OPGEHEVEN : Koninklijk besluit tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen.

  • goedkeuringsdatum
    02 OKTOBER 1968
  • publicatiedatum
    B.S.22/10/1968
  • datum laatste wijziging
    13/02/2017

(voetnoot 1)

COORDINATIE

K.B. 15-7-1969 - B.S. 25-7-1969

K.B. 22-7-1969 - B.S. 8-8-1969

K.B. 31-7-1969 - B.S. 19-8-1969

K.B. 31-7-1969 - B.S. 21-8-1969

K.B. 22-4-1971 - B.S. 15-10-1971

K.B. 7-3-1979 - B.S. 21-3-1979

K.B. 1-8-1984 - B.S. 20-11-1984

B.Vl.R. 5-6-1989 - B.S. 15-8-1989

B.Vl.R. 27-6-1990 - B.S. 16-1-1991

B.Vl.R. 31-7-1990 - B.S. 29-3-1991

B.Vl.R. 17-7-1991 - B.S. 31-8-1991

B.Vl.R. 15-12-1993 - B.S. 8-2-1994

Decr. 15-12-1993 - B.S. 1-3-1994

B.Vl.R. 8-6-1994 - B.S. 6-8-1994

B.Vl.R. 9-5-1996 - B.S. 25-7-1996

Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het Rijksonderwijs, zoals ze gewijzigd werd door de wet van 31 maart 1967, inzonderheid op de artikelen 2 en 3;

Gelet op het advies van de Syndicale Raad van Advies;

Gelet op de wet van 23 december 1946 houdende instelling van een Raad van State, inzonderheid op artikel 2, tweede lid;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Op de voordracht van Onze Ministers van Natonale Opvoeding, van Onze Minister van de Franse Cultuur en van Onze Minister van de Nederlandse Cultuur,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.

Voor de toepassing van dit besluit wordt het Rijksonderwijs waarvan de inrichtingen bedoeld zijn in de wet van 22 juni 1964, ingedeeld in kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs en niet-universitair hoger onderwijs.

Art. 2.

Kleuteronderwijs wordt verstrekt in de kleuterscholen, in de kleuterklassen verbonden aan iedere andere onderwijsinrichting, in de medisch-pedagogische instituten en in de scholen voor buitengewoon kleuteronderwijs.

Art. 3.

Lager onderwijs wordt verstrekt in de lagere scholen, in de internaten voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben, in de lagere klassen verbonden aan iedere andere onderwijsinrichting, in de medisch-pedagogische instituten en in de scholen en klassen voor buitengewoon lager onderwijs.

Het lager onderwijs bestaat uit vier graden : de eerste, de tweede, de derde en de vierde.

[Basisonderwijs, voorbereidend op lager secundair kunstonderwijs wordt verstrekt in afdelingen die toegevoegd zijn aan inrichtingen voor kunstonderwijs met beperkt leerplan die secundair onderwijs organiseren.]

(voetnoot 2) K.B. van 1-8-1984

Art. 4.

Het secundair onderwijs bestaat uit twee graden : de lagere graad en de hogere graad.

Secundair onderwijs van de lagere graad wordt verstrekt in de middelbare scholen, in de middelbare oefenscholen verbonden aan middelbare normaalscholen, in de lagere graad van de koninklijke lycea en athenea, in de afdelingen voor lager secundair technisch onderwijs en in de afdelingen voor lager secundair beroepsonderwijs verbonden aan de inrichtingen voor middelbaar onderwijs, in de lagere secundaire technische scholen, in de lagere secundaire technische leergangen, in de lagere secundaire beroepsleergangen, in de inrichtingen voor kunstonderwijs van deze graad en in de scholen en klassen voor buitengewoon onderwijs van deze graad.

Secundair onderwijs van de hogere graad wordt verstrekt in de hogere graad van de koninklijke lycea en athenea, in de normaalscholen voor kleuteronderwijzeressen, in de lagere normaalscholen (eerste cyclus), in de hogere secundaire technische scholen, in de lagere technische normaalscholen, in de hogere secundaire beroepsscholen, in de aanvullende secundaire beroepsscholen, in de hogere secundaire technische leergangen, in de hogere secundaire beroepsleergangen, in de lagere technische normaalleergangen, in de inrichtingen voor kunstonderwijs van deze graad en in de scholen en klassen voor buitengewoon onderwijs van deze graad.

(voetnoot 3) (voetnoot 4)

Art. 5.

