Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken
goedkeuringsdatum
15 DECEMBER 1993
publicatiedatum
B.S.08/02/1994
datum laatste wijziging
22/09/2022
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 14/12/1994 (B.S. 24/03/1995)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken ;
(2)
B.Vl.R. van 31/01/1996 (B.S. 20/03/1996)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken ;
(3)
B.Vl.R. van 10/12/1999 (B.S. 01/04/2000)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van de besluiten betreffende inspectie en begeleidingsdiensten ;
(4)
B.Vl.R. van 05/10/2001 (B.S. 12/12/2001)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken ;
(5)
B.Vl.R. van 21/11/2003 (B.S. 11/02/2004)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs ;
(6)
B.Vl.R. van 23/04/2004 (B.S. 22/09/2004)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken ;
(7)
B.Vl.R. van 09/11/2007 (B.S. 18/12/2007)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 1991 tot uitvoering van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 tot vaststelling van de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen van de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding ;
(8)
Decr. van 18/12/2009 (B.S. 30/12/2009)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 ;
(9)
B.Vl.R van 05/02/2010 (B.S. 17/05/2010)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs wat de rechtspositie van het personeel van de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten betreft ;
(10)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
detail
Gecodificeerde decreten betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] ;
(11)
B.Vl.R. van 12/10/2012 (B.S. 21/11/2012)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken en van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs ;
(12)
Decr. van 19/12/2014 (B.S. 30/12/2014)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 ;
(13)
B.Vl.R. van 04/09/2015 (B.S. 07/10/2015)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de regelgeving bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen van de leerkrachten en inspecteurs-adviseurs levensbeschouwelijk onderricht ;
(14)
B.Vl.R. van 29/03/2019 (B.S. 26/06/2019)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten wat betreft de aanpassing aan het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs en tot toekenning van een bijkomende lineaire loonsverhoging en een bijkomende baremieke verhoging ter uitvoering van cao XI onderwijs, cao IV basiseducatie en cao V hoger onderwijs ;
(15)
B.Vl.R. van 22/04/2022 (B.S. 22/09/2022)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van maatregelen uit cao V voor de basiseducatie, cao VI voor het hoger onderwijs en cao XII voor de andere onderwijsniveaus die uitwerking hebben op 1 september 2021 en 1 januari 2022 ;
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
Gelet op het protocol nr. 100 van 18 juni 1993 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en de plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 5 april 1993;
Gelet op het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 27 april 1993;
Gelet op het voorstel, bepaald in artikel 6, §4, tweede lid, van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op voorstel van de vlaamse minister van onderwijs en ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit:
Titel I - Personeelsformatie van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken
Artikel 1.
§ 1. De personeelsformatie van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken wordt vastgesteld als volgt:
1° voor de katholieke godsdienst:
- inspecteur-adviseur voor het lager onderwijs: |
[11,5]
|
- inspecteur-adviseur coördinator voor het lager onderwijs: | 6 |
- inspecteur-adviseur voor het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs: | 7 |
2°
[voor de niet-confessionele zedenleer:
a) inspecteur-adviseur voor het lager onderwijs :
[4]
;
b) inspecteur-adviseur coördinator voor het lager onderwijs : 1;
c) inspecteur-adviseur voor het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs : 3.
Eén ambt van inspecteur-adviseur coördinator kan georganiseerd worden, als de organisatie ervan geen boventalligheid tot gevolg heeft en de toegekende personeelsformatie als volgt wordt aangepast.
Als het ambt wordt vervuld door een personeelslid met een bekwaamheidsbewijs van tenminste master, wordt één ambt van inspecteur-adviseur coördinator voor het lager onderwijs ingeleverd en bijkomend één functie van inspecteur-adviseur voor het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs geschrapt. Om het aantal personeelsleden binnen de personeelsformatie gelijk te houden, wordt één bijkomende functie van inspecteur-adviseur voor het lager onderwijs toegekend.
Als het ambt wordt vervuld door een personeelslid met een ander bekwaamheidsbewijs, wordt alleen het ambt van inspecteur-adviseur coördinator voor het lager onderwijs ingeleverd.
