OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering betreffende de overdracht
van personeel van de psycho-medisch-sociale centra of de centra voor medisch
schooltoezicht naar de centra voor leerlingenbegeleiding.
goedkeuringsdatum
04 FEBRUARI 2000
publicatiedatum
B.S.16/05/2000
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
B.Vl.R. 7-9-2001 -
B.S. 18-12-2001
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs; zoals
gewijzigd bij de decreten van 9 april 1992, 28 april 1993, 1 december 1993, 15
december 1993, 21 december 1994, 19 april 1995, 8 juli 1996, 15 juli 1997, 14
juli 1998, 1 december 1998, 2 maart 1999, 18 mei 1999; inzonderheid op
hoofdstuk IX, afdeling IV;
Gelet op het decreet
van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van
het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;
zoals gewijzigd bij de decreten van 9 april 1992, 28 april 1993, 15 december
1993, 21 december 1994, 19 april 1995, 8 juli 1996, 15 juli 1997, 14 juli 1998,
1 december 1998, 2 maart 1999, 18 mei 1999; inzonderheid op titel II, hoofdstuk
VI, afdeling 4;
Gelet op het decreet van 9 april
1992 betreffende het onderwijs III, inzonderheid op titel II;
Gelet op het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra
voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 188, eerste, tweede en
derde lid, artikel 189, eerste, derde en vierde lid, en artikel 190, § 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van
29 april 1992 betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van
betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een
wachtgeld of wachtgeldtoelage, zoals gewijzigd;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
begroting, gegeven op 13 april 1999;
Gelet op het
protocol nr. 333 van 1 juni 1999 houdende de conclusies van de onderhandelingen
gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van
onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor
de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 108 van 1 juni 1999 houdende de
conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het Overkoepelend
onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot
oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op het besluit van de Vlaamse
regering van 8 juni 1999 over het verzoek van de Raad van State om advies te
geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op
het besluit van de Vlaamse regering van 26 november 1999 over het verzoek aan
de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van drie dagen;
Gelet op het advies van de Raad van State,
gegeven op 7 december 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°,
van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en verwijzend naar het
advies van de Raad van State gegeven op 25 november 1999 met toepassing van
artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad
van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister
van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen en van de Vlaamse minister van
Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen en
definities
Artikel 1.
Dit besluit regelt de
overdracht van het organiek technisch en administratief personeel van de
PMS-centra, de erkende MST-equipeleden en de gesubsidieerde contractuelen
bedoeld in artikel 188
van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding, dat op 31 augustus 2000 benoemd, aangesteld of
aangeworven is binnen de PMS-centra of binnen de MST-equipes, naar de
personeelsformaties van de centra voor leerlingenbegeleiding zoals bepaald in
de artikelen 72 tot en
met 75 en 188 van
hetzelfde decreet.
Art. 2.
Voor de toepassing van de
bepalingen van dit besluit wordt begrepen onder :
1° ander ambt : elk ambt, met uitzondering van "hetzelfde
ambt", in de verschillende onderwijsniveaus en centra waarvoor het betrokken
personeelslid over een vereist bekwaamheidsbewijs beschikt;
2° centraal referentiekader : het centraal referentiekader,
opgesteld per centrumnet, is een afspiegeling van de verhouding tussen de
organieke en te concorderen ambten in het schooljaar 1999-2000 en is per
centrumnet bepalend voor de volgorde van de geconcordeerde ambten in de
aanvullende formatie;
3° centrum : centrum
voor leerlingenbegeleiding;
4° decreet : het
decreet van 1 december
1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding;
5° definitieve toewijzing : de toewijzing in
een vacante betrekking;
6° gedeeltelijke
toewijzing :
a) voor het personeel behorende tot
de PMS-centra : de toewijzing in een betrekking waarvan het volume kleiner is
dan het volume van de betrekking die het uitoefende op 31 augustus
2000;
b) voor het personeel behorende tot de
MST-centra : de toewijzing in een betrekking waarvan het volume kleiner is dan
het volume van de tewerkstellingstijd waarvoor het personeelslid gesubsidieerd
werd op 31 augustus 2000;
7° hetzelfde ambt :
het ambt zoals opgenomen in artikel 73 van het decreet en na toepassing van de
concordantie zoals opgenomen in artikel
182 van het decreet;
8° ononderbroken in dienst : de periode
waarin een personeelslid in dienst is, met inbegrip van de vakantieperioden, de
loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de
ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte
duur met behoud van wedde(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen
van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van
wedde(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede
een periode van ten hoogste dertig kalenderdagen per school- of dienstjaar;
alsook de periode waarin de arbeidsovereenkomst van het MST-personeelslid
geschorst werd overeenkomstig de wet van
3 juli 1978
betreffende de arbeidsovereenkomsten;
9°
toewijzing : de concrete toewijzing van een bepaald personeelslid in een
betrekking in een bepaald ambt op de personeelsformatie van een bepaald
centrum, ongeacht of het bestuur na de toewijzing het personeelslid aanstelt,
benoemt, affecteert of aanvaardt als gereaffecteerd of wedertewerkgesteld
personeelslid; of de toevoeging aan de tijdelijke stuurgroep of de
wedertewerkstelling in de tijdelijke projecten zoals bedoeld in artikel
188 van het decreet;
10° vertegenwoordigers van de besturen :
vertegenwoordigers van de centrale raad van het gemeenschapsonderwijs of de
representatieve verenigingen van de besturen van de gesubsidieerde centra;
11° volledige toewijzing :
a) voor het personeel behorende tot de PMS-centra : de toewijzing
in een betrekking waarvan het volume overeenstemt met het volume van de
betrekking die het personeelslid uitoefent op 31 augustus 2000;
b) voor het personeel behorende tot de MST-centra : de toewijzing
in een betrekking waarvan het volume overeenstemt met het volume van de
tewerkstellingstijd waarvoor het personeelslid gesubsidieerd werd op 31
augustus 2000;
12° voorlopige toewijzing : de
toewijzing in een niet-vacante betrekking.
Voor
de berekening van het centraal referentiekader voor de gefinancierde centra,
komen de personeelsleden die vallen onder de toepassing van artikel
187 van het decreet
niet in aanmerking.
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Samenstelling van de
overdrachtscommissies
Art. 3.
De Vlaamse regering richt
voor 1 januari 2000 vier overdrachtscommissies op. Per centrumnet wordt
één overdrachtscommissie opgericht. Daarnaast wordt ook een
overkoepelende overdrachtscommissie opgericht.
Art. 4.
Elke overdrachtscommissie
is paritair samengesteld uit evenveel vertegenwoordigers van de besturen
enerzijds, als afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties
anderzijds; Daarenboven maken twee ambtenaren deel uit van elke
overdrachtscommissie : een als voorzitter en een als secretaris.
Art. 5.
Iedere
overdrachtscommissie stelt in gezamenlijk overleg een huishoudelijk reglement
op en deelt dit mee aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het
gezondheidsbeleid, en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs. Het
aantal leden van de overdrachtscommissie en de nadere procedure voor de
toewijzing van de personeelsleden wordt bepaald in gezamenlijk overleg tussen
de besturen en de representatieve werknemersorganisaties zoals bepaald in
artikel 8.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, regelen
de werking van de overkoepelende overdrachtscommissie.
Art. 6.
De voorzitter en de
secretaris van elke overdrachtscommissie worden door de Vlaamse minister
bevoegd voor Onderwijs en door de Vlaamse minister bevoegd voor het
Gezondheidsbeleid gekozen onder de ambtenaren van niveau A van de bevoegde
administraties van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De secretaris
coördineert de uitwisseling van de gegevens over de vacante ambten en de
gegevens over de personeelsleden van wie het ambt geconcordeerd wordt,
overeenkomstig artikel 182 van het decreet. De secretaris en de voorzitter
van een overdrachtscommissie van een centrumnet hebben geen stemrecht. De
secretaris en de voorzitter van de overkoepelende overdrachtscommissie hebben,
behoudens bij staking der stemmen zoals bepaald in artikel 9, derde lid, geen
stemrecht.
De overige leden van de
overdrachtscommissies worden op voordracht van de vertegenwoordigers van de
besturen en de representatieve werknemersorganisaties aangewezen door de
Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en door de Vlaamse
minister, bevoegd voor het onderwijs.
Art. 7.
De overdrachtscommissie
oefent haar bevoegdheid uit in overleg en streeft daarbij naar consensus. Als
er binnen de overdrachtscommissies tussen de vertegenwoordigers van de besturen
enerzijds en de representatieve werknemersorganisaties anderzijds geen
overeenstemming wordt bereikt, dan beslissen de vertegenwoordigers van de
besturen.
Art. 8.