Niet-universitair hoger onderwijs wordt verstrekt in de lagere normaalscholen (tweede cyclus), in de middelbare normaalscholen, in de middelbare en hogere technische normaalscholen, in de middelbare en hogere technische normaalleergangen, in de hogere technische scholen en leergangen en in de inrichtingen voor hoger kunstonderwijs.

Het niet-universitair hoger onderwijs wordt ingedeeld in drie graden : de eerste graad, de tweede graad en de derde graad.

Niet-universitair hoger onderwijs van de eerste graad wordt verstrekt in de lagere normaalscholen (tweede cyclus), in de middelbare normaalscholen, in de middelbare technische normaalscholen, in de middelbare technische normaalleergangen, in de hogere technische scholen en leergangen van de eerste graad en in de inrichtingen voor hoger kunstonderwijs van deze graad.

Niet-universitair hoger onderwijs van de tweede graad wordt verstrekt in de hogere technische scholen en leergangen van de tweede graad en in de inrichtingen voor hoger kunstonderwijs van deze graad.

Niet-universitair hoger onderwijs van de derde graad wordt verstrekt in de hogere technische scholen en leergangen van de derde graad [en in inrichtingen voor hoger kunstonderwijs van de derde graad].

K.B. van 1-8-1984

HOOFDSTUK II. - De ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen en van de eraan verbonden internaten

Art. 6.

De ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de onderwijsinrichtingen van de Staat mogen uitoefenen, worden hierna vastgesteld en gerangschikt in wervingsambten, selectieambten en bevorderingsambten.

A. In het kleuteronderwijs.

(voetnoot 5)
Wervingsambten

1. kleuteronderwijzeres;

Selectieambt

2. kleuteronderwijzeres aan een oefenschool voor kleuteronderwijzeressen;

Bevorderingsambten

3. hoofdkleuteronderwijzeres van kleuterschool

4. hoofdkleuteronderwijzeres van autonome kleuterschool;

5. hoofdkleuteronderwijzeres van een oefenschool voor kleuteronderwijzeressen;

B. In het lager onderwijs.

(voetnoot 4) (voetnoot 5)
Wervingsambten

1. onderwijzer;

2. leermeester godsdienst;

3. leermeester zedenleer;

4. leermeester bijzondere vakken;

[4bis. leermeester artistieke vakken] K.B. van 1-8-1984

Selectieambten

5. onderwijzer aan een lagere oefenschool;

6.leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool;

Bevorderingsambten

7. [hoofdonderwijzer of directeur van een autonome lagere school;] K.B. van 7-3-1979

8. hoofdonderwijzer van een lagere oefenschool;

[9.] directeur van een internaat voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben;

[10.] directeur van een medisch pedagogisch instituut; K.B. van 7-3-1979

C. In het secundair onderwijs van de lagere graad.

(voetnoot 3) (voetnoot 4)
Wervingsambten

1. leraar algemene vakken;

2. leraar oude talen;

3. godsdienstleraar;

4. leraar zedenleer;

5. leraar bijzondere vakken;

6. leraar technische vakken;

7. praktijkleraar;

8. leraar technische vakken en beroepspraktijk;

[8bis. leraar artistieke vakken] K.B. van 1-8-1984

9. begeleider;

10. repetitor.

Selectieambten

11. leraar algemene vakken aan een middelbare oefenschool;

12. leraar bijzondere vakken aan een middelbare oefenschool;

13. werkmeester;

[14. onderdirecteur in de inrichtingen waarvan de onderwijstaal het Nederlands is of provisor van een koninklijk lyceum van de eerste graad of van de eerste twee graden in de inrichtingen, waarvan de onderwijstaal het Frans of het Duits is.] K.B. van 7-3-1979

Bevorderingsambten

14. [werkplaatsleider]; K.B. van 22-7-1969

15. [...]; K.B. van 31-7-1969

[16. directeur in de inrichtingen waarvan de onderwijstaal het Nederlands is of studieprefect van een koninklijk lyceum van de eerste graad of van de eerste twee graden in de inrichtingen waarvan de onderwijstaal het Frans of het Duits is.] K.B. van 7-3-1979

D. In het secundair onderwijs van de hogere graad.

(voetnoot 3) (voetnoot 4)
Wervingsambten

1. leraar algemene vakken;

2. leraar psychologie, opvoedkunde en methodiek;

3. godsdienstleraar;

4. leraar zedenleer;

5. leraar bijzondere vakken;

6. leraar technische vakken;

7. praktijkleraar;

8. leraar technische vakken en beroepspraktijk;

[8bis. leraar artistieke vakken] K.B. van 1-8-1984

9. assistent;

10. geneeskundig directeur;

11. begeleider;

12. repetitor.

