OPGEHEVEN : Decreet betreffende het mentorschap en de
nascholing in Vlaanderen. (uittreksel)
goedkeuringsdatum
16 APRIL 1996
publicatiedatum
B.S.12/06/1996
datum laatste wijziging
01/09/2009
(opschrift gewijzigd bij Decr.
15-12-2006)
COORDINATIE
Decr. 8-7-1997 - B.S. 22-10-1997
Decr. 19-12-1998 - B.S. 31-12-1998
Decr. 22-12-1999 - B.S. 30-12-1999
Decr. 14-2-2003 - B.S. 1-7-2003
Decr. 19-12-2003 - B.S.
31-12-2003
Decr. 24-12-2004 - B.S.
21-2-2005
Decr. 15-12-2006 - B.S.
6-2-2007
Decr. 22-6-2007 - B.S. 21-8-2007
Decr.
21-12-2007 - B.S. 31-12-2007
Decr. 4-7-2008 - B.S.
1-9-2008
Decr. 19-12-2008 - B.S.
29-12-2008
opgeheven door Decr. 8-5-2009 - B.S.
28-8-2009
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
TITEL I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
...
TITEL IV. - De nascholing
HOOFDSTUK I. - Algemene
bepalingen
Art. 43.
De Vlaamse Gemeenschap
voorziet onder de hiernavolgende voorwaarden vanaf het begrotingsjaar 1996 in
financiële middelen voor de nascholing.
Onverminderd artikel 9, § 3, zijn deze middelen bestemd voor
:
1° nascholing op initiatief van de scholen;
2° nascholing op initiatief van [het
Gemeenschapsonderwijs]¹ en verenigingen zonder winstoogmerk opgericht door
de representatieve groeperingen van inrichtende machten van het gesubsidieerd
onderwijs;
3° nascholing op initiatief van de
Vlaamse regering;
4° [nascholing voor
directeurs.]²
[ ]¹ Decr.
14-2-2003; [ ]² Decr.
van 22-6-2007
Art. 44.
§ 1. [De
Vlaamse Regering stelt volgens de hiernavolgende tabel vanaf 2006 elk jaar
middelen in duizend euro ter beschikking voor de nascholing
:
| 2006 | 2007 | [[vanaf
2008]]¹ | [[2009 |
Scholen basisonderwijs | 4384 | 4384 | 4384 | 4384 |
Aanvulling directeurs scholen
basisonderwijs | | | 190 | 190 |
Scholen secundair onderwijs | 6190 | 6190 | 6190 | 6190 |
Aanvulling directeurs scholen secundair
onderwijs | | | 79 | 79 |
Centra voor
volwassenenonderwijs | | | 489 | 489 |
Aanvulling directeurs centra voor
volwassenenonderwijs | | | 13 | 13 |
Scholen voor deeltijds
kunstonderwijs | | | 295 | 295 |
Aanvulling directeurs scholen voor deeltijds
kunstonderwijs | | | 12 | 12 |
Centra voor
leerlingenbegeleiding | | | 211 | 211 |
Aanvulling directeurs centra voor
leerlingenbegeleiding | | | 6 | 6 |
Centra voor basiseducatie | | | | 33 |
Gemeenschapsonderwijs en representatieve
verenigingen van inrichtende machten | 1547 | 2057 | 2057 | 2057 |
Overheid | | 1500 | 1500 | 1500 |
Directeurs | | | 490] | 490]]² |
Decr. 21-12-2007; [[ ]]¹ Decr.
4-7-2008; [[ ]]² Decr.
van 19-12-2008
[§ 2.
[[Vanaf 2007 worden de bedragen voor "Gemeenschapsonderwijs en representatieve
verenigingen van inrichtende machten", "Scholen basisonderwijs" en "Scholen
secundair onderwijs" en vanaf 2008 worden alle bedragen in deze titel [[[, met
uitzondering van de nascholingsmiddelen voor de centra voor basiseducatie
dewelke pas vanaf 2009 geïndexeerd worden,]]] geïndexeerd als volgt
:]]²
Nx = Tx (Cx/Cx-1)
waarbij :
Nx :
gelijk is aan het geïndexeerde bedrag in begrotingsjaar x;
Tx : gelijk is aan het bedrag dat in de tabel
voor het betreffende begrotingsjaar vermeld staat;
[[...]]¹
Cx : gelijk is aan de
gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar x;
Cx-1
: gelijk is aan de gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar x-1
[[...]]¹.]
