, de richtlijnen voor
de beoordeling en de classificatie met de bijbehorende hoogte van het
subsidiebedrag op basis van het advies van de SERV, vermeld in paragraaf 1. Het
[[Departement Werk en Sociale Economie]] bezorgt voor iedere
titel de door de minister vastgelegde standaard, succescriteria en richtlijnen
voor beoordeling aan het ESF-Agentschap en aan de interdepartementale
stuurgroep.]
B.Vl.R. 13-11-2009; [[ ]] B.Vl.R.
van 20-6-2014
HOOFDSTUK V. - Procedure op basis waarvan het verband
met betrekking tot de beroepsspecifieke competenties tussen enerzijds erkende
studiebewijzen en competentiebewijzen en anderzijds titels van
beroepsbekwaamheid eenduidig wordt vastgelegd
[...]
B.Vl.R.
van 13-11-2009
HOOFDSTUK VI. - De
beoordelingsinstantie
Art. 6.
§ 1. Om erkend te worden, moet de
beoordelingsinstantie aan volgende kwaliteitsvoorwaarden, vermeld in artikel 8
van het decreet, voldoen :
1° opgericht zijn in de vorm van
een rechtspersoon;
2° beschikken over een organisatielabel
als vermeld in artikel 6, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van
24 juli 2001 betreffende de voorwaarden en de procedure tot toekenning,
wijziging en intrekking van projectgebonden subsidies uit het Europees Sociaal
Fonds met betrekking tot doelstelling 3, zwaartepunten 1 en 2, voor haar
diensten, vermeld in artikel 5, of over een certificaat of een erkenning in het
kader van de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers, vermeld in
artikel 3, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003
betreffende de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers, specifiek
gericht op de dienstverlening, vermeld in artikel 7.
Als de
beoordelingsinstantie een onderwijsinstelling is, is het voldoende dat ze
beschikt over een gunstig doorlichtingsverslag van Inspectie Onderwijs waaruit
blijkt dat ze in staat is om de dienstverlening, vermeld in artikel 7,
kwaliteitsvol uit te voeren.
Als de beoordelingsinstantie een
hoger onderwijsinstelling is, is het voldoende de betreffende regelgeving
inzake de kwaliteitsborging over de erkenning van eerder verworven competenties
en kwalificaties als vermeld in het
decreet
van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger
onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen, na te
leven om de dienstverlening, vermeld in artikel 7, kwaliteitsvol uit te voeren;
3°[uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk
akkoord gaan om minstens eenmaal om de drie jaar zich te onderwerpen aan de
kwaliteitsaudits op organisatieniveau, door of op verzoek van het
ESF-Agentschap om te evalueren of de beoordelingsinstantie haar bedrijfsvoering
kwaliteitsvol opneemt;]
4° een draaiboek
van de beoordelingsprocedure en -methodologie voorleggen waarin bij de
beschrijving ervan de volgende zaken aan bod komen :
a) de
duiding dat bij de analyse van de talentenpas of portfolio rekening zal worden
gehouden met de standaard en succescriteria, vermeld in artikel 4, § 3, en
de lijsten, vermeld in artikel 5, § 3;
b) een schematisch
overzicht van de beoordelingsactiviteiten dat per kerncompetentievereiste uit
de standaard, vermeld in artikel 4, § 3, weergeeft hoe de beoordeling in
overeenstemming met de succescriteria en richtlijnen voor beoordeling, vermeld
in artikel 4, § 3 opgezet wordt;
5° beschikken over
een aantoonbare ervaring van minstens een jaar inzake het ontwikkelen van
instrumenten om competenties te beoordelen;
6° minstens een
begeleider in dienst hebben die :
a) al bewezen kennis en
effectieve ervaring van minstens een jaar heeft met betrekking tot het
oplijsten van competenties en het samenstellen van portfolio's. De minister kan
andere ervaring gelijkstellen met de voornoemde ervaring inzake het oplijsten
van competenties en samenstellen van portfolio's aan de hand van een curriculum
vitae waarin de relevante ervaring wordt bewezen;
b) vertrouwd
is met de beroepsuitoefening die verbonden is aan de titels;
c)
voorafgaand aan de dienstverlening een training heeft doorlopen die gericht is
op de ontwikkeling van de eigen deskundigheid met betrekking tot het vervullen
van de begeleidingsopdracht van de beoordelingsinstantie;
d)
geen beoordelingsactiviteiten verstrekt;
7° minstens twee
beoordelaars in dienst hebben die :
a) al bewezen kennis en
effectieve ervaring van minstens een jaar hebben met betrekking tot het
beoordelen van verworven competenties. De minister kan andere ervaring
gelijkstellen met de voornoemde ervaring inzake het beoordelen van verworven
competenties aan de hand van een curriculum vitae waarin de relevante ervaring
wordt bewezen;
b) vertrouwd zijn met de beroepsuitoefening die
verbonden is aan de titels;
c) voorafgaand aan de
dienstverlening inzake het beoordelen van competenties, een training hebben
doorlopen die gericht is op de ontwikkeling van de eigen deskundigheid met
betrekking tot het vervullen van de dienstverlening, vermeld in artikel
7;
d) geen begeleidingsactiviteiten
verstrekt;
8° de beoordelaars met minder dan een jaar
beroepservaring uitsluitend laten werken onder de rechtstreekse supervisie van
een meer ervaren beoordelaar die ook de eindverantwoordelijkheid draagt voor
het verloop van de beoordeling;
9° voor alle begeleiders en
beoordelaars een vormingsplan hebben dat in samenspraak met hen is opgesteld en
dat gericht is op de ontwikkeling van de eigen deskundigheid met betrekking tot
het vervullen van de dienstverlening, vermeld in artikel
7;
10° de beoordelingsactiviteiten onafhankelijk en
onpartijdig organiseren van de begeleidingsactiviteiten en eventuele
opleidings- en/of onderwijsactiviteiten;
11° de
competenties van een aanvrager omwille van de betrouwbaarheid door twee
beoordelaars laten beoordelen;
12° op een objectieve,
respectvolle en niet-discriminerende wijze handelen;
13°
uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk akkoord gaan om de bepalingen van de
gedragscode, gevoegd als bijlage bij dit besluit, na te
leven;
14° de dienstverlening ter beschikking stellen van
alle potentiële aanvragers voor de beoordeling van hun verworven
competenties;
15° in alle faciliteiten voorzien zodat de
toegankelijkheid, de beschikbaarheid en de bereikbaarheid zijn gegarandeerd en
die aan alle potentiële aanvragers bekendmaken;
16°
een inschatting voorleggen van haar potentieel van aanvragers voor de titel in
kwestie met een toelichting hoe en in welke mate de regionale spreiding wordt
gegarandeerd.