Selectieambten

13. werkmeester;

[14. provisor van een koninklijk atheneum of lyceum of onderdirecteur in de inrichtingen, waarvan de onderwijstaal het Nederlands is ofwel provisor van een koninklijk lyceum van de tweede en de derde graad of van de drie graden, in de inrichtingen, waarvan de onderwijstaal het Frans of het Duits is.] K.B. van 7-3-1979

Bevorderingsambten

14. [werkplaatsleider]; K.B. van 22-7-1969

15-16 [...]; K.B. van 31-7-1969

[17. studieprefect van een koninklijk atheneum of lyceum of directeur in de inrichtingen, waarvan de onderwijstaal het Nederlands is ofwel studieprefect van een koninklijk lyceum van de tweede en de derde graad of van de drie graden in de inrichtingen, waarvan de onderwijstaal het Frans of het Duits is.] K.B. van 7-3-1979

18. [...] K.B. van 7-3-1979

E. In het niet-universitair hoger onderwijs van de eerste en van de tweede graad.

Wervingsambten

1. leraars algemene vakken;

2. leraar psychologie, opvoedkunde en methodiek;

3. godsdienstleraar;

4. leraar zedenleer;

5. leraar bijzondere vakken;

6. leraar technische vakken;

7. praktijkleraar;

8. leraar technische vakken en beroepspraktijk;

9. leraar artistieke vakken;

[9bis. lesgever]; Decr. van 15-12-1993

10. assistent;

[10bis. begeleider]; K.B. van 1-8-1984

11. monitor;

12. werkleider;

13. hoofd van een studiebureau;

14. geneeskundig directeur.

Selectieambten

15. leraar algemene vakken aan een middelbare normaalschool;

16.leraar bijzondere vakken aan een middelbare normaalschool;

17. leraar algemene vakken aan een middelbare technische normaalschool;

18. leraar bijzondere vakken aan een middelbare technische normaalschool;

19. leraar technische vakken aan een middelbare technische normaalschool;

20. praktijkleraar aan een middelbare technische normaalschool;

21. werkmeester; [...]K.B. van 22-7-1969

22. [laboratoriumchef]; K.B. van 22-7-1969

23. hoofd van het documentatiecentrum;

24. [hoofd van het expertisecentrum]; K.B. van 22-7-1969

[onderdirecteur]. K.B. van 31-7-1969

Bevorderingsambten

25. [werkplaatsleider]; K.B. van 22-7-1969

26. [...]; K.B. van 31-7-1969

27. directeur.

F.In het niet-universitair hoger onderwijs van de derde graad.

Wervingsambten

1. docent;

2. assistent;

3. werkleider;

4. hoofd van een studiebureau;

[4bis. leraar artistieke vakken;

4ter. assistent artistieke vakken]; K.B. van 1-8-1984

[4quater. lesgever]. Decr. van 15-12-1993

Selectieambten

5. buitengewoon hoogleraar;

6. gewoon hoogleraar; K.B. van 31-7-1969

7. [adjunct-directeur]. K.B. van 31-7-1969

Bevorderingsambten
[...];K.B. van 31-7-1969

8. [directeur].

(K.B. 31-7-1969)

(voetnoot 7)

Art. 7.

De ambten die de leden van het opvoedend hulppersoneel van de rijksinrichtingen voor lager, secundair en niet-universitair hoger onderwijs mogen uitoefenen, worden hierna vastgesteld en gerangschikt in wervingsambten, selectieambten en bevorderingsambten.

Wervingsambten

1. studiemeester-opvoeder;

2. studiemeester-opvoeder in een internaat;

3. secretaris-bibliothecaris;

4. bibliothecaris;

5. adjunct-conservator van het instrumentenmuseum;

6. conservator van het instrumentenmuseum;

7. dienstchef;

8. maatschappelijk assistent.

Selectieambten

9. directiesecretaris;

10. [opvoeder-huismeester];

11. eerstaanwezend bibliothecaris. K.B. van 15-7-1969

Bevorderingsambten

12. [beheerder].

(K.B. 15-7-1969)

(voetnoot 6) (voetnoot 7)

Art. 8.

