Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 14 van het
koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van
het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van
de rijksonderwijsinrichtingen.
goedkeuringsdatum
28 FEBRUARI 1969
publicatiedatum
B.S.09/07/1969
datum laatste wijziging
10/10/2000
BOUDEWIJN,
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en
hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet
van 22 juni 1964, betreffende het statuut van de personeelsleden van het
rijksonderwijs, zoals ze gewijzigd werd;
Gelet op
het koninklijk besluit van 29 augustus 1966, houdende het statuut van de leden
van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel
van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon,
middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, inzonderheid op artikel 14;
Gelet op het advies van de Syndicale Raad van
Advies;
Gelet op de wet van 23 december 1946,
houdende instelling van een Raad van State, inzonderheid op artikel 2, tweede
lid;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van Onze Minister van
Volksgezondheid;
Op de voordracht van Onze
Ministers van Nationale Opvoeding, van onze Minister van de Franse Cultuur en
van Onze Minister van de Nederlandse Cultuur,
Hebben Wij besloten en besluiten
Wij :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
Zodra de leden van het
administratief personeel, van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de
rijksonderwijsinrichtingen tot de proeftijd zijn toegelaten, worden zij, op
verzoek van de Minister, aan een door de administratieve gezondheidsdienst
georganiseerd geneeskundig onderzoek onderworpen.
Art. 2.
Bij het einde van de
proeftijd, worden de stagiairs, op verzoek van de Minister, aan een door de
administratieve gezondheidsdienst georganiseerd geneeskundig onderzoek
onderworpen, met het oog op hun vaste benoeming.
Art. 3.
De stagiairs die, nadat zij
door de administratieve gezondheidsdienst bij het in artikel 1, voorgeschreven
geneeskundig onderzoek voorgoed geschikt werden bevonden, sedertdien zonder
onderbreking in dienstactiviteit zijn gebleven, worden vrijgesteld van het
hierboven in artikel 2 voorgeschreven geneeskundig onderzoek.
HOOFDSTUK II. - Bijzondere eisen en wijzen van
toelaatbaarheid
Art. 4.
Bijzondere eisen inzake
lichamelijke geschiktheid kunnen gesteld worden om tot bepaalde ambten te
worden toegelaten. Ze worden door Ons bepaald na advies van de administratieve
gezondheidsdienst en van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de
minder-validen.
Art. 5.
De bijzondere eisen inzake
lichamelijke geschiktheid die voor de toelating tot de te begeven ambten zijn
gesteld, worden in de oproep tot de kandidaten vermeld.
Zij worden ook aan de administratieve gezondheidsdienst
medegedeeld bij iedere aanvraag tot geneeskundig onderzoek van de betrokken
personeelsleden. Desvoorkomend vermeldt de Minister op die aanvraag de
personeelsleden die bij het Rijksfonds voor sociale reclassering van de
minder-validen zijn ingeschreven.
Art. 6.
Onverminderd de bijzondere
bepalingen vastgesteld ter uitvoering van de wet van 3 augustus 1919, en 27 mei
1947, voldoet niet bij het geneeskundig onderzoek :
a) het personeelslid dat lijdt aan een gebrek of aan een
gestabiliseerde kwaal die onverenigbaar is met de normale uitoefening van het
ambt waarvoor hij geworven werd;
b) het
personeelslid dat niet voldoet aan de bijzondere eisen inzake lichamelijke
geschiktheid die gesteld zijn voor het ambt waarvoor hij aangeworven
werd.
Het personeelslid dat aan het geneeskundig
onderzoek niet voldoet, wordt ongeschikt verklaard en door de Minister wordt
aan zijn ambt een einde gemaakt.
Art. 7.
De stagiair over wiens
lichamelijke geschiktheid niet met zekerheid kon worden geoordeeld, wordt onder
voorbehoud toegelaten. Indien het gaat om een in artikel 2 bedoelde stagiair,
dan wordt hij onder voorbehoud vast benoemd.
Art. 8.
Op verzoek van de Minister,
wordt het onder voorbehoud benoemde personeelslid ten minste om de zes maanden
opnieuw onderzocht. De administratieve gezondheidsdienst kan hem binnen een
kortere termijn voor dat onderzoek oproepen.
