Besluit van de Vlaamse Regering
betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren
goedkeuringsdatum
13 JULI 2007
publicatiedatum
B.S.31/08/2007
datum laatste wijziging
30/04/2019
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 19/06/2009 (B.S. 02/10/2009)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren ;
(2)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
detail
Gecodificeerde decreten betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] ;
(3)
B.Vl.R. van 22/03/2019 (B.S. 30/04/2019)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 2004 betreffende de diensten met onderwijsbehoeften en het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2007 betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, inzonderheid op artikel 74ter en 74quinquies,
ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005, en op artikel 74quinquies2, ingevoegd bij het decreet van 22 juni 2007;
Gelet op het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, inzonderheid op artikel 34, gewijzigd bij het decreet van
14 februari 2003, op artikel 35, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, op artikel 36, op artikel 138, § 1, 4°, op
artikel 139, vervangen bij het decreet van 7 juli 2006, op artikel 177, § 1, 5°, en op artikel 180;
Gelet op het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs XV, inzonderheid op artikel II.13 en III.17;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het lager onderwijs aan huis voor zieke
kinderen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 juli 1999 en 13 januari 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende het secundair onderwijs aan huis
voor zieke jongeren en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het onderwijs
aan huis;
Gelet op het overleg met de afgevaardigden van de inrichtende machten op 22 september 2006;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 7 december 2006;
Gelet op protocol nr. 618 van 22 december 2006 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in de
gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van
het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 383 van 22 december 2006 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in het
overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op het advies 42.288/1 van de Raad van State, gegeven op 1 maart 2007, met toepassing van artikel 84, § 1,
eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. — Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op :
1° de regelmatige
[leerlingen
[...]
]
van het gewoon en buitengewoon
[basisonderwijs]
, gefinancierd of
gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;
2° de regelmatige al dan niet leerplichtige leerlingen van het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs,
gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap,
[artikel 116 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]
.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° afstand : de kortst mogelijke afstand, gemeten langs de rijbaan, vermeld in het koninklijk besluit van
1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder rekening te houden met
wegomleggingen, verkeersvrije straten, eenrichtingsverkeer en autosnelwegen;
2° betrokken personen : de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige
leerling onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf;
3° chronische ziekte : een ziekte waarvoor een continue of repetitieve behandeling van minstens zes maanden
noodzakelijk is;
4° lestijden : lestijden in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, uren-leraar in het gewoon secundair
onderwijs en lesuren in het buitengewoon secundair onderwijs;
5° schoolbestuur : het schoolbestuur van het
[basisonderwijs]
, vermeld in artikel 3, 50°, van het decreet
Basisonderwijs van 25 februari 1997,
[ en het schoolbestuur, zoals vermeld in artikel 3, 40°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]
;
6° schooljaar : de periode van 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgend kalenderjaar;
7° verblijfplaats : de eigen woonplaats, de woonplaats van een verwante of derde persoon, of een medische
instelling waar de leerling tijdens zijn ziekte of na zijn ongeval effectief verblijft.
HOOFDSTUK II. — Tijdelijk onderwijs aan huis
Art. 3.
Een leerling heeft recht op tijdelijk onderwijs aan huis door de school waar de leerling is ingeschreven als
aan al de volgende voorwaarden voldaan is :
1° de leerling is wegens ziekte of ongeval al een ononderbroken periode van 21 kalenderdagen afwezig op school.
Die periode kan ook in het voorafgaande schooljaar geheel of gedeeltelijk doorlopen zijn.
In de volgende gevallen geldt die voorwaarde evenwel niet en is er een onmiddellijk recht op onderwijs aan huis :
a) als de leerling na een periode van onderwijs aan huis de lesbijwoning op school hervat, maar binnen een termijn
van drie maanden, schoolvakanties niet inbegrepen, opnieuw afwezig is wegens ziekte of ongeval;
b) als de leerling lijdt aan een chronische ziekte; deze bepaling geeft uitvoering aan de uitzondering opgenomen
in
[artikel 117, § 3, tweede lid, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]
voor wat het secundair onderwijs
betreft, en aan de uitzondering opgenomen in artikel 34, § 3, tweede lid, van het decreet Basisonderwijs van
25 februari 1997, ingevoegd bij de artikelen II.3 en II.13 van hetzelfde decreet van 15 juli 2005, voor wat het
basisonderwijs betreft;
2° de afstand tussen de school enerzijds en de verblijfplaats van de leerling anderzijds bedraagt maximaal 10 km
in het gewoon onderwijs en maximaal 20 km in het buitengewoon onderwijs. Hierbij wordt de voor de leerling, qua
afstand, meest gunstige vestigingsplaats van de school in beschouwing genomen, ongeacht of dat de vestigingsplaats
is waar de leerling normaliter de lessen volgt;
3°
[de betrokken personen vragen tijdelijk onderwijs aan huis aan bij de directie.
