Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs.

  • goedkeuringsdatum
    21 SEPTEMBER 1967
  • publicatiedatum
    B.S.07/10/1967
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

COORDINATIE

K.B. 25-11-1976 - B.S. 29-3-1977

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het rijksonderwijs, zoals ze gewijzigd werd;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, inzonderheid op artikel 4;

Gelet op het advies van de Syndicale Raad van Advies;

Gelet op de wet van 23 december 1946 houdende instelling van de Raad van State, inzonderheid op artikel 2, lid 2;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Op de voordracht van Onze Minister van de Franse Cultuur, van onze Minister van de Nederlandse Cultuur, van Onze Minister van Nationale Opvoeding en van Onze Minister-Staatssecretaris voor Nationale Opvoeding,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.

[Als periode van non-activiteit worden beschouwd :

1° de volledige kalendermaanden tijdens welke het personeelslid zijn actieve diensttijd doet, eventueel verlengd bij toepassing van de militiewetten, en wederoproepingen bij tuchtmaatregel volbrengt;

2° de volledige kalendermaanden tijdens welke het personeelslid, in welke hoedanigheid ook, vrijwillige prestaties doet bij de strijdkrachten;

3° de volledige kalendermaanden tijdens welke het personeelslid, dat reserve-officier is, de toestemming gekregen heeft om in een formaliteit van de strijdkrachten te dienen, ingevolge artikel 63, eerste paragraaf, van de wet van 1 maart 1958;

4° de volledige kalendermaanden tijdens welke het personeelslid, als gewetensbezwaarde, diensten volbrengt bij toepassing van artikel 17bis of 18 van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, en wederoproepingen bij tuchtmaatregel volbrengt.]

K.B. van 25-11-1976

Art. 2.

Gedurende deze periodes behoudt het personeelslid zijn aanspraak op bevordering tot een selectieambt, op een benoeming tot en bevorderingsambt en zijn rechten op bevordering tot een hogere wedde.

Art. 3.

De bepalingen van dit besluit treden in werking op 4 april 1967.

Art. 4.

Onze Minister van de Franse Cultuur, Onze Minister van de Nederlandse Cultuur, Onze Minister van Nationale Opvoeding en Onze Minister-Staatssecretaris voor Nationale Opvoeding zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.