Decr. 19-12-1998; [[
]]¹ Decr. 24-12-2004, [[ ]]² Decr. 22-6-2007; [[[ ]]] Decr.
van 19-12-2008
[Art. 44bis.
[[...]] ]
Decr. 19-12-2003; [[
]] Decr.
van 22-6-2007
HOOFDSTUK II. - Nascholing op initiatief van de
scholen
Art. 45.
De Vlaamse Gemeenschap
stelt volgens de tabel in artikel 44, § 1 vanaf het jaar 1996 elk jaar
middelen ter beschikking aan de inrichtende machten van de scholen van het
kleuter- en lager onderwijs [, het voltijds en deeltijds secundair onderwijs,
[[het volwassenenonderwijs, met inbegrip van de centra voor basiseducatie]],
het deeltijds kunstonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding]. Zij
moeten deze middelen besteden aan nascholing voor het [personeel van de scholen
of centra] per aangegeven onderwijsniveau.
Decr. 4-7-2008; [[ ]]
Decr.
van 19-12-2008
Art. 46.
§ 1. [Het
aandeel in de middelen bedoeld in artikel 45, waarop elke [[instelling]] recht
heeft, wordt berekend op basis van het aantal organieke betrekkingen in deze
[[instelling]] op 1 februari van het voorafgaand begrotingsjaar, rekening
houdend met het onderwijsniveau waarvoor de middelen krachtens de tabel in
artikel 44, § 1, bestemd zijn.
Het aantal
organieke betrekkingen van een onderwijsinstelling of van een centrum voor
leerlingenbegeleiding is gelijk aan het geheel van organieke betrekkingen,
omgerekend in voltijdse eenheden, waarop deze onderwijsinstelling of dit
centrum recht heeft bij toepassing van de bestaande reglementering voor de
personeelscategorieën bedoeld in :
- artikel
2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van
bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, met uitzondering van
het personeel van de pedagogische begeleidingsdienst en het statutair
meesters-, vak- en dienstpersoneel;
- artikel 4,
§ 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van
sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde
centra voor leerlingenbegeleiding.]
Decr. 14-2-2003; [[ ]] Decr.
van 19-12-2008
§ 2. Het
aandeel van elke school wordt berekend als volgt : A = B (N / S
B)
waarbij
A :
gelijk is aan het aandeel van één school;
B : gelijk is aan het aantal organieke betrekkingen in die school,
bepaald zoals in § 1;
N : gelijk is aan het
bedrag, dat overeenkomstig de tabel bestemd is voor nascholing op initiatief
van de scholen;
S B : gelijk is aan de som van de
aantallen organieke betrekkingen B in alle scholen van de bedoelde
onderwijsniveaus.
[§ 3. In afwijking van § 1 en
§ 2, worden voor de centra voor basiseducatie de middelen pro rata
verdeeld op basis van het aantal contractuelen departement onderwijs,
uitgedrukt in voltijdse equivalenten.]
Decr.
van 19-12-2008
Art. 47.
De volgens artikel 45
toegewezen middelen worden in twee schijven aan de inrichtende machten van de
[instellingen] uitbetaald. De eerste schijf ten bedrage van zestig procent
wordt uitbetaald vóór het einde van de maand februari van het
betreffende begrotingsjaar, de tweede schijf ten bedrage van veertig procent
vóór het einde van de maand oktober van het betreffende
begrotingsjaar. In afwijking hiervan wordt tijdens het begrotingsjaar 1996 het
volledige bedrag uitbetaald in oktober.
Elke
inrichtende macht wendt de middelen uitsluitend aan voor de nascholing van de
personeelsleden van de [instelling] die recht heeft op de middelen, conform het
op voorstel van de directeur door ofwel het lokaal onderhandelingscomité
ofwel het basisoverlegcomité ofwel de ondernemingsraad ofwel, bij
ontstentenis hieraan, de algemene personeelsvergadering goedgekeurde jaarlijkse
nascholingsplan.
De ontvangen middelen zijn
hoogstens twee jaar overdraagbaar.
Decr.
van 19-12-2008
Art. 48.