Voor niet-chronisch zieke leerlingen moet de aanvraag gebaseerd zijn op een medisch attest waaruit blijkt dat de
leerling onmogelijk naar school kan gaan, maar wel onderwijs mag krijgen. Dit attest wordt aan de school bezorgd. Als
de afwezigheid wegens ziekte of ongeval wordt verlengd of als de leerling na het hervatten van de lessen op school
binnen een termijn van drie maanden opnieuw afwezig is wegens ziekte of ongeval, moet geen nieuwe aanvraag
gebeuren.
Voor chronisch zieke leerlingen moet er per school maar één aanvraag gebeuren en wordt het medisch attest maar
éénmaal bezorgd aan de school. Het medisch attest, dat het chronische ziektebeeld bevestigt en waaruit blijkt dat de
leerling onderwijs mag krijgen, wordt opgemaakt door een arts-specialist.
]
Art. 4.
Een leerling die wegens niet-chronische ziekte of ongeval op weekbasis minder dan halftijds aanwezig is
op school, heeft recht op tijdelijk onderwijs aan huis, op voorwaarde dat uit het medisch attest blijkt dat de leerling
onmogelijk halftijds of meer naar school kan gaan. Alle overige bepalingen van dit besluit blijven van toepassing.
Art. 5.
Voor een leerling die voldoet aan alle bepalingen van artikel 3, met uitzondering van het afstandscriterium,
en eventueel artikel 4, kan de school door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd tijdelijk onderwijs
aan huis vrijwillig organiseren. In voorkomend geval moet de school in een afstandsregeling voorzien die een gelijke
behandeling waarborgt.
Art. 6.
Tijdelijk onderwijs aan huis kan niet worden georganiseerd in een preventorium, in een ziekenhuis waar
onderwijs van type 5 wordt georganiseerd of in een dienst neuropsychiatrie voor kinderen.
Art. 7.
§ 1. De directie van de school waar de leerling is ingeschreven, organiseert op de verblijfplaats het tijdelijke
onderwijs aan huis zo spoedig mogelijk en uiterlijk vanaf de schoolweek die volgt op de week waarin de aanvraag
ontvankelijk werd bevonden.
[Bij een chronische ziekte kan het tijdelijk onderwijs aan huis ook gedeeltelijk op school georganiseerd worden.
]
[In het basisonderwijs gebeurt dat na een akkoord tussen de betrokken personen en de school en vindt dit plaats
buiten normale aanwezigheid van de leerlingen zoals gedefinieerd in artikel 3, 43°, van het decreet basisonderwijs van
25 februari 1997 en niet tijdens de middagpauze als vermeld in artikel 3, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering
van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in het deeltijds onderwijs georganiseerd,
erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
]
[In het secundair onderwijs gebeurt dat na een akkoord tussen de betrokken personen en de school en vindt dit
plaats buiten de lesuren van toepassing op het structuuronderdeel waarin de betrokken leerling is ingeschreven en niet
tijdens de middagpauze als vermeld in artikel 3, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2001
houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs.”]
Als de leerling, voorafgaand aan het tijdelijke onderwijs aan huis, onderwijs heeft gekregen in een preventorium,
een ziekenhuis waar onderwijs van type 5 wordt georganiseerd of een dienst neuropsychiatrie voor kinderen, dan moet
de directie van de school die het onderwijs aan huis organiseert overleg plegen met de directie van die voorafgaande
instelling.
§ 2. Het tijdelijke onderwijs aan huis vindt plaats naar rata van vier wekelijkse lestijden.
Voor chronisch zieke leerlingen gelden die vier wekelijkse lestijden per schijf van 9 halve lesdagen afwezigheid.
§ 3. In het secundair onderwijs beslist de directeur of de klassenraad, naar keuze van het schoolbestuur, na overleg
met de betrokken personen welke vakken aan huis worden onderwezen. Die vakken mogen tijdens de duurtijd van het
onderwijs aan huis wisselen.
HOOFDSTUK III. — Permanent onderwijs aan huis
Art. 8.
§ 1. De directie van de school voor buitengewoon onderwijs die de inschrijving ontvangt van een leerling
die, met toepassing van hetzij artikel 35 van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, hetzij
[artikel 118 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]
, recht heeft op permanent onderwijs aan huis, organiseert op
de verblijfplaats het permanente onderwijs aan huis zo spoedig mogelijk en uiterlijk vanaf de eerste schoolweek die
volgt op de week waarin de inschrijving werd ontvangen.
§ 2. Permanent onderwijs aan huis kan niet worden georganiseerd in een preventorium, in een ziekenhuis waar
onderwijs van type 5 wordt georganiseerd, in een dienst neuropsychiatrie voor kinderen of in een voorziening voor
niet-schoolgaanden.