De minister kan nadere aanwijzingen geven over de
wijze waarop de voornoemde voorwaarden kunnen worden ingevuld.
§ 2. De beoordelingsinstantie dient een
aanvraagdossier tot erkenning bij het ESF-agentschap in. Voor elke uitbreiding
van titels waarvoor men als erkende beoordelingsinstantie wil optreden, moet de
instantie een nieuwe aanvraag indienen waaruit blijkt dat de
beoordelingsinstantie voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, § 1,
4°, 6°, 7°, 11°, en 16°, voor haar diensten met betrekking
tot die nieuwe titels.
§ 3. Het ESF-agentschap onderzoekt de
volledigheid van de aanvragen tot erkenning overeenkomstig de bepalingen van
§ 1 en § 2.
De aanvragen tot erkenning die door het
ESF-agentschap volledig zijn bevonden, worden voor inhoudelijk advies
voorgelegd aan experts die vertrouwd zijn met de titel in kwestie waarvoor een
erkenning wordt aangevraagd. Die experts worden afgevaardigd door het
ESF-agentschap, de SERV, [het [[Departement Werk en Sociale Economie]] en het beleidsdomein Onderwijs en
Vorming]. De experts van de vier voornoemde instanties
bezorgen elk afzonderlijk een inhoudelijk advies over de erkenningsaanvraag
uiterlijk vijftien werkdagen na de ontvangst van de door het ESF-agentschap
volledig bevonden aanvraag. Als een advies niet binnen de voornoemde termijn
van vijftien werkdagen wordt verleend, wordt het advies als gunstig ten aanzien
van de aanvraag tot erkenning beschouwd.
[Het
ESF-Agentschap bundelt de vier inhoudelijke adviezen en bezorgt die samen met
een synthese aan de minister. De minister beslist over de aanvragen tot
erkenning van de beoordelingsinstanties. De erkenning geldt voor onbepaalde
duur.]
[...]
§ 4. Als de minister beslist om de
beoordelingsinstantie niet te erkennen, kan de beoordelingsinstantie in kwestie
binnen een maand na de beslissing van de minister de nodige aanpassingen aan
het aanvraagdossier doorvoeren en zal de minister in de maand na de ontvangst
van de aanpassingen een nieuwe beslissing
nemen.
B.Vl.R. 13-11-2009; [[ ]] B.Vl.R.
van 20-6-2014
[Art. 6bis.
Een erkende beoordelingsinstantie kan bij
de uitvoering van het project, een beroep doen op personen die geen werknemers
zijn van de beoordelingsinstanties, op voorwaarde dat die personen aan de
volgende voorwaarden voldoen :
1° het zijn natuurlijke
personen;
2° ze beschikken over expertise met betrekking
tot het beoordelen van competenties, namelijk :
(a) ze zijn
vertrouwd met de beroepsuitoefening die verbonden is aan de titel van
beroepsbekwaamheid;
(b) ze beschikken over bewezen kennis en
effectieve ervaring van minstens een jaar met betrekking tot het beoordelen van
verworven competenties. De minister kan nadere ervaring gelijkstellen met
bovengenoemde ervaring in het beoordelen van verworven competenties aan de hand
van een curriculum vitae waarin de relevante ervaring wordt bewezen. Bij minder
dan een jaar ervaring dient de beoordelaar onder rechtstreekse supervisie van
een meer ervaren beoordelaar te werken. De meer ervaren beoordelaar draagt in
dat geval ook de eindverantwoordelijkheid voor het verloop van de
beoordeling;
(c) ze hebben voor de dienstverlening inzake het
beoordelen van competenties, een training gevolgd die gericht is op de
ontwikkeling van de eigen deskundigheid met betrekking tot het vervullen van de
dienstverlening, vermeld in artikel 7;
3° ze oefenen alleen
de taken uit, vermeld in artikel 7, 4°;
4° ze ontvangen
voor de uitoefening van de taken, vermeld in artikel 7, 4°, maximaal 125
euro per uur van de beoordelingsinstantie, zonder dat de totaal uitgekeerde
vergoeding voor de uitoefening van die taken meer mag bedragen dan dertig
procent van de totale subsidie, vermeld in artikel 9 van dit
besluit;
5° ze leveren zelf geen doelpubliek aan voor de
beoordeling.]
B.
van 5-10-2007
Art. 7.