Art. 9.
De stagiair die lijdt aan een
kwaal welke evolueert of zich opnieuw kan voordoen en de normale uitoefening
van het ambt waarvoor hij werd aangeworven kan verhinderen, wordt uitgesteld.
In zulk geval wordt de proeftijd onderbroken voor de gehele duur van het
uitstel.
Zodra wordt vastgesteld dat de kwaal
waaraan het personeelslid lijdt geen besmettingsgevaar oplevert en dat de
uitoefening van zijn ambt zijn genezing niet kan schaden of aanzienlijk
vertragen, wordt hij onder voorbehoud toegelaten. Indien het gaat om een in
artikel 2 bedoelde stagiair dan wordt hij onder voorbehoud vast benoemd.
Art. 10.
Op verzoek van de Minister,
wordt de uitgestelde stagiair opnieuw onderzocht bij het verstrijken van de
door de administratieve gezondheidsdienst gestelde termijn.
Na verloop van ten minste zes maanden sedert het vorig onderzoek
kan de uitgestelde stagiair op eigen initiatief, door bemiddeling van de
Minister een herzieningsonderzoek aanvragen.
Art. 11.
De totale duur van uitstel of
van toelating onder voorbehoud mag een termijn van vijf jaar, te rekenen van de
datum van het eerste geneeskundig onderzoek, niet overschrijden.
Art. 12.
Heeft de administratieve
gezondheidsdienst zich, bij het verstrijken van de in artikel 11 bedoelde
periode van vijf jaar, niet definitief kunnen uitspreken, dan wordt de
uitgestelde stagiair uitgesloten.
Onder dezelfde
voorwaarden, wordt het onder voorbehoud benoemd personeelslid door de Minister
van ambtswege ontslagen.
HOOFDSTUK III. - Geneeskundige
onderzoekingen
Art. 13.
De onderzoekingen vinden
plaats in de geneeskundige centra van de administratieve gezondheidsdienst.
Ten einde te voorkomen dat een persoon in de
plaats van een andere zou verschijnen, eisen de onderzoekende geneesheren
voorlegging der identiteitskaart. In het verslag over het onderzoek wordt het
nummer vermeld van de indentiteitskaart alsmede de naam van de gemeente die ze
heeft afgegeven.
Art. 14.
Het personeelslid wordt voor
het geneeskundig onderzoek opgeroepen door toedoen van de administratieve
gezondheidsdienst.
Indien hij zonder geldige
reden heeft nagelaten gevolg te geven aan twee opeenvolgende oproepen, waarvan
de tweede bij een ter post aangetekende brief is gedaan, geeft de
administratieve gezondheidsdienst daarvan kennis aan de Minister; wordt geen
reden aangevoerd, over de geldigheid waarvan de Minister oordeelt dan wordt
door de Minister een eind gemaakt aan het ambt van het betrokken personeelslid.
Art. 15.
Een identiteitsverklaring,
samen met een vragenlijst omtrent de vroegere en de tegenwoordige
gezondheidstoestand van het personeelslid wordt door hem ingevuld en
ondertekend.
Zo het personeelslid als
minder-valide is ingeschreven bij de Rijksdienst voor sociale reclassering van
de minder-validen doet hij opgave van zijn inschrijvingsnummer bij deze
instelling.
Op de keerzijde van de
identiteitsverklaring vermeldt de geneesheer de uitslag van zijn onderzoek en
concludeert dat het personeelslid kan aangenomen worden, al dan niet onder
voorbehoud dat hem uitstel moet worden verleend, ofwel dat hij kan aanvaard
worden.
Art. 16.
§ 1. De
administratieve gezondheidsdienst geeft kennis aan de belanghebbende van de
conclusie van het geneeskundig onderzoek. Het verslag van dit onderzoek blijft
in de dossiers van bedoelde dienst bewaard. In geen geval wordt de kandidaat
door die dienst in kennis gesteld van de redenen die tot staving der
beslissingen hebben gediend.