]
3° voor de protestantse godsdienst:
- inspecteur-adviseur voor het lager onderwijs: | 1 |
- inspecteur-adviseur voor het lager, het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs: | 2 |
4° Voor de anglicaanse
[...]
godsdienst:
- inspecteur-adviseur voor het lager, het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs: | 1/2 |
5° voor de israëlitische
[en orthodoxe]
godsdienst:
- inspecteur-adviseur voor het lager, het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs: | 1 |
[
6° voor de islamitische godsdienst:
- inspecteur-adviseur | 1 |
- inspecteur-adviseur voor het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs | 2 |
]
§2. Ter uitvoering van artikel 6, § 4, tweede lid, van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, hierna te noemen het decreet van 1 december 1993, wordt het maximum aantal personeelsleden dat aan de in § 1 vermelde personeelsformatie toegevoegd kan worden, vastgesteld als volgt:
voor de inspectie en de begeleiding van:
1° de katholieke godsdienst: 2
2° de protestantse godsdienst: -
3° de israëlitische godsdienst: -
4° de anglicaanse godsdienst: -
5° de islamitische godsdienst: -
6° de orthodoxe godsdienst: -
7° de niet-confessionele zedenleer: 1
Titel II. - Rechtspositieregeling
HOOFDSTUK I. - De preventieve schorsing
Art. 2.
§ 1. De preventieve schorsing, vermeld in artikel 16 van het decreet van 1 december 1993, is een bewarende maatregel. Het personeelslid blijft tijdens de schorsing in de administratieve stand waarin het zich bevond op de dag vóór de preventieve schorsing.
§ 2. De
[inspecteur-generaal]
stelt de preventieve schorsing voor, indien het belang van de dienst zulks vereist, inzonderheid tijdens de behandeling van tuchtstraffen die, overeenkomstig artikel 18, § 1, van het decreet van 1 december 1993, door de
[inspecteur-generaal]
zijn voorgesteld.
§ 3. De preventieve schorsing tijdens de behandeling van een tuchtvordering die, overeenkomstig artikel 18, § 2, van het decreet van 1 december 1993, voorgesteld is door de
[inspecteur-generaal]
op voorstel van de bevoegde instantie van de erkende godsdiensten, of op voorstel van de voorzitter van de vereniging van de niet-confessionele gemeenschap, wordt voorgesteld door de
[inspecteur-generaal]
op voorstel van de bevoegde instantie van de betref-fende godsdienst of de voorzitter van de erkende vereniging van de niet-confessionele gemeenschap.
Art. 3.
[De bepalingen van artikel 27, eerste lid, en de artikelen 28 tot en met 31 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2010 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs met betrekking tot de rechtspositie zijn van toepassing op de personeelsleden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.]
HOOFDSTUK II. - Tuchtregeling
Art. 4.
[De bepalingen van titel II, hoofdstuk VII, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2010 zijn van toepassing op de personeelsleden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.]
HOOFDSTUK III. - Raad van beroep
Art. 5.
§ 1.
[De bepalingen van titel II, hoofdstuk VIII, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2010 zijn van toepassing op de personeelsleden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.]
§ 2. De raad van beroep beraadslaagt geldig als de voorzitter en de helft plus één van de leden aanwezig zijn.
§ 3. Na onderzoek van de raad van beroep wordt de beslissing genomen door de Vlaamse minister van Onderwijs. De beslissing wordt binnen een termijn van één maand na ontvangst van het advies aan de raad van beroep bekendgemaakt.
De Vlaamse minister van Onderwijs deelt zijn gemotiveerde beslissing mee aan de raad van beroep.
HOOFDSTUK IV. - Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking
Art. 6.
§ 1. Bij een ontstentenis van betrekking, zoals bepaald
[in artikel 21, § 3 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken]
wordt onder de leden van de inspectie en de begeleiding van het levensbeschouwelijke vak diegene ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking die de kleinste dienstanciënniteit heeft.
§ 2. Voor het berekenen van de in § 1 bedoelde dienstanciënniteit komen alle diensten in aanmerking die door het personeelslid werden gepresteerd als lid van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijk vakken. Komen eveneens in aanmerking de diensten die het personeelslid vóór zijn indiensttreding bij de inspectie gepresteerd heeft als tijdelijk of vastbenoemd lid van de inspectiedienst
[levensbeschouwelijk onderricht]
.
§ 3.
[De terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking gaat in op 1 september.]
[
§ 4. Het wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gestelde personeelslid geniet een wachtgeld dat de eerste twee jaar gelijk is aan zijn laatste activiteitswedde.