De erkende beoordelingsinstantie levert een
kwaliteitsvolle dienstverlening door :
1° de
beoordelingsprocedure en -methodologie, rekening houdend met validiteit en
betrouwbaarheid, uit te werken, zoals beschreven in het draaiboek als onderdeel
van het erkenningsdossier, vermeld in artikel 6, § 1, 4°, voor de
titels waarvoor men als beoordelingsinstantie een erkenning heeft
verkregen;
2° op verzoek van de aanvrager begeleiding te
bieden bij het inventariseren van zijn competenties en/of bij het invullen en
samenstellen van zijn talentenpas;
3° in geval van
begeleiding als vermeld in 2°, een advies te formuleren over het instappen
in de beoordeling van verworven competenties of over het volgen van een
opleiding of loopbaandienstverlening of over het volgen van een
trajectbegeleiding;
4° de verworven competenties van de
aanvrager te beoordelen op basis van een analyse van de talentenpas of
portfolio en/of op basis van beoordelingsactiviteiten volgens de uitgewerkte
beoordelingsprocedure en -methodologie, vermeld in 1°. Die beoordeling
wordt in een verslag als vermeld in 6° weergegeven;
5°
het resultaat van de beoordeling en naar gelang het geval het advies tot het
toekennen van de titel in kwestie of een advies over het volgen van een
opleiding, het volgen van loopbaandienstverlening of het volgen van
trajectbegeleiding met de aanvrager te formuleren en te bespreken. Voornoemd
resultaat en advies worden daarna overeenkomstig artikel 2, § 1, tweede
lid, aan de aanvrager bezorgd;
6° het advies tot het
toekennen van de titel aan de erkenningsinstantie te verzenden. Dat advies
bevat in ieder geval de identificatiegegevens van zowel de aanvrager als de
beoordelingsinstantie, de titel waarvoor beoordeeld werd, een verslag van de
beoordeling en de data van de beoordeling;
7° aan de
interdepartementale stuurgroep gegevens te bezorgen die noodzakelijk zijn voor
de monitoring, vermeld in artikel 18. Die gegevens moeten anoniem
zijn;
8° in voorkomend geval feedback te geven aan de SERV
over de standaard, succescriteria en richtlijnen voor
beoordeling;
[9° het registreren van de begeleidings- en
beoordelingsacties van de aanvragers door middel van een
cliëntvolgsysteem.]
B.
van 5-10-2007
Art. 8.
§ 1. De minister kan de erkenning
schorsen, de termijn van erkenning van onbepaalde duur naar bepaalde duur
omzetten of de erkenning intrekken als werd vastgesteld dat
:
1° de beoordelingsinstantie de bepalingen van dit besluit
niet naleeft;
2° de zaakvoerder, exploitant of
verantwoordelijke van de beoordelingsinstantie of zijn aangestelden of
lasthebbers een onherroepelijke veroordeling hebben opgelopen wegens valsheid
in geschrifte of wegens misdaden en wanbedrijven, bepaald in titel VII en IX
van het Strafwetboek;
3° de beoordelingsinstantie gedurende
twee opeenvolgende jaren geen beoordeling overeenkomstig dit besluit heeft
georganiseerd;
4° de erkenning is verleend op basis van
verklaringen die vals, onvolledig of onjuist worden
bevonden;
5° de beoordelingsinstantie de inlichtingen die
ze ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren, willens en
wetens vervalst;
6° de beroepscommissie, vermeld in artikel
17, al meerdere malen bezwaren, ingediend tegen de erkende
beoordelingsinstantie, terecht heeft bevonden.
§ 2. Als de erkenning is ingetrokken
omdat de beoordelingsinstantie niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in
artikel 6, § 1, kan de beoordelingsinstantie in kwestie een nieuwe
aanvraag tot erkenning indienen zodra ze opnieuw aan alle voorwaarden voldoet
en in voorkomend geval ook het door het ESF-agentschap voorgestelde
verbetervoorstel binnen de haar opgelegde termijn implementeert.
In de andere gevallen waarbij de erkenning is ingetrokken, kan
de beoordelingsinstantie in kwestie pas opnieuw een erkenning aanvragen een
jaar na de intrekking van de erkenning.
Als de erkenning is
ingetrokken omdat bij de beoordelingsinstantie herhaaldelijk inbreuken,
ernstige gebreken of onregelmatigheden werden vastgesteld, kan de minister
bepalen dat de beoordelingsinstantie pas na drie jaar een nieuwe erkenning kan
aanvragen.
In de gevallen waarbij een erkenning omgezet is
naar bepaalde duur, kan de beoordelingsinstantie in kwestie pas opnieuw een
erkenning voor onbepaalde duur aanvragen een jaar nadat de erkenning is
omgezet.
HOOFDSTUK VII. - Steunverlening aan de erkende
beoordelingsinstanties
(voetnoot 1)
Art. 9.
Binnen de grenzen van de daartoe
goedgekeurde begrotingskredieten kan een subsidie worden toegekend aan de
erkende beoordelingsinstanties. Daartoe moet de erkende beoordelingsinstantie
aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° een volledige
kostprijsboekhouding voeren en een natuurlijk persoon of rechtspersoon
aanstellen die verantwoordelijk is voor de financiële verrichtingen in
verband met de dienstverlening van de beoordelingsinstantie, vermeld in artikel
7;
2° minstens jaarlijks een werkingsverslag aan het
ESF-agentschap voorleggen. Dat werkingsverslag bevat een inhoudelijk rapport
van de werkzaamheden, zoals een gedetailleerde beschrijving van de uitgewerkte
beoordelingsprocedure en -methodologie en de validiteit en betrouwbaarheid
ervan, de uitvoering van het beoordelen van competenties, een rapportage van de
resultaten van de beoordeling en een rapportage van de klachtenbehandeling. Het
ESF-agentschap kan nadere instructies geven betreffende de concrete informatie
die moet worden verstrekt;
3° financiële rapportages
opstellen, overeenkomstig de regels van het Europees Sociaal Fonds. De
subsidiabele basis omvat alle kosten die toegestaan zijn volgens de regels van
het Europees Sociaal Fonds. De financiële rapportage bevat
:
a) de uitgaven, gebaseerd op de bewijsstukken die op verzoek
kunnen worden voorgelegd;
b) een overzicht van subsidies die
van andere openbare besturen werden ontvangen of worden
verwacht;
c) de instroom- en uitstroomgegevens met betrekking
tot begeleiding of beoordeling.
Art. 10.