Voor het centrumnet van
het gemeenschapsondenvijs bestaat de overdrachtscommissie uit de
vertegenwoordigers van de centrale raad van het gemeenschapsonderwijs en van de
representatieve werknemersorganisaties die krachtens de wet van
19 december 1974
tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de
vakbonden van haar personeel, zitting hebben in Sectorcomite X - Onderwijs
(Vlaamse Gemeenschap).
Voor het gesubsidieerd
officieel centrumnet bestaat de overdrachtscommissie uit de verenigingen van
besturen en de representatieve werknemersorganisaties die krachtens de wet van
19 december 1974
tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar
personeel, zitting hebben in het Comité voor de Provinciale en
Plaatselijke Overheidsdiensten, Afdeling 2 - Onderafdeling "Vlaamse
Gemeenschap".
Voor het gesubsidieerd vrij
centrumnet bestaat de overdrachtscommissie uit de verenigingen van besturen en
de representatieve werknemersorganisaties die krachtens het decreet van
5 april 1995 tot
oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs, zitting hebben in het overkoepelend onderhandelingscomité.
Tot en met 31 augustus 2000 worden bovendien de verenigingen van besturen van
de gesubsidieerde vrije PMS- en MST-centra enerzijds en de
werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het paritair
subcomité 305.2 voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten anderzijds
beschouwd als besturen of als representatieve werknemersorganisatie.
Voor elke overdrachtscommissie worden effectieve
en plaatsvervangende leden aangewezen.
Art. 9.
De overkoepelende
overdrachtscommissie is samengesteld uit twintig effectieve leden en evenveel
plaatsvervangers. Vijf leden worden voorgedragen door de overdrachtscommissie
van het centrumnet van het gemeenschapsonderwijs, en eveneens vijf leden door
de overdrachtscommissie van het gesubsidieerd officieel centrumnet. Tien leden
worden voorgedragen door de overdrachtscommissie van het gesubsidieerd vrij
centrumnet. De vertegenwoordigers van de besturen en de representatieve
werknemersorganisaties dienen bij deze voordracht gezamenlijk paritair
vertegenwoordigd te zijn. De Vlaamse minister, bevoegd voor het
gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, wijzen
de leden van de overkoepelende overdrachtscommissie aan op voordracht van de
per centrumnet opgerichte overdrachtscommissies, bedoeld in artikel 8.
Als er niet tijdig een gezamenlijke voordracht
tot samenstelling van de overkoepelende overdrachtscommissie tot stand komt,
wordt de overkoepelende overdrachtscommissie door de minister bevoegd voor het
gezondheidsbeleid en door de minister bevoegd voor het onderwijs als volgt
samengesteld :
- twee leden van de
overdrachtscommissie van het centrumnet van het Gemeenschapsonderwijs waarbij
de vertegenwoordigers van de besturen en de representatieve
werknemersorganisaties paritair vertegenwoordigd zijn;
- twee leden van de overdrachtscommissie van het gesubsidieerd
offcieel centrumnet waarbij de vertegenwoordigers van de besturen en de
representatieve werknemersorganisaties paritair vertegenwoordigd
zijn;
- vier leden van de overdrachtscommissie van
het gesubsidieerd vrij centrumnet waarbij de vertegenwoordigers van de besturen
en de representatieve werknemersorganisaties paritair vertegenwoordigd
zijn.
Als er binnen de overkoepelende
overdrachtscommissie geen overeenstemming wordt bereikt na staking van stemmen,
is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Art. 10.
Voor de toewijzing van
personeelsleden in wervingsambten over de centrumnetten heen, wordt binnen de
overkoepelende overdrachtscommissie een aparte kamer ingericht, bestaande uit :
1° minimaal vier vertegenwoordigers van beide
bij de toewijzing betrokken centrumnetten, paritair samengesteld onder de
representatieve verenigingen van besturen en werknemersorganisaties, zoals
vermeld in artikel 8;
2° de voorzitters en de
secretarissen van de bij de toewijzing betrokken overdrachtscommissies die per
centrumnet worden opgericht.
De overkoepelende
overdrachtscommissie coördineert de verschillende kamers en stuurt ze aan.
Afdeling 2. - Bevoegdheden van de
overdrachtscommissies inzake reaffectatie en
wedertewerkstelling
Art. 11.
De overdrachtscommissie
voor de gefinancierde centra treedt vanaf 1 januari 2000 tot en met 31 augustus
2003 in de plaats van de reaffectatiecommissie van de scholengroepen en van de
interprovinciale overdrachtscommissie bedoeld in het besluit van
29 april 1992 van
de Vlaamse regering betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis
van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van
een wachtgeld of wachtgeldtoelage.
De
overdrachtscommissies voor de gesubsidieerde centra treden vanaf 1 januari 2000
tot en met 31 augustus 2003 in de plaats van de interprovinciale
reaffectatiecommissie bedoeld in voornoemd besluit.
De overkoepelende overdrachtscommissie treedt vanaf 1 januari 2000
tot en met 31 augustus 2003 in de plaats van de Vlaamse reaffectatiecommissie
bedoeld in voornoemd besluit.
Art. 12.
Met ingang van 1
september 2000 worden in artikel
2, § 1, 2° van het besluit van 29 april 1992 van de
Vlaamse regering betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van
betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een
wachtgeld of wachtgeldtoelage de woorden "de psycho-medisch-sociale centra, de
psycho-medisch-sociale centra voor buitengewoon onderwijs, de
psycho-medisch-sociale vormingscentra" vervangen door de woorden "de centra
voor leerlingenbegeleiding".
In afwijking van
artikel 2, § 2,
5°, van hetzelfde besluit is een betrekking in een centrum voor
leerlingenbegeleiding vatbaar voor reaffectatie tot en met 31 augustus 2003.
In artikel 10, §§ 1 en 2 van hetzelfde
besluit wordt het begrip "hetzelfde ambt" en het begrip "een ander ambt"
vervangen door de definitie zoals bepaald in artikel 2 van dit besluit voor wat
betreft de personeelsleden van de centra.
In
afwijking van artikel
25, § 2, punt 11, van hetzelfde besluit moeten de inrichtende
machten de informatie bedoeld in § 2 van artikel 25 van hetzelfde besluit,
meedelen vanaf 1 april en voor 30 juni voor wat betreft de personeelsleden van
de centra.
Bij een dreigende
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking in een ambt van de
personeelsformatie na 1 september 2000 en dit tot en met 31 augustus 2003,
wordt het vastbenoemd personeelslid ter beschikking gesteld dat, onverminderd
de toepassing van de artikelen 74 en 183 van het decreet, in het centrum de kleinste
dienstanciënniteit bezit in het ambt van de titularis die zijn ambt terug
opneemt.
De artikelen
19,
20 § 2,
26,
27,
28,
33,
40,
42 tot en met
45 van hetzelfde
besluit zijn niet van toepassing tijdens de periode van 1 september 2000 tot en
met 31 augustus 2003 voor wat betreft de personeelsleden van de centra.
Afdeling 3. - Overdracht van de personeelsleden op
1 september 2000
Art. 13.
De overdracht van de
personeelsleden van de PMS- en MST-centra naar de centra op 1september 2000,
zoals bedoeld in artikel 188, eerste lid, van het decreet, gebeurt via
toewijzingen door de overdrachtscommissies van elk centrumnet en de
overkoepelende overdrachtscommissie.
Art. 14.
Een vastbenoemd
personeelslid van een PMS-centrum dat op 1 september 2000 niet wordt benoemd
door een centrum na een definitieve en volledige toewijzing in hetzelfde ambt,
wordt in de mate van het mogelijke gereaffecteerd of wedertewerkgesteld. Dit
personeelslid blijft ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking
tot op het ogenblik van een definitieve en volledige toewijzing in hetzelfde
ambt.
Afdeling 4. - Toewijzing van de personeelsleden na
1 september 2000
Art. 15.
De overdrachtscommissies
en de overkoepelende overdrachtscommissie kunnen personeelsleden toewijzen tot
en met 31 augustus 2003.
Bij toewijzing over de
centrumnetten heen is het akkoord van het personeelslid en het akkoord van het
bestuur van het centrum waar het personeelslid wordt toegewezen, vereist.
Art. 16.
Vanaf 1 september 2000
tot en met 31 augustus 2003 zijn benoemingen en aanstellingen in wervingsambten
die vacant zijn voor een periode van meer dan 105 dagen, enkel mogelijk nadat
de overkoepelende overdrachtscommissie hiervoor een gunstig advies heeft
gegeven. De overkoepelende overdrachtscommissie houdt onverminderd artikel
190, § 2, van het
decreet, bij het verlenen van haar advies rekening met :
1°
het centrumnet waartoe het personeelslid behoort;
2° in voorkomend geval de instemming van het personeelslid,
indien het van centrumnet verandert;
3° in
voorkomend geval de instemming van het bestuur, bij een toewijzing van een
personeelslid uit een ander centrumnet;
4° de
prioriteitscategorieën, in afdalende volgorde.