§ 2. Indien de
conclusie zonder enig voorbehoud gunstig is voor de belanghebbende, wordt de
Minister hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.
§ 3. De
administratieve gezondheidsdienst doet mededeling aan de geneeskundige dienst
van het Rijksfonds voor sociale reclassering der minder-validen, van elke
beslissing tot niet-toelaatbaarheid, tot uitstel of toelaatbaarheid onder
voorbehoud, betreffende een minder-valide indien zij rechtstreeks verband houdt
met een ontoereikende of met een verminderde lichamelijke of
geestesgeschiktheid op grond waarvan die minder-valide bij genoemd Fonds als
zodanig is ingeschreven. Terzelfder tijd geeft hij kennis van de redenen welke
de beslissing hebben gemotiveerd.
Art. 17.
Besluit de geneesheer dat een
personeelslid niet toelaatbaar is, moet worden uitgesteld of onder voorbehoud
toelaatbaar is, dan kan deze, binnen tien dagen nadat hem van die beslissing
kennis is gegeven, vragen dat de redenen ervan worden medegedeeld aan een
geneesheer van zijn keuze. Die geneesheer kan, binnen tien dagen na de
mededeling van die redenen, een onderzoek eisen in consult met de geneesheer
die de beslissing heeft genomen; hij kan ook aan die geneesheer een verslag
doen toekomen waarin hij de aangevoerde redenen weerlegt.
Indien het personeelslid nalaat de in het eerste lid bedoelde
aanvraag binnen de gestelde termijn in te dienen, dan wordt de beslissing van
de onderzoekende geneesheer toegezonden aan de Minister.
Art. 18.
Indien de onderzoekende
geneesheer en de door het personeelslid gekozen geneesheer het eens zijn, wordt
de conclusie van het geneeskundig onderzoek ofwel gehandhaafd ofwel
dienovereenkomstig gewijzigd.
Worden die
geneesheren het niet eens, of heeft de geneesheer tot wie het personeelslid
zich wendde niet voldaan aan de voorschriften bepaald in artikel 17, dan wordt
het dossier ambtshalve door de administratieve gezondheidsdienst gezonden, aan
het college van geneesheren dat in deze dienst is opgericht om de lichamelijke
geschiktheid na te gaan die vereist is voor sommige openbare ambten. Het
college beslist.
Art. 19.
Wanneer het personeelslid
voor het college van geneesheren verschijnt, kan hij vragen om te worden
bijgestaan door zijn geneesheer, die in dat geval in zijn advies wordt gehoord.
Art. 20.
Wanneer artikel 16, § 3,
wordt toegepast wachten de bevoegde geneesheren tot zij in het bezit zijn
gesteld van het advies van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de
minder-validen alsvorens een nieuwe beslissing te nemen.
Dit
advies moet aan de administratieve gezondheidsdienst worden medegedeeld binnen
vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van de kennisgeving.
Indien het advies niet binnen de gestelde termijn
ter kennis werd gebracht, dan kunnen de geneesheren die tot het nemen van de
nieuwe beslissing bevoegd zijn, over bedoeld advies heenstappen.
Art. 21.
De definitieve beslissing,
ongeacht of zij het gevolg is van het akkoord tussen de onderzoekende
geneesheer en de geneesheer van het personeelslid, dan wel door het college van
geneesheren genomen is, wordt ter kennis gebracht van het betrokken
personeelslid en van de Minister.
Zij wordt
bovendien medegedeeld aan het Rijksfonds voor sociale reclassering van de
minder-validen in de gevallen waarin toepassing werd gemaakt van artikel 16,
derde §.
Van die beslissing wordt melding
gemaakt op de keerzijde van de identiteitsverklaring bedoeld in artikel 15.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 22.
De honoraria van de
behandelende geneesheer op wie een beroep werd gedaan op grond van de artikelen
17, 18 en 19, komen ten laste van het personeelslid indien de eindbeslissing
geen beslissing is tot toelaatbaarheid zonder voorbehoud.
Art. 23.
Dit besluit treedt in werking
op 1 maart 1969.
Art. 24.
Onze Ministers zijn, ieder
wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.