OPGEHEVEN : Koninklijk besluit betreffende het
omstandigheidsverlof toegekend aan sommige tijdelijk aangestelde
personeelsleden van rijksonderwijsinrichtingen.
goedkeuringsdatum
14 JANUARI 1979
publicatiedatum
B.S.16/03/1979
datum laatste wijziging
24/10/2011
COORDINATIE
B.Vl.R.
20-1-2006 - B.S. 4-4-2006
B.Vl.R. 31-3-2006 - B.S.
19-4-2006
B.Vl.R. 3-7-2009 - B.S.
13-10-2009
opgeheven door B.Vl.R. 9-9-2011 - B.S.
24-10-2011
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het
statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, zoals ze gewijzigd werd;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 maart 1969
tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend
personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der
inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst-
en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze
inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met
het toezicht op deze inrichtingen, zoals het gewijzigd werd;
Gelet op het advies van de Syndicale Raden van Advies;
Gelet op het advies van de paritaire commissie
voor het statuut van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend
hulppersoneel en van het paramedisch personeel van de
rijksonderwijsinrichtingen en van het personeel van de inspectiedienst, belast
met het toezicht op deze inrichtingen;
Gelet op
de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,
inzonderheid op artikel 3, eerste lid;
Gelet op
de dringende noodzakelijkheid;
Op de voordracht
van Onze Ministers van Nationale Opvoeding, van Onze Minister van Nederlandse
Cultuur en van Onze Minister van Franse Cultuur,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op
de tijdelijk aangestelde leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van
het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van de
rijksinrichtingen voor voorschools, lager, secundair en hoger onderwijs, met
uitzondering van het universitair onderwijs en van het hoger onderwijs van het
lange type met volledig leerplan.
In de
rijksinrichtingen en -afdelingen voor buitengewoon onderwijs is het bovendien
van toepassing op de tijdelijk aangestelde leden van het psychologisch
personeel, van het medisch personeel en van het sociaal personeel.
Voor de toepassing van dit besluit behoort
eveneens tot een rijksonderwijsinrichting het internaat dat eraan toegevoegd
is.
Art. 2.
(voetnoot 1)
Binnen de
periode van hun aanstelling, kan aan de in dienst zijnde personeelsleden
bedoeld in artikel 1 een uitzonderlijk verlof worden toegestaan.
Dit uitzonderlijk verlof [...] wordt toegekend
binnen de volgende perken :
a) voor het huwelijk
van het personeelslid : één dag;
b)
[voor de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner : tien dagen,
waarvan minimum vijf dagen aaneensluitend, te nemen binnen een periode van
dertig kalenderdagen vanaf de bevalling. Mits akkoord van de inrichtende macht
mogen de voornoemde vijf dagen ook niet aaneensluitend genomen
worden;]
c) voor het overlijden van de echtgenoot,
van een bloed- of aanverwant in de 1e graad : vier dagen;
d)
voor het huwelijk van een kind : twee dagen;
e)
voor het overlijden van een bloed- of aanverwant, die onder hetzelfde dak als
het personeelslid woont, ongeacht de graad van verwantschap : twee
dagen;
f) voor het overlijden van een bloed- of
aanverwant in de 2e graad die niet onder hetzelfde dak woont als het
personeelslid : één dag.
B.Vl.R.
van 20-1-2006
Art. 3.
Behalve de in artikel 2 bepaalde
verloven kan aan de in dienst zijnde personeelsleden bedoeld in artikel 1,
binnen de periode van hun aanstelling, uitzonderlijk verlof toegestaan worden
wegens overmacht die het gevolg is van de ziekte of van een ongeval overkomen
aan de volgende met het personeelslid onder eenzelfde dak wonenen personen : de
echtgenoot, een bloedverwant, een aanverwant, een met het oog op zijn adoptie
of de uitoefening van een pleegvoogdij opgenomen persoon.
Uit een medisch getuigschrift moet blijken dat de aanwezigheid van
het personeelslid in zijn gezin vereist is.
De
duur van dit verlof mag per burgerlijk jaar, niet meer dan vier dagen bedragen.
Art. 4.
De in de artikelen 2 en 3
bedoelde uitzonderlijke verloven worden met perioden van dienstactiviteit
gelijkgesteld.
Art. 5.
Dit besluit treedt in werking de
dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.
Onze Ministers van Nationale
Opvoeding, Onze Minister van Nederlandse Cultuur en Onze Minister van Franse
Cultuur zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
- (2):
Dit K.B. wordt opgeheven voor de
instellingen en de personeelsleden waarop het B.Vl.R. 3-7-2009 van toepassing
is (Art. 11, § 2)
- (1):
Opgeheven, voor zover het
betrekking heeft op de in artikel 1 vermelde personeelsleden van de hogescholen
(B.Vl.R. 31-3-2006; Art. 23)