De prioriteitscategorieën, bedoeld in het eerste lid, 4°,
zijn voor de gefinancierde centra bepaald in artikel 33; voor de gesubsidieerde
centra zijn deze gedefinieerd in artikel 50.
De
wedertewerkstelling van een personeelslid dat niet behoort tot de centra, wordt
even beschouwd als een aanstelling zoals bedoeld in het eerste lid.
Bij gunstig advies van de overkoepelende
overdrachtscommissie voldoet de tijdelijke aanstelling aan artikel
17, § 3, van het
decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde
personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs voor wat betreft de
personeelsleden van de gefinancierde centra en aan artikel
19, § 2, van het
decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde
psycho-medisch-sociale centra voor wat betreft de personeelsleden van de
gesubsidieerde centra. Het gunstig advies van de overkoepelende
overdrachtscommissie impliceert aldus alleen dat er voor die bepaalde
betrekking in dat bepaald centrum voor de duur van de vacature, geen
personeelsleden meer kunnen toegewezen worden die behoren tot de
prioriteitscategorieën zoals bepaald in artikel 33 of in artikel 50 van
dit besluit en die nog geen definitieve toewijzing ontvingen.
Een personeelslid dat niet behoort tot de eerste
prioriteitscategorie en door de overkoepelende overdrachtscommissie wordt
toegewezen volgens de principes van dit besluit en de toewijzing niet
aanvaardt, wordt definitief van de lijst geschrapt en komt niet meer in
aanmerking voor een toewijzing door de overkoepelende overdrachtscommissie.
Art. 17.
Voor zover er geen
personeelsleden uit de prioriteitscategorieën meer aanwezig zijn na
toepassing van artikel 16, komen bij aanwervingen tot en met 31 augustus 2003,
in vacante ambten de personeelsleden in aanmerking die ofwel :
1° als PMS-personeelslid op 1 september 2000 een gedeeltelijke
toewijzing ontvingen;
2° sinds 1 januari 2000
onafgebroken in dienst zijn gebleven als gesubsidieerd contractueel
personeelslid, categorie technisch personeel, in een PMS-centrum;
3° als personeelslid van een MST-equipe in
vergelijking met hun reële tewerkstellingstijd in het schooljaar
1999-2000, op 1 september 2000 een gedeeltelijke toewijzing ontvingen;
4° de interculturele bemiddelaars die vanaf 1
januari 1999 in dienst zijn in een MST-equipe.
Deze personeelsleden moeten beschikken over de
bekwaamheidsbewijzen die vereist worden geacht, onverminderd artikel
191, § 1, van het
decreet.
Afdeling 5. - Voorwaarden waaronder de besturen
gebonden zijn hun toegewezen personeelsleden in dienst te
nemen
Onderafdeling 1. - Verplichtingen van de
besturen
Art. 18.
Elk bestuur is
verplicht de hem toegewezen personeelsleden in dienst te nemen onverminderd
artikel 10, laatste lid.
Elk bestuur is verplicht
op eenvoudig verzoek van de voorzitter van de netgebonden overdrachtscommissie
of de overkoepelende overdrachtscommissie andere gegevens dan deze zoals
vermeld in artikel 23, laatste lid, tijdig mee te delen.
Onderafdeling 2. - Indienen van
bezwaarschriften door de besturen
Art. 19.
De besturen kunnen
tegen de toewijzingen van de overdrachtscommissie bij de voorzitter van de
overdrachtscommissie een bezwaarschrift indienen en tegen de toewijzingen door
de overkoepelende overdrachtscommissie bij de voorzitter van de overkoepelende
overdrachtscommissie.
De bezwaarschriften moeten
bij aangetekend schrijven ingediend worden binnen een termijn van vijf
werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de toewijzing.
In het bezwaarschrift moet het bestuur redenen van zijn bezwaar
aanvoeren en omstandig motiveren.
Wanneer de
overdrachtscommissie een bezwaarschrift aanvaardt, dient zij een vervangende
toewijzing aan te bieden. Wanneer er geen vervangende toewijzing mogelijk is,
wordt het bezwaarschrift samen met haar advies doorgestuurd naar de voorzitter
van de overkoepelende overdrachtscommissie. Wanneer de overkoepelende
overdrachtscommissie het bezwaarschrift aanvaardt, kan zij een vervangende
toewijzing aanbieden.
Het indienen van een
bezwaarschrift schort de toewijzing niet op.
Afdeling 6. - Rechten en plichten van de toegewezen
personeelsleden
Onderafdeling 1. - Rechten en
plichten
Art. 20.
§ 1.
Het personeelslid dat wordt toegewezen is verplicht naar rata van het volume
van de opdracht waarvoor het werd toegewezen de toegewezen betrekking
onmiddellijk te aanvaarden en in dienst te treden op de aangeduide datum.
§ 2. Het
toegewezen personeelslid wordt geacht in dienstactiviteit te zijn vanaf de
datum waarop het de betrekking opneemt.
§ 3. Het
toegewezen personeelslid kan in het nieuwe centrum onder de reglementair
bepaalde voorwaarden van de verlofstelsels genieten.
Voor het verlof, de afwezigheid of de terbeschikkingstelling neemt
het bestuur waar het personeelslid werd toegewezen de bevoegdheden over van de
inrichtende macht waar het personeelslid voordien was benoemd of aangesteld,
met respect van de engagementen die door deze inrichtende macht werden
aangegaan.
§ 4. Het
personeelslid dat niet wordt toegewezen is ertoe gehouden aan de bevoegde
administratie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement
Onderwijs een correspondentieadres in het Rijk mee te delen, waar de
beslissingen die hem aangaan, kunnen worden
meegedeeld.
Onderafdeling 2. - Indienen van
bezwaarschriften door personeelsleden
Art. 21.
Het personeelslid dat
toegewezen wordt, kan binnen een termijn van vijf werkdagen, te rekenen vanaf
de ontvangst van de toewijzing, bij aangetekend schrijven een bezwaarschrift
indienen :
- tegen een toewijzing van de
overdrachtscommissie van zijn centrumnet, het bezwaarschrift wordt in dit geval
ingediend bij het bestuur en bij de voorzitter van de overdrachtscommissie van
zijn centrumnet;
- tegen een toewijzing door de
overkoepelende overdrachtscommissie, het bezwaarschrift wordt in dit geval
ingediend bij de voorzitter van de overkoepelende
overdrachtscommissie.
Wanneer de
overdrachtscommissie een bezwaarschrift aanvaardt, dient zij een vervangende
toewijzing aan te bieden. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt het
bezwaarschrift samen met haar advies doorgestuurd naar de voorzitter van de
overkoepelende overdrachtscommissie.
Wanneer de
overkoepelende overdrachtscommissie het bezwaarschrift aanvaardt, kan zij een
vervangende toewijzing aanbieden.
Het
personeelslid moet zijn bezwaarschrift omstandig motiveren.
Het indienen van een bezwaarschrift schort de toewijzing niet op.
Onderafdeling 3. - Geldige redenen voor
het niet aanvaarden van een toewijzing
Art. 22.
De geldige redenen
voor het niet aanvaarden door een personeelslid van een toewijzing zijn de
volgende :
1. wanneer het toegewezen
personeelslid zijn adres van domiciliëring heeft op meer dan 50 km van de
hoofdzetel van het centrum van toewijzing;
2.
wanneer het bezwaarschrift aanvaard wordt.
Afdeling 7. - Bevoegdheden van de
overdrachtscommissies
Art. 23.
De overdrachtscommissie
van een centrumnet oefent ten aanzien van de besturen van de centra en de
personeelsleden van de PMS- centra of MST-equipes die op 31 januari 2000
behoren tot hetzelfde centrumnet de volgende bevoegdheden uit :
1° het vaststellen van een centraal
referentiekader;
2° het erkennen van de
personeelsformatie van de centra in functie van het centrale referentiekader,
onverminderd de artikelen 31 en 39;
3° het
toewijzen per centrum voor leerlingenbegeleiding van personeel op de
personeelsformatie voor zover het wervingsambten betreft;
4° het behandelen van bezwaarschriften tegen de
toewijzingsbeslissing van de commissie;
5° in
voorkomend geval en in overleg met het betrokken personeelslid, het afronden
naar het eerst hogere of het eerst lagere vermelde aantal uren bedoeld in
artikel 78 van het
decreet, van de tewerkstellingstijd van deeltijdse personeelsleden;
6° het verzamelen van relevante gegevens;
7° het meedelen van relevante gegevens op
eenvoudig verzoek zowel van het personeel als van de besturen.
