Besluit van de Vlaamse regering betreffende de economische
begroting voor de scholengroepen en het centrale niveau van het
gemeenschapsonderwijs.
goedkeuringsdatum
06 JULI 1999
publicatiedatum
B.S.20/10/1999
datum laatste wijziging
03/01/2005
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 22/02/2002 (B.S. 13/06/2002)
(2)
B.Vl.R. van 19/11/2004 (B.S. 17/12/2004)
De Vlaamse regering,
Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming van de instellingen;
Gelet op het
bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs
inzonderheid op de artikelen 44, § 1, 2°, 49 en 52;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven
op 21 mei 1999;
Gelet op de dringende
noodzakelijkheid, gemotiveerd door de dwingende eis van artikel 46 § 1 van
het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs,
dat vanaf 1 januari 2000 de nieuwe scholengroepen van het gemeenschapsonderwijs
een economische boekhouding dienen te voeren. Drie elementen kunnen hier worden
ingeroepen. Gezien de onbekendheid van de personeelsleden van met name de
scholengroepen met de principes van de economische boekhouding vereist de
invoering van dit nieuwe systeem de nodige voorbereiding en opleiding van het
personeel. In functie van de budgetopmaak voor het boekjaar 2000 moet deze
opleiding zo vlug mogelijk kunnen beginnen. De tweede reden ligt in het feit
dat zo vlug mogelijk bestekken moeten worden uitgeschreven voor het opmaken van
de nodige software die in de scholen zal moeten worden geïnstalleerd. Deze
bestekken zullen slechts kunnen worden uitgeschreven wanneer definitieve
zekerheid bestaat over de technische inhoudelijke bepalingen van de twee
besluiten. Tenslotte moeten een aantal inhoudelijke voorbereidingen worden
getroffen : enerzijds voor de uitbouw van het analytische luik van de
boekhouding, anderzijds voor het opmaken van de beginbalansen.
Gelet op het advies van de Raad van State van 29 juni 1999;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs
en Ambtenarenzaken,
Besluit :
Artikel 1.
Onder de begroting wordt verstaan
de (economische) jaarbegroting enerzijds en de (economische) meerjarenbegroting
anderzijds.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn
van toepassing op de jaarbegroting van de scholengroepen en het centrale niveau
van het gemeenschapsonderwijs, en op hun meerjarenbegroting voor de volgende
vijf begrotingsjaren, tenzij anders vermeld. Het begrotingsjaar valt samen met
het kalenderjaar.
Deze meerjarenbegroting houdt
rekening met het beleid van de scholengroep of het centrale niveau voor ten
minste de volgende terreinen :
- algemeen
financieel beleid;
- personeelsbestand en
personeelsbeleid;
- investeringen.
Art. 2.
De begroting bestaat uit vier
deelbegrotingen :
1° een begrote
resultatenrekening, inhoudende een raming van alle opbrengsten en kosten van de
scholengroep of het centrale niveau en derhalve het resultaat van de
begrotingsperiode;
2° een begroting van de
geplande investeringen en de geplande financieringswijzen van deze
investeringen voor de begrotingsperiode;
3°
een liquiditeitenbegroting, inhoudende een raming van alle inkomsten en
uitgaven van de scholengroep of het centrale niveau en derhalve van de
wijziging van het liquiditeitensaldo voor de begrotingsperiode;
4° een geprojecteerde balans, bestaande uit
een raming van alle activa en passiva, na de resultatenverwerking van de
periode, op de einddatum van de begrotingsperiode.
De deelbegrotingen moeten een sluitend geheel vormen.
[De begroting van de scholengroepen wordt ten
laatste op 31 januari van het betrokken begrotingsjaar bezorgd aan de Raad van
het Gemeenschapsonderwijs. De herziene begroting wordt ten laatste op 30
september van het betrokken begrotingsjaar bezorgd aan de Raad van het
Gemeenschapsonderwijs.]
Art. 3.
De begrote resultatenrekening en
de geprojecteerde balans worden opgemaakt op basis van de schema's van de
jaarrekening (zonder toelichtingen) voorzien in het
besluit van de Vlaamse regering van
6 juli 1999 betreffende een geïntegreerde economische
boekhouding en budgettaire rapportering voor de scholengroepen en het centrale
niveau van het gemeenschapsonderwijs.
Art. 4.
De begroting van de geplande
investeringen en de geplande financieringswijzen van deze investeringen
betreffen een opsomming en weergave van alle investeringen van het
begrotingsjaar.