§ 1. Aan de erkende
beoordelingsinstanties wordt, met behoud van de toepassing van artikel 9, een
subsidie verleend voorzover de aanvrager aan de volgende cumulatieve
voorwaarden voldoet :
1° op eigen initiatief een verzoek
tot het beoordelen van zijn competenties aan een erkende beoordelingsinstantie
richten;
2°[maximaal twee keer gedurende
een jaar een begeleiding en beoordeling doorlopen per
beroep;]
3° voor de begeleiding, vermeld
in artikel 7, 2° en 3°, geen vergoeding betalen;
4° voor de beoordeling van verworven competenties een
vergoeding van maximaal 100 euro betalen. De aanvrager die werknemer is en tot
de kansengroepen behoort, en de aanvrager die zelfstandig is, betaalt een
vergoeding van maximaal 50 euro voor de beoordeling. De aanvrager die
zelfstandig is en tot de kansengroepen behoort, betaalt een vergoeding van
maximaal 25 euro voor de beoordeling. Voor niet-werkende werkzoekenden en
deeltijds leerplichtigen is de dienstverlening inzake het beoordelen van
competenties gratis. De aanvrager kan opleidings- en begeleidingscheques als
vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 betreffende de
opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers, aanwenden als voldaan is
aan het voornoemde besluit;
5° de voor de begeleiding en
beoordeling gedane vervoerskosten niet zelf betalen.
§ 2. De aanvrager moet op het
aanvraagformulier op erewoord verklaren dat hij voldoet aan alle voorwaarden,
vermeld in § 1.
B.Vl.R.
van 13-11-2009
Art. 11.
De subsidieaanvragen die aan artikelen 9
en 10 voldoen, worden door het ESF-agentschap
beoordeeld.
Art. 12.
§ 1. [Om een kwaliteitsvolle
dienstverlening uit te bouwen overeenkomstig artikel 6 en 7, alsook om de
inhoudelijke uitwerking, promotie en sensibiliseringsactiviteiten en de
administratieve voortgangscontrole ervan te realiseren, ontvangt de erkende
beoordelingsinstantie een eenmalige opstartvergoeding ten bedrage van 15.000
euro, vermeerderd met een bedrag van 5.000 euro per extra titel waarvoor de
erkende beoordelingsinstantie optreedt.]
§ 2. De erkende beoordelingsinstantie
ontvangt per aanvrager maximaal een subsidie van [240] euro om begeleiding te
bieden bij het reflecteren over zijn competenties of bij het invullen en
samenstellen van zijn talentenpas als vermeld in artikel 7, 2°, met als
resultaat een advies als vermeld in artikel 7, 3°, voorzover de aanvrager
in kwestie niet over een portfolio uit loopbaandienstverlening,
trajectbegeleiding of een inburgeringstraject beschikt.
§ 3. De erkende beoordelingsinstantie
ontvangt per aanvrager van wie de competenties door de erkende
beoordelingsinstantie overeenkomstig artikel 7, 4°, 5° en 6°,
worden beoordeeld een subsidie van [960] euro, [1.200] euro of [1.440] euro
naar gelang van de titel waarvoor de aanvrager een beoordeling
onderneemt.
Het subsidiebedrag van 800 euro geldt voor titels
waarvan de af te leggen proeven voor het beoordelen van de competenties volgens
de standaard, succescriteria en richtlijnen voor beoordeling in kwestie gering
materiaalgebruik, geen beroepsspecifieke of dure software en evenmin de inzet
van een machinepark vereisen.
Het subsidiebedrag van 1.000 euro
geldt voor titels waarvan de af te leggen proeven voor het beoordelen van de
competenties volgens de standaard, succescriteria en richtlijnen voor
beoordeling in kwestie voornamelijk één of meer van het volgende
vereisen :
1° materiaalgebruik;
2° de
inzet van beroepsspecifieke software;
3° de inzet van
beroepsspecifieke machines.
Het subsidiebedrag van 1.200 euro
geldt uitsluitend voor titels waarvan de af te leggen proeven voor het
beoordelen van de competenties volgens de standaard, succescriteria en
richtlijnen voor beoordeling in kwestie voornamelijk een of meer van het
volgende vereisen :
1° het gebruik van veel of dure
materialen;
2° de inzet van zeer beroepsspecifieke en dure
software;
3° de inzet van zeer specifieke en dure
machines;
4° een aanzienlijk langere duurtijd van de
beoordelingsactiviteiten.
De minister legt aan de hand van het
advies van de SERV over de classificatie, vermeld in artikel 4, § 1, vast
welk subsidiebedrag, namelijk 800 euro, 1.000 euro of 1.200 euro, geldt voor de
beoordeling van de competenties van de titel in kwestie.
[§ 4. De subsidieerbare basis omvat alle
kosten die zijn toegestaan volgens de regels van het Europees Sociaal Fonds.
Indien de aanvrager een sectoraal opleidingsfonds is, is er geen verplichting
tot een sectorale inbreng van twintig
procent.]
B.
van 5-10-2007
Art. 13.
[Jaarlijks kan op verzoek van de erkende
beoordelingsinstantie een voorschot van één vijfde van de totale
goedgekeurde subsidie worden uitbetaald overeenkomstig de regels van het
Europees Sociaal Fonds. Het saldo van de toegekende subsidie wordt uitgekeerd
overeenkomstig de regels van het Europees Sociaal
Fonds.]
B.
van 5-10-2007
Art. 14.
De minister kan nadere administratieve
voorwaarden en regels bepalen voor de steunverlening en de procedure tot het
verkrijgen van subsidies. Het ESF-agentschap bezorgt alle gegevens die nodig
zijn voor de monitoring, vermeld in artikel 18, aan de interdepartementale
stuurgroep.
Art. 15.
De subsidiedossiers met betrekking tot de
dienstverlening van voor de schorsing of de intrekking van de erkenning,
vermeld in artikel 8, die voldoen aan alle bepalingen van dit besluit, worden
nog overeenkomstig dit besluit behandeld.
[Art. 15bis.
[[...]]
]
B. 5-10-2007; [[ ]]
B.Vl.R.
van 13-11-2009
HOOFDSTUK VIII. - De
erkenningsinstantie
Art. 16.
[Het [[Departement Werk en Sociale Economie]] ] wordt
aangewezen als erkenningsinstantie voor de erkenning van de competenties binnen
de procedure tot het verkrijgen van een titel van beroepsbekwaamheid.