Op eenvoudig verzoek van de overdrachtscommissie van een
centrumnet, delen de betrokken departementen van het ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap volgende gegevens voor het betrokken centrumnet mee :
1° welke personeelsleden van de MST-equipes
genieten van artikel 195 of op wie artikel
190, § 3, van het
decreet van toepassing is;
2° het verschil
tussen de gesubsidieerde en de contractuele tewerkstellingstijd op 1 januari
2000 voor de personeelsleden van de MST-equipes;
3° welke personeelsleden van de PMS-centra met ingang van 1
september 2000 een verlof wegens terbeschikkingstelling voorafgaand aan het
rustpensioen aangevraagd hebben.
Art. 24.
De overkoepelende
overdrachtscommissie oefent volgende bevoegdheden uit :
1° het toewijzen van personeel op de personeelsformatie dat
binnen hetzelfde centrumnet geen toewijzingsbeslissing ontving;
2° het vaststellen van de lijst van
personeelsleden die niet kunnen worden toegewezen;
3° het uitwisselen van informatie met betrekking tot de
overdracht van personeel;
4° het vaststellen
van de lijst van personeelsleden die ter uitvoering van artikel 188 van het
decreet, na uitputting van alle mogelijkheden inzake overdracht, kunnen worden
tewerkgesteld in een tijdelijk project of kunnen worden toegevoegd aan de
tijdelijke stuurgroep of de permanente ondersteuningscel;
5° het verlenen van het advies zoals bepaald in artikel 16;
6° het behandelen van bezwaarschriften;
7° het verzamelen van relevante gegevens;
8° het meedelen van relevante gegevens op
eenvoudig verzoek zowel van het personeel als van de besturen.
Art. 25.
Ter uitvoering van
artikel 24, 4°, stelt de overdrachtscommissie van een centrumnet middels
een lijst vast, welke personeelsleden uit de eerste en tweede
prioriteitscategorie, bedoeld in de artikelen 33 en 50,
[aangevuld met de personeelsleden bedoeld in artikel 17,
eerste lid, 4°, die niet zijn toegewezen in toepassing van hoofdstuk IV van
dit besluit] in aanmerking komen voor tewerkstelling in een
tijdelijk project of voor tijdelijke toevoeging aan de tijdelijke stuurgroep of
voor de permanente ondersteuningscel, voor zover deze personeelsleden na
toepassing van de hoofdstukken III en IV van dit besluit niet werden toegewezen
op 1 september 2000.
B.Vl.R.
van 7-9-2001
De overkoepelende overdrachtscommissie deelt uiterlijk op 15 juni
2000 door middel van een unaniem vastgestelde beslissing de lijst, bedoeld in
het eerste lid, aan de Vlaamse regering mee. De overkoepelende
overdrachtscommissie deelt eveneens mee welke ambten ingevolge de pensionering
of de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand
aan het rustpensioen van toegewezen personeelsleden, of ingevolge de toepassing
van artikel 190 van het
decreet, in het schooljaar 2000-2001 vacant worden.
De overkoepelende overdrachtscommissie kan na 15 juni 2000 een
aanvullende lijst opstellen en die lijst uiterlijk op 15 september 2000 aan de
Vlaamse regering overmaken.
HOOFDSTUK III. - De gefinancierde
centra
Art. 26.
De centrale raad, op
eensluidend advies van de raad van bestuur, beslist welke personeelsleden vanaf
1 september 2000 worden belast met het mandaat van directeur.
De centrale raad wijst uiterlijk op 1 maart 2000 betrekkingen in
ambten toe op basis van de omkaderingsgewichten zoals bepaald in de artikelen
89 en
90 van het decreet,
rekening houdend met de bepalingen van artikel
91 van het decreet om
vanaf 1 september 2000 deel uit te maken van de netgebonden permanente
ondersteuningscel van de gefinancierde centra.
Elk bestuur maakt aan de overdrachtscommissie uiterlijk op 1 maart
2000 bekend welke persoon is toegewezen als mandaathouder.
Art. 27.
Vastbenoemde of tot de
proeftijd toegelaten personeelsleden die kandideerden voor het mandaat van
directeur en niet worden toegewezen bij mandaat, kandideren net als de in hun
mandaat aangewezen directeurs, voor zover zij op 1 januari 2000 personeelsleden
van de centra of van het vormingscentrum zijn, mee voor de wervingsambten van
het technisch personeel.
Personeelsleden die
behoren tot de tijdelijke stuurgroep ingevolge de toepassing van artikel
200, § 1, 3°,
of artikel 202, §
1, van het decreet, dienen een kandidatuur voor een wervingsambt van het
technisch personeel in.
Personeelsleden, met
uitzondering van de personeelsleden die een terbeschikkingstelling wegens
persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen genieten, die
ingevolge een verlof, een terbeschikkingstelling of een toestand van
non-activiteit op 1 maart 2000 geen of onvolledige dienstprestaties leveren
binnen een PMS-centrum of binnen het vormingscentrum, dienen een kandidatuur
voor een wervingsambt in. Ze geven hierbij te kennen of zij dit verlofstelsel,
deze terbeschikkingstelling of deze toestand van non-activiteit met ingang van
1 september 2000 willen voortzetten.
Art. 28.
De centrale raad maakt
uiterlijk op 1 maart 2000 aan de kandidaten voor het mandaat van directeur en
aan het departement Onderwijs de lijst bekend van de op 1 september 2000 bij
mandaat toegewezen directeurs van een centnum voor leerlingenbegeleiding Ze
deelt hierbij tevens mee welke personeelsleden in welk ambt door de centrale
raad zijn toegewezen in de permanente ondersteuningscel.
Als
een personeelslid met ingang van 1 september 2000 wordt aangesteld als
directeur van een centrum en dit personeelslid voorheen niet belast was met de
leiding van een PMS-centrum of van het vormingscentrum, worden de vastbenoemde
directeurs van PMS-centra die nadien als technisch personeel worden toegewezen
in dit gefinancierd centrum, op de personeelsformatie aangerekend als titularis
van een ambt met een omkaderingsgewicht van 1,6.
Art. 29.
Een bij mandaat toegewezen
directeur dient vanaf 1 september 2000 zijn ambt op te nemen en uit te oefenen.
Art. 30.
§ 1. Op basis
van het centrale referentiekader legt de centrale raad uiterlijk op 1 maart
2000, na onderhandeling in het lokaal comité, voor elk gefinancierd
centrum voor leerlingenbegeleiding de personeelsformatie met inbegrip van de
ambten en hun aantal vast op basis van het door het departement Onderwijs per
centrum meegedeelde omkaderingsgewicht, verminderd met het omkaderingsgewicht
voor het ambt dat bij mandaat uitgeoefend wordt en in voorkomend geval, na
toepassing van de artikelen 90, 92, 93 en 198 van het decreet.
§ 2.
Personeelsleden die op 31 augustus 2000 vastbenoemd zijn kunnen op 1 september
2000 geen definitieve toewijzing krijgen op basis van het omkaderingsgewicht
dat tussen centra wordt overgedragen ingevolge de toepassing van artikel
92 van het
decreet.
§ 3. In
afwijking van § 1 en van de artikelen 10 en 23, wordt aan de
personeelsleden van een gesubsidieerd PMS-centrum en/of een gesubsidieerde
MST-equipe, waarvan de bevoegdheid met ingang van 1 september 2000 voor alle
scholen wordt overgedragen naar een gefinancierd centrum, en die instemmen met
deze verandering van centrumnet, nominatim een omkaderingsgewicht toegekend tot
31 augustus 2003. Dit omkaderingsgewicht wordt berekend aan de hand van een
omzetting van het omkaderingsgewicht van de gesubsidieerde tewerkstellingstijd
of van de organieke omkadering, op basis van de gewogen leerlingen van de
scholen die op 31 januari 2000 behoren tot het PMS-centrum of de MST-equipe
waarvan de bevoegdheid integraal wordt overgedragen.
Onder "bevoegdheid" wordt begrepen : de dienstverlening op basis
van de contracten met de scholen. De personeelsleden die instemmen met de
verandering van centrumnet, delen hun beslissing ook mee aan de voorzitter van
de overdrachtscommissies van de betrokken centrumnetten.