De ambten die de leden van het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, secundair en niet-universitair hoger onderwijs mogen uitoefenen, worden hierna vastgesteld en gerangschikt in wervingsambten en selectieambten.

Wervingsambten

1. kinderverzorgster;

2. verpleegster;

3. kinesitherapeut;

4. logopedist;

Selectieambten

5. eerstaanwezende kinderverzorgster;

6. eerstaanwezende verpleegster;

7. eerstaanwezende kinesitherapeut;

8. eerstaanwezend logopedist.

Art. 9.

Voor de toepassing van de artikelen 7 en 8 van dit besluit omvat de rijksonderwijsinrichting het internaat dat eraan toegevoegd is.

(voetnoot 6)

HOOFDSTUK III. - De ambten van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op de rijksonderwijsinrichtingen

[...] B.Vl.R. van 15-12-1993

HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen

Art. 11.

Het ambt van leermeester godsdienst vervangt het ambt van godsdienstleraar uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de lagere scholen, in de voorbereidende afdelingen verbonden aan de middelbare scholen, de koninklijke athenea en lycea, de inrichtingen voor technisch onderwijs, in de lagere oefenscholen verbonden aan de lagere normaalscholen en de normaalscholen voor kleuteronderwijzeressen, in de internaten voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben.

Art. 12.

Het ambt van leermeester zedenleer vervangt het ambt van "leraar die de onderwijzer vervangt voor de leergang zedenleer", uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in voormelde inrichtingen.

Art. 13.

Het ambt van leermeester bijzondere vakken vervangt het ambt van "leraar die de onderwijzer vervangt voor sommige bijzondere vakken", uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in voormelde inrichtingen.

Art. 14.

In het secundair onderwijs van de lagere graad vervangt het ambt van leraar bijzondere vakken de ambten van leraar lichamelijke opvoeding, tekenleraar, muziekleraar, leraar handenarbeid, leraar steno-dactylografie, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de inrichtingen van dat onderwijs.

Art. 15.

In het secundair onderwijs van de lagere graad worden de ambten van leraar nuttige handwerken, huishoudkunde, huishoudcursussen, snit en confectie, naaiwerk, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de inrichtingen van dat onderwijs, vervangen door het ambt van leraar technische vakken en beroepspraktijk.

Art. 16.

Het ambt van leraar handelswetenschappen, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de middelbare scholen, wordt vervangen door het ambt van leraar algemene vakken.

Art. 17.

Het ambt van leraar technische vakken en beroepspraktijk vervangt het ambt van monitor, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de afdelingen voor toegepast middelbaar onderwijs.

Art. 18.

Het ambt van leraar algemene vakken en wetenschappelijke vakken, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de lagere secundaire technische scholen, wordt vervangen door het ambt van leraar algemene vakken.

Art. 19.

In het secundair onderwijs van de hogere graad vervangt het ambt van leraar bijzondere vakken de ambten van leraar lichamelijke opvoeding, tekenleraar, muziekleraar, leraar handenarbeid, leraar steno-dactylografie, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de inrichtingen van dat onderwijs.

Art. 20.

In het secundair onderwijs van de hogere graad worden de ambten van leraar nuttige handwerken, huishoudkunde, huishoudcursussen, snit en confectie, naaiwerk, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de inrichtingen van dat onderwijs, vervangen door het ambt van leraar technische vakken en beroepspraktijk.

Art. 21.

Het ambt van doctor in de rechten, belast met de cursus grondwettelijk recht, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de normaalscholen voor kleuteronderwijzeressen, in de lagere en in de middelbare normaalscholen, wordt vervangen door het ambt van leraar algemene vakken.

Art. 22.

Het ambt van doctor in de geneeskunde belast met de cursus gezondheidsleer, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de normaalscholen voor kleuteronderwijzeressen, in de lagere en in de middelbare normaalscholen, wordt vervangen door het ambt van leraar algemene vakken.

Art. 23.

Het ambt van leraar-monitor, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de scholen voor maatschappelijk dienstbetoon, wordt vervangen door het ambt van praktijkleraar.

Art. 24.

Het ambt van geneeskundig directeur vervangt het ambt van geneesheer-technisch adviseur, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de scholen voor ziekenverpleegsters en in de scholen voor vroedvrouwen.

Art. 25.

Het ambt van tuinbaas-demonstrant, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de inrichtingen voor technisch onderwijs, wordt vervangen door het ambt van praktijkleraar.