Die erkenningsinstantie heeft als opdracht
:
1° voor de titels van beroepsbekwaamheid, vermeld in
artikel 3, een format vastleggen die minstens de naam van de titelhouder, het
logo van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, de erkende
beoordelingsinstantie, de datum en de competenties zoals vastgelegd in de
respectievelijke standaarden bevat;
2° een format voor de
talentenpas vastleggen;
3° op basis van het advies van de
erkende beoordelingsinstantie, vermeld in artikel 7, 6°, titels van
beroepsbekwaamheid als vermeld in artikel 3, toekennen en
uitreiken;
4°[...]
5° de gegevens
beheren, namelijk de identificatiegegevens van de aanvragers en de beoordelaars
en het resultaat van de beoordeling;
6° de gegevens,
vermeld in 5°, op anonieme wijze aan de interdepartementale stuurgroep
bezorgen;
7° op toegankelijke wijze een databank
installeren en beheren met informatie over de titels, standaarden,
succescriteria en richtlijnen voor de beoordeling,
[...];
8°
potentiële aanvragers sensibiliseren tot het verwerven van een titel van
beroepsbekwaamheid;
9° belanghebbenden, zoals werkgevers en
onderwijs- en opleidingsinstellingen, sensibiliseren;
10°[jaarlijks een jaarverslag opstellen over de verrichte
activiteiten, dat aan de minister, de SERV en de interdepartementale stuurgroep
wordt bezorgd.]
B.Vl.R. 13-11-2009; [[ ]] B.Vl.R.
van 20-6-2014
HOOFDSTUK IX. - De beroepscommissie
Art. 17.
§ 1. De beroepscommissie vergadert
telkens als een bezwaar als vermeld in
artikel 9, § 1,
van het decreet wordt ingediend.
De verzoekende partij richt
haar bezwaar met een aangetekende brief aan de voorzitter van de
beroepscommissie. In dat bezwaarschrift haalt de verzoeker alle nodige bewijzen
en argumenten aan ter staving van het bezwaar.
De voorzitter
stelt een zittingsdag vast. De zitting moet plaatsvinden binnen een maand na de
ontvangst van het bezwaar. Tijdens die zitting doet de beroepscommissie
uitspraak over het ingediende bezwaar.
§ 2. De uitnodigingen, ondertekend door
de voorzitter, worden met een aangetekende brief uiterlijk tien werkdagen voor
de zittingsdag naar alle leden van de beroepscommissie verstuurd. Ze bevatten
de datum en plaats van de zitting, de agendapunten en alle documenten die
betrekking hebben op de te behandelen punten.
De
uitnodigingen, ondertekend door de voorzitter, worden eveneens met een
aangetekende brief uiterlijk tien werkdagen voor de zittingsdag naar de
verzoeker in kwestie verstuurd en naar de instantie tegen wiens beslissing
bezwaar werd ingediend, met vermelding van de datum en de plaats van de zitting
en met de documenten die betrekking hebben op het te behandelen punt waarbij de
verzoeker betrokken is.
§ 3. De beroepscommissie geeft tijdens
de zitting aan de verzoeker de kans om zijn standpunt uiteen te zetten. De
verzoeker mag zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een derde. In geval
van vertegenwoordiging door een derde moet een geschreven volmacht kunnen
worden voorgelegd. Vervolgens krijgt de instantie tegen wiens beslissing
bezwaar is ingediend eveneens de kans om haar standpunt uiteen te
zetten.
§ 4. De beroepscommissie beraadslaagt en
stemt geldig als al haar leden regelmatig zijn opgeroepen en ten minste de
helft ervan aanwezig is.
De beroepscommissie beraadslaagt en
stemt met gesloten deuren, na het horen van de standpunten van de verzoeker en
van de instantie tegen wiens beslissing bezwaar is ingediend. De verzoeker en
de instantie mogen de beraadslaging en stemming niet bijwonen.
Er wordt gestemd met handopsteking. Stemming bij wijze van
volmacht wordt niet aanvaard.
De beslissingen worden getroffen
bij meerderheid van de aanwezige leden. In geval van staking van stemmen is de
stem van de voorzitter doorslaggevend.
§ 5. De beroepscommissie neemt een
gemotiveerde beslissing over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het
bezwaar. Indien het bezwaar gegrond is, kan de beroepscommissie nooit zelf
competenties beoordelen of erkennen of titels uitreiken
[...].
In het geval de
verzoekende partij een bezwaar heeft omtrent zijn beoordeling of de adviezen,
vermeld in artikel 2, kan de beroepscommissie onder meer bevelen dat de
aanvrager recht heeft op een nieuwe beoordeling of een nieuw advies, vermeld in
artikel 2, onder de door de beroepscommissie te stellen voorwaarden. Deze
voorwaarden kunnen onder meer inhouden dat :
a) een nieuwe
beoordeling afhankelijk wordt gemaakt van de organisatie van een nieuwe proef
of een onderdeel daarvan. De beroepscommissie kan de termijn en de
materiële voorwaarden bepalen waaronder die beoordeling moet gebeuren;
b) welbepaalde elementen bij de totstandkoming van de nieuwe
beoordeling of het nieuwe advies niet worden betrokken;
c)
welbepaalde elementen bij de totstandkoming van de nieuwe beoordeling of het
nieuwe advies kennelijk in aanmerking moeten worden genomen.
De beslissing wordt geformuleerd en goedgekeurd tijdens de
zitting en wordt nadien in twee exemplaren door de voorzitter en een bijzitter
ondertekend waarvan een exemplaar uiterlijk twee weken na de zitting waarop de
zaak in beraad werd genomen, met een aangetekende brief wordt bezorgd aan de
verzoeker en aan de instantie tegen wiens beslissing bezwaar werd ingediend.
Elk lid van de beroepscommissie ontvangt een kopie van de beslissing en een
origineel berust op het secretariaat.
§ 6. Van elke vergadering van de
beroepscommissie wordt een verslag opgesteld dat, na goedkeuring door alle
aanwezige leden, door de voorzitter en een bijzitter in twee exemplaren wordt
ondertekend. Elk lid ontvangt een kopie van het verslag en een origineel berust
op het secretariaat.