§ 4. In
afwijking van § 1 en van de artikelen 10 en 23, wordt aan de
personeelsleden van een gesubsidieerd PMS-centrum en/of een gesubsidieerde
MST-equipe, waarvan de bevoegdheid met ingang van 1 september 2000 voor sommige
scholen wordt overgedragen naar een gefinancierd centrum, en die instemmen met
deze verandering van centrumnet, tot 31 augustus 2003 nominatim een
omkaderingsgewicht toegekend, voor zover hierover in een overeenkomst afspraken
zijn gemaakt tussen het gemeenschapsonderwijs en het bestuur van het betrokken
gesubsidieerd PMS-centrum of MST-equipe. Dit omkaderingsgewicht wordt berekend
aan de hand van een omzetting van het omkaderingsgewicht van de gesubsidieerde
tewerkstellingstijd of van de organieke omkadering op basis van de gewogen
leerlingen van de scholen die op 31 januari 2000 behoren tot het PMS-centrum of
de MST-equipe waarvan de bevoegdheid wordt overgedragen. Onder "bevoegdheid"
wordt begrepen : de dienstverlening op basis van de contracten met de scholen
De personeelsleden die instemmen met de verandering van centrumnet, delen hun
beslissing ook mee aan de voorzitter van de overdrachtscommissies van de
betrokken centrumnetten.
Art. 31.
De centrale raad kan, in
afwijking van artikel 30, § 1, voor het invullen van de aanvullende
formatie van een bepaald centrum van het centrale referentiekader afwijken na
onderhandeling in het bevoegde comité. Het voorstel tot afwijking wordt
uiterlijk op 1 maart 2000 aan de overdrachtscommissie van het centrumnet
meegedeeld. Het gemotiveerd advies heeft betrekking op een aantoonbare
significante discrepantie tussen het historische personeelskader en het
centrale referentiekader.
Tot de voorstellen van
afwijking kunnen eveneens volgende omkaderingsgewichten behoren :
1° de overdracht van maximum 0,5
omkaderingsgewicht aan het permanent ondersteuningscentrum ingevolge de
toepassing van artikel 90 van het decreet;
2° de overdracht van omkaderingsgewicht tussen centra, in
toepassing van artikel 92 van het decreet.
De overdrachtscommissie van het centrumnet beslist over het
voorstel, bedoeld in het eerste lid, en deelt haar beslissing uiterlijk op 15
maart 2000 mee. Deze beslissing geldt als erkenning zoals bedoeld in artikel
23, eerste lid, 2°.
Art. 32.
In afwijking van
hoofdstuk III, afdeling
3, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie
van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, maakt de centrale
raad onmiddellijk na het vaststellen van de personeelsformatie, door middel van
een bekendmaking die hij doeltreffend acht alsmede in het Belgisch Staatsblad,
het per centrum vastgelegde aantal betrekkingen op 1 september 2000 in de
wervingsambten bekend. De centrale raad maakt deze lijst bekend aan alle
personeelsleden. De centrale raad geeft bij elke publicatie het volume aan van
de in artikel 30, § 2, bedoelde omkaderingsgewichten.
Bij de bekendmaking bedoeld in het eerste lid, wordt
één ambt van paramedisch werker en één ambt van
maatschappelijk werker, beide in te zetten voor de begeleiding van scholen van
het gemeenschapsonderwijs die in Duitsland gelegen zijn, in een aparte rubriek
opgenomen. De centrale raad deelt in deze bekendmaking mee aan welk centrum
deze ambten als dusdanig en bijkomend aan de basisformatie toegewezen worden.
Elk personeelslid dat op 1 maart 2000 in dienst
is in een PMS-centrum of in het vormingscentrum van het centrumnet van het
gemeenschapsonderwijs, kan zich kandidaat stellen voor alle wervingsambten van
alle gefinancierde centra.
De kandidaturen dienen
uiterlijk op 1 mei 2000 ingediend te worden bij de centrale raad. Bij de
kandidaatstelling maakt elk personeelslid in afdalende volgorde een keuze
bekend voor een wervingsambt in een bepaald centrum. Voor de toepassing hiervan
worden de ambten bedoeld in het tweede lid beschouwd als een afzonderlijk
centrum.
De centrale raad beëindigt
uiterlijk op 1 mei 2000 de procedure die nodig is om de voorkeur van de
personeelsleden bedoeld in artikel 187 van het decreet voor een gefinancierd centrum
te kennen. Bij zijn toewijzing houdt hij rekening met deze voorkeur.
Art. 33.
§ 1. De
centrale raad rangschikt voor de wervingsambten van het technisch en
administratief personeel per geconcordeerd ambt de personeelsleden volgens
volgende criteria :
1° eerste
prioriteitscategorie : de vastbenoemde of tot de proeftijd toegelaten
personeelsleden van de PMS-centra of van het vormingscentrum, gerangschikt
volgens dienstanciënniteit zoals vastgesteld op 1 maart 2000;
2° tweede prioriteitscategorie : de
tijdelijke personeelsleden die op 1 maart 2000 ononderbroken in dienst geweest
zijn binnen een PMS-centrum of binnen het vormingscentrum vanaf I september
1998, gerangschikt volgens dienstanciënniteit zoals vastgesteld op 1 maart
2000;
3° derde prioriteitscategorie : de
tijdelijke personeelsleden die niet behoren tot de tweede prioriteitscategorie
en de gesubsidieerde contractuelen die op 1 maart 2000 in dienst zijn binnen
een PMS-centrum of binnen het vormingscentrum en die op 1 maart 2000 ten minste
zes maanden dienstanciënniteit binnen PMS-centra verworven hebben in het
schooljaar 1998-1999 of in het schooljaar 1999-2000, gerangschikt volgens
dienstanciënniteit zoals vastgesteld op 1 maart 2000.
Diensten gepresteerd als gesubsidieerd contractueel personeelslid
in een PMS-centrum worden voor de toepassing van dit hoofdstuk beschouwd als
dienstanciënniteit, met dien verstande dat een personeelslid op basis
hiervan een dienstanciënniteit van maximaal twee jaren kan verwerven. Deze
diensten worden berekend overeenkomstig artikel
4 van het decreet van
27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het
gemeenschapsonderwijs.
De centrale raad deelt de
personeelsleden uiterlijk op 1 maart 2000 de dienstanciënniteit mee die
het personeel op 1 januari 2000 bezit.
§ 2. In
afwijking van § 1 worden de personeelsleden bedoeld in artikel 30,
§§ 3 en 4,
vooraleer de eerste toewijzing van personeel uit de drie genoemde
categorieën plaatsvindt, tot en met 31 augustus 2003 aan het gefinancierd
centrum toegewezen dat het werkgebied van de overname
bevat.
[§ 3. De
dienstanciënniteit bedoeld in § 1 wordt berekend overeenkomstig
artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van
bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, met dien verstande dat
voor de berekening van de dienstanciënniteit ook de volgende periodes
worden meegerekend :
1°
de ziektedagen
2°
bevallingsverloven
3°
borstvoedingsverloven.]
B.Vl.R.
van 7-9-2001
Art. 34.
§ 1. De
overdrachtscommissie van het gefinancierd centrumnet ontvangt uiterlijk 10 mei
2000 de bij de centrale raad ingediende en conform artikel 33 gerangschikte
geldige kandidaturen voor alle vacante wervingsambten.
De lijst, bedoeld in het eerste lid, omvat ten minste volgende
gegevens per personeelslid :
1°
stamboeknummer;
2° statutaire toestand;
3° dienstanciënniteit op 1 maart 2000;
4° adres van domiciliëring op 1 maart
2000;
5° bekwaamheidsbewijs;
6° uitgeoefend ambt op 1 maart 2000;
7° geconcordeerd ambt;
8°
gepostuleerd ambt binnen een centrum, met vermelding van voorkeur.
§ 2. De
overdrachtscommissie wijst per gefinancierd centrum voor leerlingenbegeleiding
en rekening houdend met de nadere procedure bepaald door de
overdrachtscommissie, de wervingsambten toe aan de kandiderende personeelsleden
in volgorde van de drie prioriteitscategorieën, zoals bepaald in artikel
33.
§ 3. Wanneer een
personeelslid dat ingevolge de toepassing van artikel 26 op 1 maart door de
centrale raad op eensluidend advies van de raad van bestuur van de scholengroep
een mandaat werd toegewezen, na toepassing van de rangschikking zoals bepaald
in artikel 33 en artikel 34, § 2, wordt toegewezen in een wervingsambt,
wordt dit wervingsambt voor het personeelslid beschouwd als het aan het mandaat
onderliggende ambt waarvoor het aan dit centrum is verbonden. Onmiddellijk na
de toewijzing van dit personeelslid in toepassing van artikel 33 en artikel 34,
§ 2, komt dit ambt opnieuw vrij voor een toewijzing.