De in dit hoofdstuk
bedoelde middelen die afgewend worden van hun bestemming of niet tijdig
aangewend worden, zoals bedoeld in artikel 47, derde lid, moeten onmiddellijk
terugbetaald worden.
Bij afwending van de
middelen kan de Vlaamse regering, onverminderd de terugbetaling vermeld in het
eerste lid, een sanctie opleggen ten belope van ten hoogste het vijfvoud van de
aangewende nascholingsmiddelen.
Deze
terugbetaling en de betaling van de sanctie kunnen geschieden bij verrekening
op nog aan de inrichtende macht verschuldigde middelen, hierin inbegrepen de
werkingsmiddelen of -toelagen.
HOOFDSTUK III. - De nascholing op initiatief van
[het Gemeenschapsonderwijs] en van de representatieve groeperingen van
inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs
Decr.
van 14-2-2003
Art. 49.
Met het oog op de
toepassing van dit hoofdstuk wordt er voor elke representatieve groepering van
inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs een vereniging zonder
winstoogmerk erkend. De Vlaamse regering erkent deze verenigingen zonder
winstoogmerk voor zover het maatschappelijk doel van de vereniging bestaat uit
nascholing.
Art. 50.
De Vlaamse Gemeenschap
stelt volgens de tabel in artikel 44, § 1, vanaf het jaar 1996 elk jaar
een globaal bedrag ter beschikking van [het Gemeenschapsonderwijs]¹ en van
de verenigingen zonder winstoogmerk, bedoeld in artikel 49, voor het realiseren
van nascholingsprojecten voor de personeelsleden van de internaten, van de
[centra voor leerlingenbegeleiding]¹ en van de pedagogische
begeleidingsdiensten die zij vertegenwoordigen en voor nascholingsinitiatieven
specifiek voor het eigen pedagogisch project.
[De Vlaamse
Gemeenschap stelt volgens de tabel in artikel 44, § 1, elk jaar een
globaal bedrag ter beschikking van het Gemeenschapsonderwijs en van de
verenigingen zonder winstoogmerk, bedoeld in artikel 49, voor het realiseren
van nascholingsprojecten voor de professionalisering van de evaluatoren met het
oog op de functionerings- en evaluatiegesprekken. De besteding van deze
middelen wordt afzonderlijk verantwoord van de besteding van de middelen
bedoeld in het eerste lid.]²
[ ]¹ Decr.
14-2-2003; [ ]² Decr.
van 4-7-2008
Art. 51.
§ 1. [De
middelen bedoeld in artikel 50 worden verdeeld over het Gemeenschapsonderwijs
en de bedoelde representatieve groeperingen a rato van het aandeel dat elk van
deze rechtspersonen vertegenwoordigt in het geheel van organieke betrekkingen,
dat bij toepassing van de bestaande reglementering op 1 februari van het
voorafgaande schooljaar in de volgende instellingen wordt ingericht :
- de onderwijsinstellingen van het
basisonderwijs, het secundair onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie en
het deeltijds kunstonderwijs;
- de
centra.
Het aantal organieke betrekkingen wordt
berekend op de wijze bedoeld in artikel 46, § 1, tweede
lid.]
Decr.
van 14-2-2003
§ 2. De
middelen bedoeld in 1 worden in twee schijven uitbetaald. De eerste schijf ten
bedrage van zestig procent wordt uitbetaald vóór het einde van de
maand februari van het betreffende begrotingsjaar, de tweede schijf ten bedrage
van veertig procent vóór het einde van de maand oktober van het
betreffende begrotingsjaar. In afwijking hiervan wordt tijdens het
begrotingsjaar 1996 het volledige bedrag uitbetaald in
oktober.
De ontvangen middelen zijn
hoogstens twee jaar overdraagbaar.
Art. 52.
De in dit hoofdstuk
bedoelde middelen die afgewend worden van hun bestemming of niet tijdig
aangewend worden, zoals bedoeld in de artikelen 50 en 51 moeten onmiddellijk
terugbetaald worden.
Bij afwending van de
middelen kan de Vlaamse regering, onverminderd de terugbetaling vermeld in het
eerste lid, een sanctie opleggen ten belope van ten hoogste het vijfvoud van de
afgewende nascholingsmiddelen.