Het verslag bevat in ieder geval de namen
van de aanwezige leden en de verontschuldigden, het standpunt van beide
partijen, vermeld in § 3, en als de beslissing niet met eenparigheid van
stemmen wordt genomen, de verschillende standpunten van de leden van de
beroepscommissie.
§ 7. Bij afwezigheid of verhindering van
de voorzitter wordt die vervangen door een bijzitter.
Bij
vervanging vervult de vervanger de plichten van de
voorzitter.
§ 8. Alle stukken, verslagen en
beraadslagingen van de beroepscommissie zijn vertrouwelijk en worden op het
secretariaat van de beroepscommissie gedurende vijf jaar bijgehouden. De
beslissingen van de beroepscommissie zijn bindend voor beide partijen, vermeld
in § 3.
B.Vl.R.
van 13-11-2009
HOOFDSTUK X. - Monitoring
Art. 18.
De interdepartementale stuurgroep zorgt
voor het monitoren van de maatregel titel van beroepsbekwaamheid naar het
succes en falen van welbepaalde titels, het aantal en profiel van aanvragers
die al dan niet een volwaardig traject van begeleiding of beoordeling al dan
niet succesvol doorlopen, het aantal en het profiel van de erkende
beoordelingsinstanties, de beoordelingsprocedures en - methodologieën die
ontwikkeld en toegepast worden, de tevredenheid over de dienstverlening en het
aantal en de aard van de klachten van aanvragers zowel behandeld in de
klachtenbehandeling van de erkende beoordelingsinstantie als in de
beroepscommissie. De interdepartementale stuurgroep kan concrete instructies
terzake bepalen.
Jaarlijks wordt hierover een jaarverslag
opgesteld dat aan de minister en aan de SERV wordt
bezorgd.
HOOFDSTUK XI. - Wijzigings- en
opheffingsbepalingen
Art. 19.
Aan artikel 25, derde streepje, van het
besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende de organisatie
van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding worden de volgende woorden
toegevoegd : ...
Art. 20.
Aan artikel 27, § 1, derde streepje,
van hetzelfde besluit worden de volgende woorden toegevoegd :
...
Art. 21.
In artikel 5, § 2, van het besluit van
de Vlaamse Regering van 28 september 2001 tot vaststelling van de nadere
voorwaarden en regels volgens welke subsidies worden verleend voor permanente
vorming en opleiding voor werkenden en bedrijven, luik "hefboomkrediet -
flankerend beleid" worden de volgende wijzigingen aangebracht :
...
Art. 22.
In artikel 9 van hetzelfde besluit worden
de volgende wijzigingen aangebracht : ...
Art. 23.
Aan artikel 4, § 3, van het besluit
van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en
begeleidingscheques voor werknemers, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse
Regering van 27 augustus 2004, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als
volgt : ...
Art. 24.
De lopende projecten die door de minister
goedgekeurd zijn in het kader van artikel 5, § 2, 1°, b), van het
besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2001 tot vaststelling van de
nadere voorwaarden en regels volgens welke subsidies worden verleend voor
permanente vorming en opleiding voor werkenden en bedrijven, luik
"hefboomkrediet-flankerend beleid", worden overeenkomstig het voornoemde
besluit verder behandeld totdat het project in kwestie is afgelopen of wordt
stopgezet.
HOOFDSTUK XII. -
Inwerkingtredingsbepaling
Art. 25.
Het
decreet
van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van
beroepsbekwaamheid treedt in werking op de dag van de bekendmaking van dit
besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 26.
Dit besluit treedt in werking op de dag
van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van
artikel 22 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari
2005.
Art. 27.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de
beroepsomscholing en -bijscholing, de Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de post- en parascolaire
vorming, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit.
Bijlage
Gedragscode voor het herkennen en beoordelen van
competenties (besluit van de Vlaamse Regering betreffende het verwerven van een
titel van beroepsbekwaamheid)
In deze code gebruiken we meestal de
mannelijke vorm 'hij' om te verwijzen naar een persoon. Die mannelijke vorm
verwijst zowel naar mannen als vrouwen.
Inleiding
De gedragscode gebruikt de termen 'aanvrager' en 'beoordelaar'
als volgt :
- aanvrager : de persoon die het
beoordelingsproces van zijn of haar verworven competenties instapt en
doorloopt;
- begeleider : zowel de persoon die binnen de
beoordelingsinstantie begeleiding biedt bij het reflecteren over competenties
en bij het invullen van de talentenpas, als de organisatie die de beoordeling
van verworven competenties aanbiedt en waarbinnen die persoon werkt;
- beoordelaar : zowel de persoon die zorgt voor de eigenlijke
beoordeling, als de organisatie die de beoordeling van verworven competenties
aanbiedt en waarbinnen die persoon werkt.
Elke erkende
beoordelingsinstantie biedt naast de beoordeling ook begeleiding bij het
reflecteren over competenties en bij het invullen van de talentenpas. Hiervoor
wordt een begeleider ingezet. Naast de beoordelaar moet ook de begeleider de
gedragscode hanteren.
1. De houding en de rol van de
begeleider en de beoordelaar
- De beoordeling van competenties
is doelgericht met als duidelijke doelstelling competenties beoordelen volgens
een methode die voldoet aan alle gestelde criteria, op objectieve en neutrale
(in het bijzonder gender- en cultuurneutrale) wijze, en een advies hierover aan
de aanvrager verstrekken.
- De begeleider of beoordelaar gaat
een vertrouwensrelatie aan met de aanvrager. Hij moet er aanhoudend over waken
dat de vertrouwelijkheid van de verzamelde gegevens niet wordt geschaad.
- Bij de uitvoering van zijn functie als begeleider of
beoordelaar gaat de begeleider of beoordelaar steeds uit van hoogstaande
ethische normen wat de bescherming van de privacy of het uitsluiten van
discriminatie betreft.
- De begeleider of beoordelaar is in
geen geval opleider-instructeur geweest van de aanvrager.
2.
