OPGEHEVEN : Koninklijk besluit tot vaststelling van de
voorwaarden tot en de procedure van het verlenen van de gelijkwaardigheid van
buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften.
goedkeuringsdatum
20 JULI 1971
publicatiedatum
B.S.05/08/1971
datum laatste wijziging
01/09/2011
COORDINATIE
K.B. 8-10-1973 - B.S. 8-2-1974
K.B.
29-6-1983 - B.S. 13-8-1983
B.Vl.R. 13-11-1991 -
B.S. 7-1-1992
B.Vl.R. 14-10-1992 - B.S.
31-12-1992
opgeheven door Decr. 1-7-2011 - B.S.
30-8-2011
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 maart 1971 betreffende de
gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Ministers van Nationale
Opvoeding,
Hebben Wij besloten
en besluiten Wij :
Artikel 1.
Het verlenen van de
gelijkwaardigheid bepaald bij artikel 1 van de wet van 19 maart 1971 mag in
geen enkel geval tot gevolg hebben :
a) dat
studies, waarvan het peil van de vorming niet ten minste gelijk is met dat van
de gelijkwaardige Belgische studies, worden erkend;
b) dat aan de verzoeker de toelating wordt gegeven tot studies
waartoe hij in het land waar het diploma of getuigschrift werd uitgereikt geen
toegang heeft.
Art. 2.
§ 1. Over de
gelijkwaardigheid wordt in het algemeen of ten opzichte van elk bepaald geval
beschikt.
§ 2. Bij gebreke van
algemene maatregelen beslissen [de Ministers van Onderwijs, ieder wat hem
betreft, of hun gemachtigde]² over de gelijkwaardigheid van buitenlandse
studieperiodes, examens, studiegetuigschriften en diploma's met Belgische
studieperiodes, examens, studiegetuigschriften en diploma's van het lager, het
secundair en het hoger onderwijs, met uitzondering van het universitair
onderwijs [uitsluitend]¹ bekrachtigd door niet-wettelijke
graden.
[ ]¹ K.B.
8-10-1973; [ ]² K.B.
van 29-6-1983
[§ 3. De bevoegde
overheden van de universiteiten of inrichtingen, opgesomd in artikel 25 van de
wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire
instellingen, beslissen over de gelijkwaardigheid van de buitenlandse
studieperiodes, examens, getuigschriften en diploma's die overeenstemmen met
studieperiodes, examens, getuigschriften en diploma's van het universitair
onderwijs dat uitsluitend bekrachtigd wordt door niet-wettelijke graden die
ieder van de universiteiten of instellingen
uitreikt.]
K.B.
van 8-10-1973
Art. 3.
Voor de gevallen die niet
geregeld zijn bij algemene beschikkingen wordt de aanvraag strekkende tot het
bekomen van de gelijkwaardigheid ingediend bij de Ministers van Nationale
Opvoeding hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van het hoofd van de
onderwijsinrichting.
De aanvraag mag ingediend
worden vóór, tijdens of na de studiën die de belanghebbende
voornemens is te doen, doet of gedaan heeft in een richting van buitenlandse
stelsel.
Art. 4.
[De gelijkwaardigheid wordt
verleend op gemotiveerd advies van de bevoegde inspectie behoudens voor :
a) [[...]]
van
b) het universitair onderwijs bekrachtigd door een wettelijke
graad, waarvoor het advies dient uitgebracht door de bevoegde afdeling van de
Commissie ingesteld krachtens artikel 5 van onderhavig besluit;
c) het universitair onderwijs uitsluitend bekrachtigd door
niet-wettelijke graden, waarvoor het advies dient uitgebracht door de bevoegde
faculteit of school of het bevoegd instituut.
De
hierboven vermelde adviezen dienen uitgebracht binnen de vier maanden na het
indienen van het verzoek om advies bij de bevoegde instanties of desgevallend,
bij het bestuur waaronder deze instanties ressorteren. Na het verstrijken van
deze termijn worden ze geacht te zijn uitgebracht.]
K.B. 8-10-1973; [[ ]]
B.Vl.R.
van 13-11-1991
Art. 5.
De Commissie belast met het
uitbrengen van het gemotiveerd advies bepaald [bij artikel 4, b], omvat zeven
afdelingen : letteren en wijsbegeerte, rechtsgeleerdheid, wetenschappen,
geneeskunde, diergeneeskunde, toegepaste wetenschappen, landbouwwetenschappen.
K.B.
van 8-10-1973
Elke afdeling is samengesteld uit twee professoren van elk van de
bevoegde faculteiten van de Rijksuniversiteiten te Gent en te Luik, een
professor van elk van de bevoegde faculteiten van de "Université libre
de Bruxelles", van de Vrije Universiteit Brussel van de "Université
catholique de Louvain" en van de Katholieke Universiteit te Leuven.
De leden van de Commissie worden benoemd door de
Ministers van Nationale Opvoeding op de voordracht van de universiteiten.
Op voorwaarde dat het evenwicht behouden wordt
tussen het aantal vertegenwoordigers uit het rijksonderwijs en dat uit het vrij
onderwijs, mag elke afdeling vertegenwoordigers van de gelijkgestelde
inrichtingen die ertoe gemachtigd zijn de diploma's uit te reiken welke verband
houden met de betrokken discipline, als lid coöpteren.
De Ministers van Nationale Opvoeding regelen de werking van de
Commissie.
Art. 6.
De bij toepassing van artikel 2,
§ 3, genomen beslissingen inzake gelijkwaardigheid, moeten binnen de
dertig dagen aan de Ministers van Nationale Opvoeding medegedeeld worden.
Art. 7.
(voetnoot 3)
Vreemde
onderdanen die in België een ambt of beroep wensen uit te oefenen waarvoor
het bezit van een diploma of studiegetuigschrift vereist is, en die daartoe
redenen van humanitaire of wetenschappelijke aard aanvoeren, leggen de
Ministers van Nationale Opvoeding een gemotiveerde aanvraag voor.
Wanneer de aanvraag het uitoefenen van een beroep
betreft waarvoor het bezit van een diploma betreffende de geneeskunde, de
dierengeneeskunde, de tandheelkunde of de farmacie is vereist, wordt de
aanvraag voorafgaandelijk voor advies aan de Koninklijke Academie voor
Geneeskunde van België en de "Académie royale de Médicine de
Belgique" voorgelegd.
Art. 8.
In afwachting van de benoeming
van de leden van de Commissie bepaald bij artikel 5, is de Commissie aangesteld
krachtens het opgeheven artikel 56, 2°, van de gecoördineerde wetten
op het toekennen van de academische graden en het programma van de
universitaire examens, belast met het uitbrengen van de vereiste gemotiveerde
adviezen.
Art. 9.
In artikel 12 van het koninklijk
besluit van 14 november 1962 houdende algemene regeling van de studiën in
het hoger technisch onderwijs, worden de woorden "of in den vreemde" geschrapt.
Art. 10.
Onze Ministers van Nationale
Opvoeding zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
- (1):
Opgeheven voor wat betreft het
universitair onderwijs (B.Vl.R. 14-10-1992; Art. 8)
- (2):
Impliciet opgeheven, voor zover het
betrekking heeft op de hogescholen.
- (3):
Opgeheven voor wat betreft de
beroepen of activiteiten die, in het kader van het K.B. nr. 78, 10-11-1967,
geregeld worden. (W. 22-2-1998; Art. 208)