§ 4. Bij de
toewijzing per ambt van personeel uit de tweede prioriteitscategorie, dient
eerst maximaal personeel uit de eerste prioriteitscategorie te worden
toegewezen. Hiertoe kan de overdrachtscommissie afwijken van de door het
personeelslid uitgedrukte voorkeur voor een centrum voor leerlingenbegeleiding.
Hiervan wordt evenwel enkel toepassing gemaakt indien het adres van
domiciliëring van het kandiderende personeelslid niet verder dan 50
kilometer van de hoofdzetel van het door de overdrachtscommissie toegewezen
centrum is verwijderd, tenzij het personeelslid op vrijwillige basis instemt
met een afstand van meer dan 50 km.
§ 5. Bij de
toewijzing per ambt van personeel uit de derde prioriteitscategorie, dient
eerst maximaal personeel uit de eerste en tweede prioriteitscategorie te worden
toegewezen. Hiertoe kan de overdrachtscomrnissie afwijken van de door het
personeelslid uitgedrukte voorkeur voor een centrum voor leerlingenbegeleiding.
Hiervan wordt evenwel enkel toepassing gemaakt, indien het adres van
domiciliëring van het kandiderende personeelslid niet verder dan 50
kilometer van de hoofdzetel van het door de overdrachtscommissie toegewezen
centrum is verwijderd tenzij het personeelslid op vrijwillige basis instemt met
een afstand van meer dan 50 km.
§ 6. Wanneer een
personeelslid bedoeld in artikel 27, § 3, na toepassing van de
rangschikking zoals bepaald in artikel 33 en in artikel 34, § 2, wordt
toegewezen in een wervingsambt, komt dit ambt onmiddellijk na de toewijzing van
het bedoelde personeelslid opnieuw vrij voor een voorlopige
toewijzing.
§ 7. Wanneer een
vastbenoemd personeelslid zoals bedoeld in artikel
91 van het decreet,
door de centrale raad aan de permanente ondersteuningscel is toegewezen in een
wervingsambt na toepassing van de rangschikking zoals bepaald in artikel 33 en
in artikel 34, § 2, komt dit ambt onmiddellijk na de toewijzing van het
bedoelde personeelslid opnieuw vrij voor een voorlopige
toewijzing.
Art. 35.
§ 1. Enkel
personeelsleden die een geldige kandidatuur indienen, kunnen door de
overdrachtscommissie worden toegewezen.
De
vastbenoemde personeelsleden die geen of geen geldige kandidatuur indienen,
komen in aanmerking voor een ambtshalve toewijzing.
§ 2. De lijst
van de personeelsleden die tot de eerste, de tweede of de derde
prioriteitscategorie behoren en na toepassing van artikel 34 niet konden worden
toegewezen, wordt uiterlijk op 1 juni 2000 meegedeeld aan de overkoepelende
overdrachtscommissie.
Art. 36.
De overdrachtscommissie dient
personeelsleden die in dienst zijn op 31 augustus 2000 en die niet behoren tot
de prioriteitscategorieën bedoeld in artikel 33, toe te wijzen in ambten
die nog niet zijn toegewezen na toepassing van artikel 24, 33 en 34.
De lijst van de in het vorige lid vermelde
personeelsleden die niet onmiddellijk kunnen worden toegewezen, wordt uiterlijk
15 september 2000 door de overdrachtscommissie van de gefinancierde centra
meegedeeld aan de overkoepelende overdrachtscommissie.
HOOFDSTUK IV. - De gesubsidieerde
centra
Afdeling 1. - Inleidende
bepalingen
Art. 37.
§ 1. Voor
de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° overdrachtsanciënniteit : de som van het nominaal
aantal volledige kalendermaanden tewerkstelling dat een personeelslid
gepresteerd heeft in een PMS-centrum en/of in een MST-equipe ongeacht het
statuut;
2° personeelsleden : de
personeelsleden, zoals bedoeld in artikel 1, van een gesubsidieerd officieel
centrum of van een gesubsidieerd vrij centrum;
3° prioriteitscategorie : de categorie waartoe een
personeelslid behoort binnen het globale personeelsbestand van het geheel van
ofwel de gesubsidieerde officiële centra of de gesubsidieerde vrije
centra;
4° prioriteitsgraad : de graad van
voorrang die een personeelslid geniet binnen een prioriteitscategorie en binnen
een individueel gesubsidieerd centrum;
5°
verwantschap : een personeelslid is verwant met een centrum van het eigen
centrumnet of van een ander centrumnet wanneer minimum 15 % gewogen leerlingen
van zijn PMS-centrum of zijn MST-equipe door een centrum begeleid wordt;
6° superverwantschap : een personeelslid is
superverwant met het centrum waar hij de hoogste graad van verwantschap heeft
en op voorwaarde dat hij een tewerkstellingstijd van minimum 50 % heeft;
7° tewerkstellingstijd in een MST-equipe : de
gesubsidieerde tewerkstellingstijd in een MST-equipe.
Alle personeelsleden van een bepaald PMS-centrum of een bepaalde
MST- equipe hebben dezelfde graad van verwantschap, bedoeld in ten 5° en
6°, ten overstaan van hetzelfde centrum voor leerlingenbegeleiding.
§ 2. In
afwijking van § 1, 1°, wordt voor de artsen die behoren tot een
MST-equipe de overdrachtsanciënniteit berekend vanaf 1 september
1985.
Aan artsen die tijdens het schooljaar
1999-2000 als zelfstandige prestaties verrichten in een MST-equipe wordt echter
geen overdrachtsanciënniteit toegekend, tenzij aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan :
1° zij verklaren dat op 1
september 2000 artikel 190, § 1, van het decreet wel op hen van
toepassing is en artikel 198 niet;
2° het
aantal betoelaagde medische onderzoekingen die zij tijdens het schooljaar
1999-2000 hebben uitgevoerd in 1 of meerdere equipes medisch schooltoezicht
vereist een totale tijdsbesteding die overeenstemt met een tewerkstellingstijd
van minimum 50 % tewerkstelling op jaarbasis;
3° zij beschikken over het diploma geneesheer-hygiënist
in de jeugdgezondheidszorg of over het diploma van gespecialiseerde studies in
de jeugdgezondheidszorg.
§ 3. De
overdrachtscommissie deelt aan de besturen van hetzelfde centrumnet mee met
welke PMS-centra en met welke MST-equipes een centrum voor
leerlingenbegeleiding verwantschap of superverwantschap bezit.
De besturen van de PMS-centra en de MST-equipes delen hun
personeelsleden uiterlijk op 1 maart 2000 de overdrachtsanciënniteit mee
die het personeel op 1 januari 2000 bezit.
Afdeling 2. - Algemene bepalingen
Art. 38.
De overdrachtscommissie
van elk centrumnet stelt uiterlijk op 14 januari 2000 het centrale
referentiekader voor hetzelfde centrumnet vast en deelt dit uiterlijk op 1
februari 2000 mee aan de betrokken besturen van hetzelfde centrumnet.
Art. 39.
§ 1. Het
bestuur kan voor het invullen van de aanvullende formatie van het centrale
referentiekader afwijken na gemotiveerd advies van de afgevaardigden van het
vroegere PMS- en MST-personeel. Het voorstel tot afwijking wordt uiterlijk op 1
maart 2000 aan de overdrachtscommissie meegedeeld. Het gemotiveerd advies heeft
betrekking op een aantoonbare significante discrepantie tussen het historische
personeelskader en het centrale referentiekader.
Tot de voorstellen van afwijking kunnen eveneens volgende
omkaderingsgewichten behoren :
1° de
overdracht van maximum 0,5 omkaderingsgewicht aan het permanent
ondersteuningscentrum ingevolge de toepassing van artikel
90 van het decreet;
2° de overdracht van omkaderingsgewicht
tussen centra, in toepassing van artikel
92 van het decreet;
3° de coördinatiefuncties voorzien in
artikel 76 van het
decreet.
De overdrachtscommissie beslist over het
voorstel, bedoeld in het eerste lid, en deelt haar beslissing uiterlijk op 15
maart 2000 aan elk bestuur afzonderlijk mee.
§ 2. In
afwijking van § 1 en van de artikelen 10 en 23, wordt aan de
personeelsleden van een PMS-centrum of aan de erkende MST-equipeleden van een
bepaald centrumnet, waarvan de bevoegdheid met ingang van 1 september 2000 voor
alle scholen wordt overgedragen naar een gesubsidieerd centrum van een ander
centrumnet, en die instemmen met deze verandering van centrumnet, nominatim een
omkaderingsgewicht toegekend tot 31 augustus 2003. Dit omkaderingsgewicht wordt
berekend aan de hand van een omzetting van het omkaderingsgewicht van de
gesubsidieerde tewerkstellingstijd of van de organieke omkadering op basis van
de gewogen leerlingen van de scholen die op 31 januari 2000 behoren tot het
PMS-centrum en/of MST-centrum waarvan de bevoegdheid integraal wordt
overgedragen. Onder "bevoegdheid" wordt begrepen de dienstverlening op basis
van de contracten met de scholen. De personeelsleden die instemmen met de
verandering van centrumnet, delen hun beslissing ook mee aan de voorzitter van
de overdrachtscommissies van de betrokken centrumnetten.