Art. 26.

Het ambt van directeur-studieprefect, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de koninklijke athenea en lycea, wordt vervangen door het ambt van studieprefect van een koninklijk atheneum of van een koninklijk lyceum.

Art. 27.

Het ambt van leraar technische vakken en praktijk, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de inrichtingen voor technisch onderwijs, wordt vervangen door het ambt van leraar technische vakken en beroepspraktijk.

Art. 28.

Het ambt van ziekenverpleger-monitor, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de scholen voor ziekenverpleegsters, wordt vervangen door het ambt van praktijkleraar.

Art. 29.

Het ambt van monitor, uitgeoefend op 1 september 1966, door personeelsleden in de inrichtingen voor technisch onderwijs, wordt vervangen door het ambt van praktijkleraar. De monitoren aan voormelde inrichtingen die niet voldoen aan de statutaire vereisten gesteld voor de praktijkleraars behouden evenwel hun ambt als monitor.

Art. 30.

In het niet-universitair hoger onderwijs van de eerste en de tweede graad vervangt het ambt van leraar bijzondere vakken de ambten van leraar lichamelijke opvoeding, tekenleraar, muziekleraar, leraar handenarbeid, leraar stenodactylografie, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de inrichtingen van dat onderwijs.

Art. 31.

In het niet-universitair hoger onderwijs van de eerste en tweede graad worden de ambten van leraar nuttige handwerken, huishoudkunde, huishoudcursussen, snit en confectie, naaiwerk uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de inrichtingen van dat onderwijs, vervangen door het ambt van leraar technische vakken en beroepspraktijk.

[Art. 31bis.

In het basisonderwijs voorbereidend op lager secundair kunstonderwijs, in het lager secundair kunstonderwijs en in het hoger secundair kunstonderwijs vervangt op datum van 1 april 1972 het ambt van leermeester artistieke vakken of van leraar artistieke vakken het ambt van leraar belast met de artistieke vakken.]

K.B. van 1-8-1984

Art. 32.

In het secundair onderwijs en het niet-universitair hoger onderwijs vervangt het ambt van studiemeester-opvoeder het ambt van extern studiemeester, uitgeoefend op 1 september 1966 door personeelsleden in de inrichtingen van deze onderwijstakken.

Art. 33.

In het lager onderwijs, in het secundair onderwijs en in het niet-universitair hoger onderwijs, vervangt het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat, het ambt van inwonend studiemeester en het ambt van studiemeester in een internaat, op 1 september 1966 uitgeoefend door personeelsleden in de inrichtingen van deze onderwijstakken.

Art. 34.

Het ambt van inspecteur van het lager onderwijs vervangt het ambt van inspecteur van de lagere en kleuterklassen, op 1 september 1966 uitgeoefend door personeelsleden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op de rijksonderwijsinrichtingen.

Art. 35.

Het ambt van inspecteur-algemene vakken in het secundair onderwijs van de lagere graad vervangt het ambt van inspecteur algemene vakken in de lagere middelbare graad, op 1 september 1966 uitgeoefend door personeelsleden van bovenbedoelde inspectiedienst.

Art. 36.

Het ambt van inspecteur technische vakken en beroepspraktijk in het secundair onderwijs van de lagere graad vervangt het ambt van inspecteur technische vakken in de lagere graad, op 1 september 1966 uitgeoefend door personeelsleden van bovenbedoelde inspectiedienst.

Art. 37.

Het ambt van inspecteur algemene vakken in het secundair onderwijs van de hogere graad en in het niet-universitair hoger onderwijs vervangt de ambten van inspecteur van het middelbaar onderwijs van de hogere graad, van inspecteur der lagere en middelbare normaalscholen, op 1 september 1966 uitgeoefend door personeelsleden van bovenbedoelde inspectiedienst.

Art. 38.

Het ambt van inspecteur van het technisch onderwijs, op 1 september 1966 uitgeoefend door personeelsleden van bovenbedoelde inspectiedienst, wordt vervangen door het ambt van inspecteur algemene vakken in het secundair onderwijs van de hogere graad en het niet-universitair hoger onderwijs.

Nochtans wordt het ambt van inspecteur van het technisch onderwijs, op dezelfde datum uitgeoefend door bovenvermelde personeelsleden, vervangen door het ambt van inspecteur technische vakken en beroepspraktijk in het secundair onderwijs van de hogere graad en in het niet-universitair hoger onderwijs, indien de aard van genoemd ambt zulks rechtvaardigt.