Vanaf het derde jaar wordt dat wachtgeld elk jaar met 20 % verminderd. Het mag evenwel niet lager zijn dan zoveel keer een dertigste van de laatste activiteitswedde als het personeelslid op de datum van zijn terbeschikkingstelling dienstjaren telt. De opeenvolgende verminderingen worden berekend met de laatste activiteitswedde als basis.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder dienstjaren verstaan : de jaren die in aanmerking komen voor de berekening van het rustpensioen. De bonificaties wegens diploma's tellen niet mee. De militaire dienst, verricht voor de indiensttreding, wordt echter niet in aanmerking genomen, en de in aanmerking komende militaire dienst wordt alleen meegerekend voor zijn gewone duur.
]
HOOFDSTUK V. - Overdracht van personeelsleden naar de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken
Art. 7.
Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 25, § 1, van het decreet van 1 december 1993, worden de ambten waarin de leden van de inspectie benoemd waren voor 1 januari 1994 en die vermeld zijn in de linkerkolom, beschouwd als zijnde in overeenstemming met het ambt vermeld in de rechterkolom. De leden van de inspectie behouden hun administratieve standplaats.
1. inspecteur of inspectrice over de niet-confessionele zedenleer in het gesubsidieerd officieel lager onderwijs | inspecteur-adviseur niet-confessionele zedenleer voor het lager onderwijs |
2. inspecteur zedenleer voor het rijkslager onderwijs |
inspecteur-adviseur niet-confessionele zedenleer voor het lager onderwijs |
3. inspecteur niet-confessionele zedenleer | inspecteur-adviseur niet-confessionele zedenleer voor het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs |
4. inspecteur zedenleer in het secundair en het niet-universitair hoger onderwijs | inspecteur-adviseur niet-confessionele zedenleer voor het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs |
5. inspecteur rooms-katholieke godsdienst voor het secundair onderwijs en voor het hoger onderwijs van het korte type van de Staat | inspecteur-adviseur katholieke godsdienst voor het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs |
6 inspecteur rooms-katholieke godsdienst voor het rijksbasisonderwijs | inspecteur-adviseur coördinator katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
7. diocesaan inspecteur van de lagere gesubsidieerde scholen van het Nederlands taalregime | inspecteur-adviseur katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
8. diocesaan inspecteur van de lager gesubsidieerde scholen | inspecteur-adviseur katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
9. diocesaan inspecteur van het basisonderwijs | inspecteur-adviseur katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
10. diocesaan inspecteur van het lager onderwijs |
inspecteur-adviseur katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
11. diocesaan inspecteur van het officieel gesubsidieerd basisonderwijs | inspecteur-adviseur katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
12. diocesaan inspecteur | inspecteur-adviseur katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
13. diocesaan hoofdinspecteur van het officieel gesubsidieerd basisonderwijs | inspecteur-adviseur coördinator katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
14. diocesaan hoofdinspecteur van de lagere gesubsidieerde scholen van het Nederlands taalregime | inspecteur-adviseur coördinator katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
15. diocesaan hoofdinspecteur | inspecteur-adviseur coördinator katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
16. diocesaan hoofdinspecteur van het normaal en lager onderwijs | inspecteur-adviseur coördinator katholieke godsdienst voor het lager onderwijs |
17. inspecteur protestantse godsdienst bij het basis, het secundair en het hoger onderwijs van het korte type van de Staat | inspecteur-adviseur protestantse godsdienst voor het lager, het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs |
18. inspectrice protestantse godsdienst voor het nederlandstalig gesubsidieerd basisonderwijs | inspecteur-adviseur protestantse godsdienst voor het lager onderwijs |
19. inspecteur Israëlitische godsdienst bij het basis en het secundair onderwijs van de Staat | inspecteur-adviseur israëlitische godsdienst voor het lager, het secundair en het pedagogisch hoger onderwijs |
Art. 8.
[
§1. De salarisschalen die verbonden zijn aan de ambten, vermeld in artikel 1 van dit besluit, worden op
de volgende wijze vastgesteld:
1° de persoon die in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs van ten minste master als vermeld in artikel 7, §1,
1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen,
het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van de graad van doctor,
heeft recht op salarisschaal 541;
2° de persoon die in het bezit is van de graad van doctor, heeft recht op salarisschaal 544;
3° de persoon die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in punt 1° en 2°, heeft recht op salarisschaal 354.