§ 3. In
afwijking van § 1 en van artikel 10 en 23, wordt aan de personeelsleden
van een PMS-centrum of aan de erkende MST-equipeleden van een bepaald
centrumnet, waarvan de bevoegdheid met ingang van 1 september 2000 voor sommige
scholen wordt overgedragen naar een gesubsidieerd centrum van een ander
centrumnet, en die instemmen met deze verandering van centrumnet, tot 31
augustus 2003 nominatim een omkaderingsgewicht toegekend, voor zover hierover
in een overeenkomst afspraken zijn gemaakt tussen de betrokken besturen. Dit
omkaderingsgewicht wordt berekend aan de hand van een omzetting van het
omkaderingsgewicht van de gesubsidieerde tewerkstellingstijd of van de
organieke omkadering op basis van de gewogen leerlingen van de scholen die op
31 januari 2000 behoren tot het PMS-centrum en/of MST-centrum waarvan de
bevoegdheid wordt overgedragen. Onder "bevoegdheid" wordt begrepen : de
dienstverlening op basis van de contracten met de scholen. De personeelsleden
die instemmen met de verandering van centrumnet, delen hun beslissing ook mee
aan de voorzitter van de overdrachtscommissies van de betrokken
centrumnetten.
Afdeling 3. - Mandaten
Art. 40.
De overdrachtscommissie
maakt per centrumnet aan elk personeelslid uiterlijk op 1 februari 2000 de
lijst bekend van de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
Art. 41.
Een bij mandaat
toegewezen directeur dient vanaf 1 september 2000 zijn ambt op te nemen en uit
te oefenen.
Art. 42.
Elk bestuur maakt aan de
overdrachtscommissie uiterlijk op 1 maart 2000 bekend welke persoon door het
bestuur is toegewezen als mandaathouder.
Art. 43.
Alle personeelsleden die
kandideerden voor het mandaat van directeur worden ook opgenomen in de lijsten,
bedoeld in artikel 47, die overdrachtscommissies van het betrokken centrumnet
opstellen.
Indien de overdrachtscommissie de
aanwijzing door het bestuur bekrachtigt van een directeur van een centrum aan
een persoon die voorheen niet belast was met de leiding van een PMS-centrum of
een MST-equipe, dan worden alle vastbenoemde directeurs van PMS-centra die
verwantschap bezitten met het centrum en die nadien in een wervingsambt worden
toegewezen, op de personeelsformatie aangerekend als titularis van een ambt met
een omkaderingsgewicht van 1,6.
Afdeling 4. - Gelijkstelling met
vastbenoemden
Art. 44.
De netgebonden
overdrachtscommissie rangschikt per centrumnet alle personeelsleden uit de
MST-equipes die op 20 januari 2000 in dienst zijn en vanaf uiterlijk 1 maart
1999 ononderbroken zoals bedoeld in artikel 2, 8°, tewerkgesteld waren in
een MST-equipe, per ambt en hierbinnen in afdalende volgorde volgens
overdrachtsanciënniteit en bij gelijke overdrachtsanciënniteit
volgens leeftijd.
Binnen de rangschikking per
ambt, bedoeld in het eerste lid, stelt ze, rekening houdend met het volume van
de gesubsidieerde tewerkstellingstijd van de gerangschikte personeelsleden in
de te concorderen ambten, op 20 januari 2000 een zelfde percentage
personeelsleden gelijk met "vastbenoemd personeelslid voor wat betreft de
overdracht" als er vastbenoemd personeel is in alle wervingsambten samen in de
gesubsidieerde PMS-centra. De referentiedatum voor het aantal vastbenoemde
personeelsleden in de PMS-centra is [1 januari
2000.]
B.Vl.R.
van 7-9-2001
Art. 45.
De netgebonden
overdrachtscommissie deelt uiterlijk op 15 maart 2000 de individuele
personeelsleden van de MST-centra en de besturen van de centra mee welke
personeelsleden voor de overdracht gelijkgesteld worden met vastbenoemd
personeel.
Afdeling 5. - Wervingsambten
Art. 46.
De overdrachtscommissie
maakt uiterlijk 1 april 2000 de wervingsambten bekend bij de personeelsleden
van de PMS- en MST-centra.
Deze bekendmaking
bevat per centrum ten minste volgende gegevens :
1° de vacante wervingsambten;
2° de directeur;
3° de
verwantschap of de superverwantschap tussen het centrum en de PMS- en
MST-centra;
4° de hoofdzetel van elk centrum
dat behoort tot hetzelfde centrumnet.
Art. 47.
De overdrachtscommissie
stelt ambtshalve per centrum een lijst op waarop per ambt de personeelsleden
met superverwantschap en de personeelsleden met verwantschap voorkomen. Ze
bezorgt uiterlijk 31 maart die lijst aan de besturen.
In afwijking van het vorige lid worden de personeelsleden bedoeld
in artikel 39, §§ 2 en 3, niet gerangschikt.
Art. 48.
Aan de lijst, bedoeld in
artikel 47, eerste lid, worden ook de personeelsleden toegevoegd die op 1 maart
2000 in dienst zijn en die geen verwantschap hebben met het centrum, maar wel
hun kandidatuur voor dat centrum hebben ingediend.
De kandidaturen voor de wervingsambten, bedoeld in artikel 46,
dienen uiterlijk 1 mei 2000 bij de overdrachtscommissie te worden ingediend.
Een kandidaatstelling omvat ten minste volgende gegevens :
1° stamboeknummer en/of geboortedatum;
2° statutaire toestand of contractuele aard van de
arbeidsovereenkomst;
3° het centrum waarmee
het superverwant is en de centra waarmee het verwant is;
4°
overdrachtsanciënniteit;
5°
prioriteitscategorie;
6° adres van
domiciliëring op 1 mei 2000;
7°
bekwaamheidsbewijs;
8° uitgeoefend ambt op 1
mei 2000;
9° geconcordeerd ambt;
10° gepostuleerd vacant ambt binnen een
centrum;
11° al dan niet behorend tot
personeel bedoeld in artikel 49;
12°
gesubsidieerde tewerkstellingstijd;
13°
reële tewerkstellingstijd;
14° de
voorkeur, in afdalende volgorde, van het personeelslid voor de centra waarmee
hij al of niet verwant of superverwant is.
De
overdrachtscommissie kan de bovenstaande lijst nog aanvullen met andere
relevante gegevens.
Art. 49.
Op de lijst, bedoeld in
artikel 47, eerste lid, wordt ook aangeduid welke personeelsleden een
verlofstelsel, een terbeschikkingstelling of een loopbaanonderbreking genieten
of van wie de arbeidsovereenkomst geschorst is. Als het personeelslid met
ingang van 1 september 2000 of met ingang van de vermoedelijke datum waarop de
schorsing van de arbeidsovereenkomst ingevolge de toepassing van de wet van
3 juli 1978
betreffende de arbeidsovereenkomsten een einde neemt, een einde wil stellen aan
dat verlof, die terbeschikkingstelling, die loopbaanonderbreking of die
schorsing van de arbeidsovereenkomst, dan deelt het dat uiterlijk op 1 maart
2000 bij aangetekend schrijven mee aan de overdrachtscommissie, behalve als het
personeelslid een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
voorafgaand aan het rustpensioen geniet. Op deze lijst worden eveneens de
zelfstandige artsen aangeduid die verklaren dat artikel
190, § 1, van het
decreet wel op hen toepasselijk is en artikel
198 van het decreet
niet.
Personeelsleden die behoren tot de
tijdelijke stuurgroep ingevolge de toepassing van artikel
200, § 1, 3°,
of artikel 202, §
1, van het decreet, of die ingevolge de toepassing van de artikelen
89,
90 of
91 van het decreet
behoren tot de permanente ondersteuningscel van het betrokken centrumnet,
worden eveneens op deze lijst vermeld.
Personeelsleden op wie de artikelen
190, § 3 of
195 van het decreet van
toepassing zijn, maken dit eveneens bij aangetekend schrijven bekend.
Art. 50.