Art. 39.

Het ambt van inspecteur technische vakken en beroepspraktijk in het secundair onderwijs van de hogere graad en in het niet-universitair hoger onderwijs vervangt de ambten van inspectrice vrouwelijke handwerken in het middelbaar onderwijs op 1 september 1966 uitgeoefend door personeelsleden van bovenbedoelde inspectiedienst.

Art. 40.

Het ambt van inspecteur bijzondere vakken in het secundair onderwijs van de hogere graad en in het niet-universitair hoger onderwijs vervangt de ambten van inspecteur muziekonderwijs in het middelbaar onderwijs en in het normaalonderwijs, van inspecteur tekenen in het middelbaar onderwijs en in het normaalonderwijs, van inspecteur lichamelijke opvoeding in het middelbaar onderwijs en in het normaalonderwijs, van inspecteur lichamelijke opvoeding in het technisch onderwijs, op 1 september 1966 uitgeoefend door personeelsleden van bovenbedoelde inspectiedienst.

Art. 41.

Het ambt van inspecteur artistieke vakken in de inrichtingen voor kunstonderwijs vervangt de ambten van inspecteur tekenonderwijs, van inspecteur plastische kunsten in het kunstonderwijs, van inspecteur muziek en lyrische kunst in het kunstonderwijs, op 1 september 1966 uitgeoefend door de personeelsleden van bovenbedoelde inspectiedienst.

HOOFDSTUK V. - Slot- en opheffingsbepalingen

Art. 42.

Worden opgeheven :

1. de artikelen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 11, 12, 13 en 14 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 betreffende het statuut van sommige categorieën personeelsleden van het Rijksonderwijs;

2. artikel 191, § 3, van voormeld koninklijk besluit van 29 augustus 1966, zoals het gewijzigd werd bij het koninklijk besluit van 4 april 1967;

3. alle vroegere bepalingen welke strijdig zijn met dit besluit, voor zover ze ambten bepalen die kunnen uitgeoefend worden door de bij dit besluit bedoelde personeelsleden.

Art. 43.

Dit besluit heeft uitwerking op 1 september 1966.

Art. 44.

Onze Ministers van Nationale Opvoeding, Onze Minister van de Franse Cultuur en Onze Minister van de Nederlandse Cultuur zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

- (1): Opgeheven, voor zover het betrekking heeft op de hogescholen; met uitzondering van de vastbenoemde leden van het opvoedend hulppersoneel die hun ambt te persoonlijken titel behouden ingevolge de toepassing van artikel 293 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap (B.Vl.R. 9-5-1996; Art. 2, 27° )

- (2): Art. 3, laatste alinea wordt opgeheven voor wat de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft. (B.Vl.R. 31-7-1990; Art. 5)

- (3): Opgeheven voor wat de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft. (B.Vl.R. 5-6-1989)

- (4): Opgeheven voor wat de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft. (B.Vl.R. 31-7-1990; Art. 5)

- (5): Opgeheven voor wat de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor gewoon kleuter-, lager en basisonderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft (B.Vl.R. 27-6-1990; Art. 5)

- (4): Opgeheven voor wat de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft. (B.Vl.R. 31-7-1990; Art. 5)

- (5): Opgeheven voor wat de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor gewoon kleuter-, lager en basisonderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft (B.Vl.R. 27-6-1990; Art. 5)

- (3): Opgeheven voor wat de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft. (B.Vl.R. 5-6-1989)

- (4): Opgeheven voor wat de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft. (B.Vl.R. 31-7-1990; Art. 5)

- (3): Opgeheven voor wat de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft. (B.Vl.R. 5-6-1989)

- (4): Opgeheven voor wat de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, betreft. (B.Vl.R. 31-7-1990; Art. 5)

- (7): Art. 6 en 7 worden opgeheven, wat betreft de instellingen en personeelsleden vermeld in artikel 6 van het Besluit van de Vlaamse regering dd. 8-6-1994.

- (6): Art. 7 en 9 worden opgeheven, wat betreft de instellingen vermeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering dd. 19-12-1990.

- (7): Art. 6 en 7 worden opgeheven, wat betreft de instellingen en personeelsleden vermeld in artikel 6 van het Besluit van de Vlaamse regering dd. 8-6-1994.

- (6): Art. 7 en 9 worden opgeheven, wat betreft de instellingen vermeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering dd. 19-12-1990.