Het vereiste profiel van de begeleider en de beoordelaar
De
erkende beoordelingsinstantie streeft een dienstverlening na van een zo hoog
mogelijke kwaliteit. De instantie garandeert dat de begeleiders en beoefenaars
hun beroep uitoefenen op een deskundige en verantwoorde wijze, en ziet erop toe
dat ze de eigen professionele competenties op peil houden en verder uitbouwen.
Dat vereist in hoofde van de begeleiders of de beoordelaars de
volgende kwalificaties :
- de aanwezigheid van een degelijke
vooropleiding en basiskwalificaties. De dienstverlener is terdege voorbereid om
begeleiding bij herkenning of een beoordeling uit te voeren en een advies te
formuleren. Elke begeleider of beoordelaar heeft een of meer professioneel
relevante opleidingen met succes doorlopen en kan dat bewijzen met de nodige
diploma's of certificaten, of hij kan aantonen dat hij beschikt over een
gelijkgestelde professionele ervaring;
- minimale aantoonbare
beroepservaring in het beoordelen van competenties voor bepaalde titels. De
beoordelaar met minder dan één jaar beroepservaring wordt geleid
en gevolgd door een meer ervaren beoordelaar die ook de
eindverantwoordelijkheid draagt voor het verloop van de beoordeling;
- zelfkennis. De begeleider of beoordelaar erkent zijn
professionele en persoonlijke beperkingen en doet indien nodig een beroep op
professioneel advies en professionele ondersteuning. Hij hanteert enkel de
methoden waarvoor hij de vereiste competenties heeft;
-
vormingsengagement. De beoordelingsinstantie ziet erop toe dat de begeleiders
of beoordelaars voorafgaand aan de dienstverlening een passende training hebben
doorlopen die gericht is op de ontwikkeling van de eigen deskundigheid met
betrekking tot het vervullen van de begeleidings- of beoordelingsopdrachten van
de beoordelingsinstantie.
3. Informatie-uitwisseling bij de
aanvang van de dienstverlening
Transparantie van de
dienstverlening. De beoordelingsinstantie zorgt ervoor dat elke aanvrager die
gebruikmaakt van de dienstverlening van bij de start een duidelijk beeld heeft
van de mogelijkheden en de beperkingen ervan.
Bij de aanvang
van de beoordeling zorgt de begeleider of beoordelaar ervoor dat de aanvrager
een volledig begrip kan hebben van :
- de doelstellingen van
de beoordeling van competenties;
- de standaarden op basis
waarvan wordt beoordeeld, met inbegrip van de wegingsfactoren die desgevallend
worden gehanteerd voor de verschillende kerncompetenties;
- de
diensten die geleverd worden door de beoordelingsinstantie en de planning
ervan;
- het bedrag dat de aanvrager moet betalen voor de
dienstverlening;
- de betalingswijze, de mogelijkheid en de
voorwaarden om opleidingscheques voor werknemers te gebruiken;
- de hoeveelheid tijd die de aanvrager zal moeten investeren
om te kunnen komen tot een volwaardige beoordeling van zijn competenties;
- de stappen van het beoordelingsproces zelf;
- de methodieken die in het beoordelingsproces worden
gebruikt;
- het afrondingsmoment van de beoordeling, het
beoordelingsadvies;
- de deontologische regels die de
begeleider of beoordelaar tijdens de dienstverlening moet volgen;
- de klachtenmogelijkheid en de beroepsmogelijkheid over die
dienstverlening.
Bij de aanvang van de beoordeling van
competenties ontvangt de aanvrager een schriftelijk exemplaar van deze
bepalingen. De aanvrager krijgt er een mondelinge toelichting over.
4. De beoordeling
Bij de beoordeling worden
de nodige garanties ingebouwd zodat recht wordt gedaan aan het volledige
spectrum van competenties die iemand heeft verworven, in de mate dat ze
relevant zijn voor het betreffende beroep :
- zowel formele
als in- en niet-formele competenties;
- zowel competenties die
in een Vlaamse context werden verworven als competenties die in andere regio's
of in het buitenland werden verworven;
- zowel competenties
die via onderwijs, opleiding, beroepservaring werden verworven als competenties
die werden verworven, bijvoorbeeld via het verenigingsleven of via
vrijetijdsbeoefening (cfr. IAO-aanbeveling human resources 2004, art. 11).
5. Het contact tussen de dienstverlener en de aanvrager
tijdens de dienstverlening
5.1 De eigen verantwoordelijkheid
en de autonomie van de aanvrager
Tijdens het
beoordelingsproces respecteert de begeleider of beoordelaar de eigen
verantwoordelijkheid en de autonomie van de aanvrager. Dat uit zich als volgt.
- De aanvrager neemt vrijwillig deel aan de beoordeling van
zijn competenties. De zelfbeschikking van de aanvrager komt tot uiting in het
recht om de professionele relatie met de begeleider of beoordelaar al dan niet
aan te gaan, voort te zetten of te beëindigen. De begeleider of
beoordelaar laat de dienstverlening niet langer duren dan nodig is voor de
aanvrager.
- Elke aanvrager verbindt er zich toe de nodige
informatie die de begeleider of beoordelaar nodig heeft om zijn professioneel
handelen te waarborgen, te verstrekken.
- De begeleider of
beoordelaar legt een zekere terughoudendheid aan de dag. Hij dringt niet verder
door in de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager dan noodzakelijk is om de
begeleiding of beoordeling te doen slagen.
- De begeleider of
beoordelaar neemt voldoende professionele afstand. Hij vermengt geen
professionele en niet-professionele rollen om te vermijden dat hij niet in
staat is een professionele afstand tot de aanvrager te bewaren waardoor de
belangen van de aanvrager kunnen worden geschaad.
- De
begeleider of beoordelaar zal in het kader van de dienstverlening geen
contacten leggen met derden (organisaties, natuurlijke personen, de werkgever)
zonder de uitdrukkelijke toestemming van de aanvrager. De aanvrager kan die
toestemming immers pas geven nadat het voor hem duidelijk is waarom dat contact
met derden wordt gelegd en wat ervan wordt verwacht.