De personeelsleden worden
in de volgende prioriteitscategorieën ingedeeld :
1° de eerste prioriteitscategorie, die het vastbenoemd of het
met vastbenoemd personeel gelijkgesteld personeel omvat;
2°
de tweede prioriteitscategorie, die de volgende personeelsleden omvat :
a) de tijdelijke personeelsleden uit de
PMS-centra die op 1 maart 2000 ononderbroken in dienst geweest zijn binnen een
PMS-centrum vanaf 1 september 1998;
b) de
personeelsleden behorende tot de MST-equipes die niet tot de eerste
prioriteitscategorie behoren en die op 1 maart 2000 ononderbroken in dienst
zijn binnen een MST-equipe vanaf 1 september 1998;
3° de derde prioriteitscategorie die zowel de
personeelsleden omvat die tijdelijk zijn en niet behoren tot de tweede
prioriteitscategorie als de gesubsidieerde contractuelen die op 1 maart 2000 in
dienst zijn binnen een PMS-centrum en die op 1 maart 2000 ten minste zes
maanden dienstanciënniteit binnen PMS-centra verworven hebben in het
schooljaar 1998-1999 of in het schooljaar 1999-2000; gerangschikt volgens
overdrachtsanciënniteit zoals vastgesteld op 1 maart 2000.
Diensten gepresteerd als gesubsidieerd
contractueel personeelslid of onder het stelsel van B.T.K. of D.A.C. zoals
bepaald in artikel 146, § 3, 1°, 2° en 3°, van het decreet
worden voor de toepassing van dit artikel beschouwd als
dienstanciënniteit, met dien verstande dat een personeelslid op basis
hiervan een dienstanciënniteit van maximaal twee jaren kan verwerven. Deze
diensten worden berekend overeenkomstig artikel
6 van het decreet van
27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het
gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 51.
Personeelsleden die in
een mandaat werden toegewezen, worden gerangschikt in de prioriteitscategorie
van het ambt dat ze bekleedden aan de vooravond van dat mandaat.
Wanneer dit personeelslid, na toepassing van de
artikelen 50, 53 tot en met 56 wordt toegewezen in een wervingsambt, komt dit
ambt onmiddellijk na de toewijzing van het bedoelde personeelslid opnieuw vrij
voor een toewijzing.
Personeelsleden die worden
toegewezen en die op 1 maart 2000 geen effectieve dienstprestaties leveren ten
gevolge van een verlofstelsel, een terbeschikkingstelling, een
loopbaanonderbreking of een schorsing van de arbeidsovereenkomst, worden
gerangschikt in de prioriteitscategorie van hun ambt. Dit ambt komt
onmiddellijk na toewijzing aan het bedoelde personeelslid opnieuw vrij voor een
nieuwe toewijzing.
Wanneer een vastbenoemd
personeelslid zoals bedoeld in artikel
91 van het decreet, aan
de permanente ondersteuningscel is toegewezen in een wervingsambt na toepassing
van de artikelen 50, 53 tot en met 56, komt dit ambt onmiddellijk na de
toewijzing van het bedoelde personeelslid opnieuw vrij voor een toewijzing.
Art. 52.
Als een personeelslid dat
door het bestuur in een mandaat werd toegewezen, na toepassing van de
prioriteitsgraden in een wervingsambt wordt toegewezen, wordt dat wervingsambt
voor het personeelslid beschouwd als het aan het mandaat onderliggende ambt,
waarvoor het aan dat centrum is verbonden. Onmiddellijk na de toewijzing van
dat personeelslid, komt dat ambt opnieuw vrij voor toewijzing.
Art. 53.
Binnen elke
prioriteitsgraad zijn de personeelsleden gerangschikt in afdalende volgorde van
overdrachtsanciënniteit. Bij gelijke overdrachtsanciënniteit worden
de personeelsleden vervolgens gerangschikt volgens volume van tewerkstelling op
1 maart 2000 in afdalende volgorde, bij gelijk volume worden de personeelsleden
gerangschikt volgens leeftijd in afdalende volgorde.
Art. 54.
Binnen de eerste
prioriteitscategorie en vervolgens binnen de tweede prioriteitscategorie, wijst
de overdrachtscommissie de personeelsleden toe in een wervingsambt voor het
volume van het geconcordeerde ambt, in volgorde van de prioriteitsgraden en
rekening houdend met de overdrachtsanciënniteit :
1° eerste prioriteitsgraad : de personeelsleden met
superverwantschap;
2° tweede prioriteitsgraad
: de personeelsleden met verwantschap;
3°
derde prioriteitsgraad : de personeelsleden die na toepassing van de eerste en
tweede prioriteitsgraad nog geen toewijzing ontvingen.
Bij de toewijzing vanuit de derde prioriteitsgraad houdt de
overdrachtscommissie in voorkomend geval rekening met de voorkeur die een
personeelslid heeft uitgedrukt via de kandidaatstelling, bedoeld in artikel 48,
voor een centrum waarmee het personeelslid niet verwant is.
Bij de toewijzing vanuit de derde prioriteitsgraad wordt geen
personeel toegewezen aan een centrum, als de afstand tussen de hoofdzetel van
het centrum en het adres van domiciliëring van het betrokken personeelslid
meer dan 50 kilometer bedraagt.
Personeelsleden
die na toepassing van de eerste drie prioriteitsgraden niet werden toegewezen
in een ambt, worden in afdalende volgorde van overdrachtsanciënniteit
toegewezen in een ambt dat door de titularis niet effectief wordt uitgeoefend,
omdat de titularis geniet van een verlof, een terbeschikkingstelling, een
loopbaanonderbreking, een schorsing van de arbeidsovereenkomst of een
brugpensioen zoals bedoeld in artikel
190, § 3, of
artikel 195 van het
decreet of omdat de titularis een mandaat bekleedt.
Bij die toewijzing houdt de overdrachtscommissie in voorkomend
geval rekening met superverwantschap, verwantschap of de voorkeur die een
personeelslid voor een centrum heeft uitgedrukt via de kandidaatstelling,
bedoeld in artikel 48.
Bij die toewijzing wordt
geen personeel toegewezen aan een centrum, als de afstand tussen de hoofdzetel
van het centrum en het adres van domiciliëring van het betrokken
personeelslid meer dan 50 kilometer bedraagt.
Art. 55.
Personeelsleden die na
toepassing van artikel 54 niet werden toegewezen in een geconcordeerd ambt
worden door de overdrachtscommissie toegewezen in een centrum in een ander
ambt, voor zover de afstand tussen de hoofdzetel van het centrum en het adres
van domiciliëring van het betrokken personeelslid niet meer dan 50
kilometer bedraagt.
Art. 56.
Binnen de derde
prioriteitscategorie wijst de overdrachtscommissie de verwante personeelsleden
toe in een wervingsambt voor het volume van het geconcordeerde ambt. Ze houdt
in voorkomend geval rekening met de overdrachtsanciënniteit.
Art. 57.
Om personeel dat na
toepassing van de artikelen 53 tot en met 56 nog niet is toegewezen, maximaal
tewerk te stellen, kan de overdrachtscommissie de toewijzing van
personeelsleden, overeenkomstig artikel 54, wijzigen. Die wijziging is enkel
mogelijk om ambten die na toepassing van artikel 54 niet werden ingevuld,
alsnog toe te wijzen aan personeelsleden die tot de eerste en de tweede
prioriteitscategorie behoren. De nieuwe toewijzing is enkel mogelijk voor
personeelsleden van wie het adres van domiciliëring minder dan 50 km van
de hoofdzetel van het nieuw toegewezen centrum verwijderd is.
Bij wederzijds akkoord tussen personeelslid en de inrichtende
macht, kan de bepaling van 50 km zoals bedoeld in het vorige lid en in de
artikelen 54 en 55 uitgebreid worden.
Art. 58.
De lijst van de
personeelsleden die tot de eerste, de tweede of de derde prioriteitscategorie
behoren en na toepassing van de artikelen 52 tot en met 57 niet konden worden
toegewezen, wordt uiterlijk op 1 juni 2000 meegedeeld aan de overkoepelende
overdrachtscommissie.
Art. 59.
Een personeelslid voor
wie met toepassing van artikel 195 van het decreet een aanvullende vergoeding
wordt betaald, als bedoeld in de regelgeving betreffende de toekenning van
werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt
toegewezen aan het vrij gesubsidieerd centrum waarmee het bij een effectieve
tewerkstelling de hoogste verwantschap gehad zou hebben.
Art. 60.
De overdrachtscommissie
kan personeelsleden die in dienst zijn op 31 augustus 2000 en die niet behoren
tot de prioriteitscategorieën bedoeld in artikel 50, toewijzen in ambten
die nog niet zijn toegewezen na toepassing van de artikelen 50, 52 tot en met
57.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 61.
Dit besluit treedt in werking
op 1 januari 2000.
Art. 62.
De Vlaamse minister, bevoegd
voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs,
zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.