In afwijking van het eerste lid worden de salarisschalen die verbonden zijn aan het ambt van inspecteur
adviseur-coördinator, vermeld in artikel 1, punt 2°, van dit besluit, op de volgende wijze vastgesteld:
1° de persoon die in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs van ten minste master als vermeld in artikel 7, §1,
1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen,
het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van de graad van doctor,
heeft recht op salarisschaal 604;
2° de persoon die in het bezit is van de graad van doctor, heeft recht op salarisschaal 544;
3° de persoon die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in punt 1° en 2°, heeft recht op salarisschaal 354.
§2. De salarisschalen vermeld in paragraaf 1 worden vastgesteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van
5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs.
]
Art. 9.
§ 1. De vergoeding bedoeld in artikel 6, § 4, derde lid, van het decreet van 1 december 1993 wordt berekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries en het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. Zij worden in dit opzicht gelijkgesteld met de ambtenaren van rang 14. Hun administratieve standplaats is de woonplaats.
§ 2. Het in artikel 24 van het decreet van 1 december 1993 vermelde bedrag van de forfaitaire vergoeding voor het uitoefenen van een voltijds ambt wordt vastgesteld als volgt:
1° 101 626 F als het ambtsgebied één volledige provincie omvat;
2° 120 103 F als het ambtsgebied twee of drie volledige provincies omvat;
3° 147 820 F als het ambtsgebied meer dan 3 volledige provincies omvat.
§ 3. De in § 2 vermelde forfaitaire vergoeding wordt met 1/24 ingehouden voor elke onderbreking van de ambtsuitoefening van 15 aaneensluitende kalenderdagen.
§ 4. Het in § 2 vermeld bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01 en schommelt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer der consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
§ 5. De leden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken worden gemachtigd om hun eigen wagen te gebruiken om hun ambt uit te oefenen.
HOOFDSTUK VII. - Vakantie- en prestatieregeling
Art. 10.
[De bepalingen van titel II, hoofdstuk X, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2010 zijn van toepassing op de leden van de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.]
TITEL III Financiering
Art. 11.
Het forfaitair bedrag bedoeld in artikel 27, § 1, van het decreet van 1 december 1993 wordt vastgesteld op 140 000 F.
De controle op de echtheid van de uitgaven en de aanwending van de uitbetaalde bedragen geschiedt door de verificatiediensten van het Departement Onderwijs op de zetel van de vereniging zonder winstoogmerk. De ten onrechte aangewende bedragen dienen binnen de maand teruggestort te worden aan het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - departement Onderwijs.
TITEL IV. - Opheffingsbepalingen
Art. 12.
Opgeheven worden:
1° het besluit van de Regent van 9 augustus 1948 inzake de Inspectie - Uitbreiding van het kader;
2° het koninklijk besluit van 24 november 1967 houdende vaststelling van het kader van de inspectie van het lager onder-wijs en van het kleuteronderwijs,
3° hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de in-richtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen;
4° het koninklijk besluit van 20 mei 1975 tot vaststelling van het nederlandstalig organiek kader van de inspectie van het secundair onderwijs en van het niet-universitair hoger onderwijs,
5° het koninklijk besluit van 14 november 1978 houdende aanvulling van het koninklijk besluit van 8 juli 1976 genomen ter toepassing van artikel 45 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse godsdienst der inrichtingen voor buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat,
6° het ministerieel besluit van 28 juli 1948 van de minister van openbaar onderwijs betreffende het bedrag der forfaitaire vergoedingen die als reis- en verblijfskosten worden verleend aan de leden van het burgerlijk en kerkelijk toezicht over het lager onderwijs.
7° het ministerieel besluit van 30 november 1951 betreffende de maximumvergoedingen voor reis- en verblijfkosten verleend aan de inspecteurs-generaal, de hoofdopzieners, de kantonnale opzieners, de opziensters over de vrouwelijke handwerken, de dioscesane hoofdopzieners en de dioscesane opzieners)
TITEL V. - Overgangsbepaling
Art. 13.
De vastbenoemde leden van de inspectie, bedoeld in artikel 25 van het decreet van 1 december 1993, die op 31 december 1993 de weddeschaal 950 genoten en die geen houder zijn van een bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het lange type, zoals bepaald in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor voltijds secundair onderwijs en deeltijds beroepssecundair onderwijs, behouden de weddeschaal 950.
TITEL VI. - Slotbepaling
Art. 14.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1994.
Art. 15.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.