§ 3. Het permanente onderwijs aan huis vindt plaats naar rata van vier wekelijkse lestijden.
In het secundair onderwijs beslist de klassenraad, na overleg met de betrokken personen, welke vakken aan huis
worden onderwezen. Die vakken mogen tijdens de duurtijd van het onderwijs aan huis wisselen.
HOOFDSTUK IV. — Financiering en subsidiëring
Art. 9.
In het
[basisonderwijs]
zijn de lestijden waarin tijdelijk onderwijs aan huis verplicht of vrijwillig wordt
verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde bijkomende lestijden. Die lestijden komen
voor het betrokken personeelslid in aanmerking voor de invulling van de door de Vlaamse Regering vastgelegde
maximum wekelijkse schoolopdracht.
In het buitengewoon
[basisonderwijs]
zijn de lestijden waarin permanent onderwijs aan huis wordt verstrekt, door
de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde aanvullende lestijden.
In het secundair onderwijs zijn de lestijden waarin tijdelijk onderwijs aan huis verplicht of vrijwillig wordt
verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde extra lestijden.
In het buitengewoon secundair onderwijs zijn de lestijden waarin permanent onderwijs aan huis wordt verstrekt,
door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde extra lestijden.
Art. 10.
Scholen die tijdelijk of permanent onderwijs aan huis verplicht of vrijwillig organiseren, krijgen nadat ze
een schuldvordering hebben overgelegd voor de betaalde reiskosten van het personeel, die kosten terugbetaald door
het Agentschap voor Onderwijsdiensten van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. De reiskosten worden
terugbetaald onder de voorwaarden die gelden voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 11.
Met het oog op de financiering of subsidiëring zijn de scholen ertoe gehouden om :
1° het Agentschap voor Onderwijsdiensten onmiddellijk op de hoogte te brengen van het tijdelijke onderwijs aan
huis, ook in geval van verlenging of herhaling, of permanent onderwijs aan huis;
2° alle documenten die betrekking hebben op het tijdelijke of permanente onderwijs aan huis in de school ter
beschikking te houden van de verificatie- en inspectiediensten;
3° bij de organisatie van tijdelijk of permanent onderwijs aan huis de beginselen te respecteren van zorgvuldig
bestuur, respectievelijk vermeld in artikel 27 en 51 van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997 voor het lager
onderwijs, en in
[artikel 7 tot en met artikel 10 en artikel 35 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]
.
HOOFDSTUK V. — Sancties
Art. 12.
Het niet-naleven van het recht op tijdelijk of permanent onderwijs aan huis, vermeld in artikelen 3, 4 en
8, wordt vastgesteld door het Agentschap voor Onderwijsdiensten, nadat de betrokken personen klacht hebben
ingediend.
Art. 13.
§ 1. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten deelt de vaststelling per aangetekende brief mee aan het
schoolbestuur in kwestie. De aangetekende brief verwijst naar de mogelijke sancties.
§ 2. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de betekening van de aangetekende brief kan het
schoolbestuur bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten een verweerschrift indienen en, eventueel, een hoorrecht
doen gelden.
De betekening wordt geacht plaats te vinden de derde werkdag nadat de aangetekende brief verstuurd is.
De schoolvakanties schorten de termijn van dertig kalenderdagen op.
Art. 14.
Na kennisname van de rechtvaardiging en uiterlijk zestig kalenderdagen na de betekening van de
aangetekende brief, legt het Agentschap voor Onderwijsdiensten eventueel een dossier met een voorstel tot sanctie
voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
De sanctie kan een gedeeltelijke terugbetaling van het werkingsbudget zijn, zonder dat de terugvordering of
inhouding meer kan bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school waar de overtreding is
vastgesteld.
De terugvordering of inhouding kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor
personeelsaangelegenheden, in absolute cijfers kleiner wordt dan als de maatregel niet zou zijn getroffen.
Art. 15.
Binnen een termijn van drie maanden na de betekening van de aangetekende brief neemt de Vlaamse
minister, bevoegd voor het Onderwijs, een beslissing over een sanctie. Die beslissing wordt per aangetekende brief
meegedeeld aan het schoolbestuur in kwestie. Na de termijn van drie maanden kan er geen sanctie meer worden
opgelegd.
HOOFDSTUK VI. — Slotbepalingen
Art. 16.
De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het lager onderwijs aan huis voor zieke
kinderen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 juli 1999 en 13 januari 2006;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende het secundair onderwijs aan huis voor zieke
jongeren en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het onderwijs aan huis.
Art. 17.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007, met uitzondering van artikel 12 tot en met 15 die voor wat
het secundair onderwijs betreft in werking treden op 1 september 2007.
Art. 18.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.