-
[...] De beoordelaar neemt de nodige
voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het voldoende verzekeren van eventuele
ongevallen of schade, ongeacht die door de aanvrager werden berokkend tijdens
zijn beoordeling.
5.2. Onafhankelijke doorverwijzing
De begeleider of beoordelaar zal zich bij doorverwijzingen
(bijvoorbeeld naar opleiding, loopbaandienstverlening of arbeidsbemiddeling) op
geen enkele wijze laten leiden door de belangen of behoeften van de eigen
organisatie of van andere organisaties.
5.3. Vertrouwelijkheid
in de samenwerking
De begeleider of beoordelaar gaat een
vertrouwensrelatie aan met de aanvrager. Dat dwingt hem tot geheimhouding over
alles wat hij verneemt door de uitoefening van de dienstverleningsfunctie. Dat
betekent dat :
- de begeleider of beoordelaar in
overeenstemming met de regels en principes van de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer moet handelen;
- de begeleider of
beoordelaar alle informatie van de aanvrager strikt vertrouwelijk moet
behandelen en die onder geen beding mag doorgeven of meedelen aan derden,
tenzij de aanvrager daar vooraf uitdrukkelijk toestemming voor gegeven heeft.
Dat is enkel mogelijk als het voor de aanvrager duidelijk is waarom die
informatie moet worden gegeven en nadat hij de desbetreffende informatie
(rapport, dossier,...) heeft kunnen inkijken;
- enkel de
gegevens zullen worden geregistreerd die relevant zijn voor het onderbouwen van
het advies en die noodzakelijk zijn voor de dienstdoelstellingen van de
beoordelaar. Als de resultaten worden verwerkt, zal dat volstrekt anoniem
verlopen;
- de aanvrager altijd inzagerecht heeft in de
gegevens die tijdens de beoordeling over hem werden verzameld;
- na afloop van de dienstverlening de geheimhoudingsplicht van
de begeleider of beoordelaar blijft bestaan;
- alle verzamelde
informatie (testresultaten, gespreksinhoud enzovoort) na afloop van de
beoordeling aan de aanvrager wordt bezorgd.
5.4.
Uitzonderingen op de vertrouwelijkheid
In de volgende gevallen
wordt een uitzondering op de vertrouwelijkheid gemaakt :
-
gegevens, namelijk identificatiegegevens en beoordelingsadvies, die moeten
worden meegedeeld aan de erkenningsinstantie zodat die de titel van
beroepsbekwaamheid aan de aanvrager zou kunnen uitreiken;
-
gegevens die moeten worden geregistreerd voor en kunnen worden opgevraagd door
de subsidiërende instantie. In dat geval bezorgt de begeleider of
beoordelaar uitsluitend identificatiegegevens, trajectbeschrijvende data en het
resultaat van de beoordeling aan de subsidiërende instantie;
- een beperkte interne gegevensdoorstroming in de
gesubsidieerde beoordelingsinstantie die noodzakelijk is voor een adequaat
management van de dienstverlening;
- gegevens die noodzakelijk
zijn voor de monitoringsopdracht van de interdepartementale stuurgroep. De
gegevens moeten anoniem zijn zodat het onmogelijk is om vast te stellen op
welke persoon ze betrekking hebben.
Alle andere informatie kan
pas aan derden meegedeeld worden na expliciete voorafgaande toestemming van de
aanvrager.
5.5. Gelijke behandeling en non-discriminatie
De instantie garandeert de naleving van de bepalingen van het
decreet van 8 mei 2002 betreffende de evenredige participatie op de
arbeidsmarkt en zijn uitvoeringsbesluiten.
In het bijzonder
garandeert de beoordelingsinstantie een gelijke behandeling en
non-discriminatie tijdens de procedure van beoordeling van competenties, in het
bijzonder :
- door bij de uitwerking van de EVC-procedures
garanties in te bouwen dat volwaardig rekening wordt gehouden met de
competenties en kwalificaties die in het buitenland worden verworven
(IAO-aanbeveling 2004, art. 12);
- door het gebruik van
methodieken en testmethoden die genderneutraal zijn (IAO-aanbeveling 2004, art
18, g) ;
- door het gebruik van methodieken en testmethoden
die de grootst mogelijke garanties inhouden dat ze niet onbewust tot
discriminatie leiden van allochtonen;
- door de methodieken en
testmethoden zoveel als mogelijk toegankelijk te maken en te houden voor
kortgeschoolden en/of laaggeletterden.
5.6. Eigendom
De instantie garandeert dat de resultaten van de beoordeling
het eigendom zijn van het individu.
5.7. Onpartijdigheid
De instantie moet garanderen dat de beoordeling, in alle
fasen, onpartijdig gebeurt.
5.8. Handvest van de werkzoekende
De instantie moet garanderen dat bij de dienstverlening naar
werkzoekenden de bepalingen van het decreet van 30 april 2004 houdende het
Handvest van de werkzoekende en zijn uitvoeringsbesluiten volledig worden
nageleefd.
6. Klachten
Op het niveau van de
beoordelingsinstantie is er een eerstelijnsbehandeling voor klachten over het
niet-naleven van deze gedragscode voor de beoordeling van competenties, over
een concrete al dan niet verrichte handeling of over de werking van de
organisatie. De klacht wordt in ieder geval behandeld door een persoon die niet
bij de feiten waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest. De
persoon die de klacht behandelt, is verplicht het beroepsgeheim te respecteren
en een strikte neutraliteit in acht te nemen. De beoordelingsinstantie stelt de
klant bij de aanvang van de dienstverlening schriftelijk op de hoogte van die
interne klachtenbehandeling.
- (1):
De subsidies die voor de
inwerkingtreding van het wijzigend Besluit van 5 oktober 2007 op basis van het
besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het
decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van
beroepsbekwaamheid werden toegekend, kunnen verder worden uitgekeerd voor de
resterende termijnen. (B. 5-10-2007; Art. 25)