Deze terugbetaling
en de betaling van de sanctie kunnen geschieden bij verrekening op nog aan de
ARGO of de representatieve groeperingen van inrichtende machten van het
gesubsidieerd onderwijs verschuldigde middelen, uit welke hoofde ook.
HOOFDSTUK IV. - Nascholing op initiatief van de
Vlaamse regering
Art. 53.
De Vlaamse regering stelt
ten behoeve van de personeelsleden van het onderwijs beleidsprioriteiten vast
voor nascholingsinitiatieven die noodzakelijk zijn om de implementatie van
onderwijshervormingen te ondersteunen en om behoeften te dekken die ontstaan
door marktdeficiënties. Zij bepaalt de wijze waarop deze
beleidsprioriteiten worden vastgesteld.
Art. 54.
De Vlaamse Gemeenschap
stelt volgens de tabel in artikel 44, § 1, vanaf het jaar 1996 elk jaar
middelen ter beschikking van de Vlaamse regering voor deze
nascholingsinitiatieven.
Art. 55.
De Vlaamse regering wijst
de uitvoering van de nascholingsinitiatieven toe in nascholingsprojecten
volgens de door haar vast te stellen regels. Deze nascholingsprojecten worden
ieder jaar vastgelegd in een budgettair implementatieplan.
HOOFDSTUK V. - [Nascholing
directeurs]
Decr.
van 22-6-2007
Art. 56.
[De Vlaamse Gemeenschap
stelt volgens de tabel in artikel 44, § 1, vanaf 2008 middelen ter
beschikking van het gemeenschapsonderwijs en [[van de verenigingen zonder
winstoogmerk, bedoeld in artikel 49]] voor de vorming van directeurs. Elke
directeur kan gedurende zijn loopbaan ten bedrage van 1.500 euro beroep doen op
deze middelen om kosten verbonden aan het volgen van de opleiding te dekken. Er
wordt een regeling uitgewerkt waarbij er eenmaal per jaar een aanvraag kan
worden ingediend en nieuw aangestelde directeurs voorrang
krijgen.
De Vlaamse Regering bepaalt de
modaliteiten met betrekking tot de toekenningen en uitbetaling van de middelen,
de wijze waarop de voorrangsregeling voor nieuw aangestelde directeurs wordt
toegepast en de wijze waarop de representatieve vakorganisaties worden
betrokken.]
Decr. 22-6-2007; [[ ]]
Decr.
van 4-7-2008
TITEL V. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 57.
Dit decreet treedt in werking
op 1 september 1997, met uitzondering van :
...
- Titel IV die in werking
treedt op 1 september 1996, uitgezonderd de artikelen 53 en 55 die in werking
treden op 1 januari 1996.
Dit decreet zal na acht
jaar onderworpen worden aan een evaluatie.
Art. 58.
§ 1. Worden
opgeheven met ingang van 1 september 1999 :
1° de artikelen 75 tot en met 84 van het decreet van 5 juli
1989 betreffende het onderwijs, zoals gewijzigd door het decreet van 17 juli
1991;
2° het besluit van de Vlaamse regering
van 13 september 1989 betreffende de organisatie, de coördinatie en de
financiering van de navormingsactiviteiten voor de personeelsleden van het
onderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra, zoals gewijzigd bij het
besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991;
3° het besluit van de Vlaamse regering van 8 november 1989
houdende bepaling van de prioriteiten inzake navorming, in uitvoering van
artikel 77, § 8, van het decreet van 5 juli 1989 betreffende het
onderwijs;
4° het besluit van de Vlaamse
regering van 6 februari 1991 houdende bepaling van de voorwaarden waaronder een
getuigschrift van navorming kan worden uitgereikt aan de personeelsleden van
het onderwijs en van de psycho-medisch-sociale centra;
5° het ministerieel besluit van 21 oktober 1991 tot
vaststelling van het model van het evaluatieverslag van navorming;
6° het ministerieel besluit van 21 oktober
1991 tot vaststelling van de vorm van en de vermeldingen op het getuigschrift
van navorming.
§ 2. De
navormingsprojecten die in uitvoering van deze artikelen worden georganiseerd,
worden vanaf 1 september 1999 niet meer
gefinancierd.
[Art. 59.
[[...]]
]
Decr. 22-12-1999; [[ ]] Decr.
van 22-6-2007