Als investering dient aangemerkt
elke vervanging of uitbreiding van de immateriële, materiële en
financiële vaste activa, overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden
opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1999 betreffende
een geïntegreerde economische boekhouding en budgettaire rapportering voor
de scholengroepen en het centrale niveau van het gemeenschapsonderwijs. Per
investering dienen minimaal volgende inlichtingen te worden verstrekt :
1° de beschrijving;
2° de aanschaffingswaarde;
3° de vermoedelijke nuttige gebruiksduur en het
afschrijvingspercentage;
4° de geplande
financieringswijze, met een onderscheid tussen :
- eigen middelen (inclusief dotaties
eigenaarsonderhoud);
- vreemde
middelen;
- investeringsdotaties.
In geval van financiering met vreemde middelen wordt
minimaal vermeld :
1° de aard en het bedrag
van de financiering;
2° de looptijd;
3° de periodiciteit van de interestbetalingen
en het aflossingsschema;
4° het
interestpercentage;
5° de jaarlijkse
interestlast.
Alle verstrekte en ontvangen
waarborgen dienen te worden toegelicht.
Art. 5.
De liquiditeitenbegroting wordt
opgemaakt volgens het hiernavolgende model :
(+) (-) | Resultaat van het
boekjaar | |
+ | Afschrijvingen | |
+ | Overige niet-kaskosten | |
(+) (-) | Cashflow van het
boekjaar | (1) |
(+) (-) | Mutatie in de
werkingsmiddelen | (2) |
(+) | Investeringen | |
(-) | Desinvesteringen | |
(+) (-) | Netto-investeringen | (3) |
(+) | Nieuwe
leningen | |
(-) | Aflossingen | |
(+) (-) | Netto-ontleningen | (4) |
(+) (-) | Overige | (5) |
(+) (-) | Netto-cashflow
van het boekjaar | (1) + (2) + (3) + (4) +
(5) |
(+) (-) | Gepland
beginsaldo liquiditeiten | |
(+) (-) | Gepland eindsaldo
liquiditeiten | |
De begrotingspost
"mutatie in de werkingsmiddelen", alsook de post "overige" indien het een
belangrijk bedrag betreft, dienen apart te worden gedetailleerd en toegelicht.
Art. 6.
[De begrote
resultatenrekening en de liquiditeitenbegroting van de jaarbegroting worden op
jaarbasis opgesteld.]
De
geprojecteerde balans en de begroting van de geplande investeringen en
financieringswijzen worden op jaarbasis opgemaakt.
Art. 7.
[
Alle begrotingsposten worden in
euro uitgedrukt.
De in euro uitgedrukte bedragen
worden naar boven of beneden afgerond op de dichtstbijzijnde cent. Als het
uitdrukken van bedragen in euro tot een resultaat leidt dat precies de helft
van een cent is, wordt het bedrag naar boven
afgerond.
]
Art. 8.
De jaarbegroting en
meerjarenbegroting worden opgemaakt op basis van dezelfde (economische)
waarderingsregels en aanrekeningsregels die vastgelegd werden voor het
opstellen van de jaarrekening, zoals opgenomen in hoofdstuk II
(bedrijfseconomisch luik) van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli
1999 betreffende een geïntegreerde economische boekhouding en budgettaire
rapportering voor de scholengroepen en het centrale niveau van het
gemeenschapsonderwijs.
Art. 9.
Bij de jaarbegroting en
meerjarenbegroting wordt een commentaar gevoegd die de gebruikte parameters en
hypothesen omstandig toelicht. Een ratio-analyse, vergezeld van commentaar,
dient een inzicht te verschaffen in de begrote financiële positie op het
vlak van liquiditeit, solvabiliteit en de resultaten.
Art. 10.
De Vlaamse minister bevoegd voor
het onderwijs kan bij besluit de toepassingsrichtlijnen met betrekking tot dit
besluit nader bepalen.
[De
begeleidingscommissie, bedoeld in artikel 59 van het besluit van de Vlaamse
Regering van 6 juli 1999 betreffende een geïntegreerde economische
boekhouding en budgettaire rapportering voor de scholengroepen en het centrale
niveau van het Gemeenschapsonderwijs, kan uniforme modellen opleggen voor de
opmaak van de begroting van de
scholengroepen.]
Art. 11.
Met betrekking tot het
begrotingsjaar 2000, dient de jaarbegroting en meerjarenbegroting enkel een
begrote resultatenrekening en een begroting van de geplande investeringen en
financieringswijzen te omvatten.
Art. 12.
Dit besluit treedt in werking op
1 januari 2000.
Art. 13.
De Vlaamse minister, bevoegd voor
het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.