OPGEHEVEN : Koninklijk besluit betreffende de afwezigheden van lange
duur gewettigd door familiale redenen.
goedkeuringsdatum
25 NOVEMBER 1976
publicatiedatum
B.S.21/01/1977
datum laatste wijziging
01/09/2017
COORDINATIE
K.B.
10-2-1981 - B.S. 28-3-1981
K.B. 12-7-1983 - B.S.
9-9-1983
opgeheven door B.Vl.R. 30-8-2016 - B.S. 12-9-2016
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het
statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs;
Gelet op de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag
voor loonarbeiders, inzonderheid op artikel 47;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot
vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs
katholieke en protestantse godsdienst der inrichtingen voor lager,
buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat;
Gelet op het organiek koninklijk besluit van 22
december 1938 bedoeld bij de wet van 10 juni 1937 houdende uitbreiding van de
kinderbijslagen tot de werkgevers en tot de niet-loontrekkende arbeiders,
inzonderheid op artikel 93quater;
Overwegende dat
het aangewezen is de vrouwelijke leermeesters, leraars en inspecteurs
godsdienst van de rijksonderwijsinrichtingen de mogelijkheid te bieden om zich
aan hun eigen kinderen te wijden met vrijwaring van hun wederindienstneming bij
het Rijksonderwijs;
Gelet op het advies van de
Syndicale Raden van Advies;
Gelet op het advies
van de paritaire commissie voor het statuut van het bestuurs- en onderwijzend
personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel van
de rijksonderwijsinrichtingen en van het personeel van de inspectiedienst
belast met het toezicht op deze inrichtingen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12
januari 1973, inzonderheid op artikel 3, eerste lid;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Op de voordracht van Onze Ministers van Nationale Opvoeding, van
Onze Minister van Nederlandse Cultuur en van onze Minister van Franse Cultuur,
Hebben Wij besloten en
besluiten Wij :
Artikel 1.
De bepalingen van dit besluit
zijn van toepassing op de personeelsleden van de rijksonderwijsinrichtingen die
aan het voornoemd statuut van 25 oktober 1971 onderworpen zijn.
Art. 2.
[De Minister kan, voor zover dit
met het belang van de onderwijsinrichting kan worden overeengebracht, het
vastbenoemd personeelslid toestaan afwezig te zijn om zich aan de eigen
kinderen te wijden of aan een kind dat het heeft opgenomen na een adoptieke of
een overeenkomst van pleegvoogdij te hebben ondertekend.]
K.B.
van 10-2-1981
Deze machtiging wordt verleend voor [een periode van ten hoogste
vier jaar], zij neemt een einde wanneer het kind [de leeftijd van vijf jaar]
bereikt.
K.B.
van 12-7-1983
De maximumduur van de afwezigheid wordt op [zes jaar] gebracht en
neemt uiterlijk een einde wanneer het kind de leeftijd van [acht jaar] bereikt,
wanneer het kind minder-valide is en voldoet aan de voorwaarden gesteld om het
genot te hebben van kinderbijslag bij toepassing van artikel 47 van de
samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of van
[artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van
de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen].
K.B.
van 12-7-1983
Tijdens de duur van afwezigheid is het personeelslid op
non-activiteit gesteld; het mag geen winstgevende bedrijvigheid uitoefenen.
Art. 3.
Op verzoek van het personeelslid
en met inachtneming van een aanzeggingstermijn van één maand, kan
voor het verstrijken ervan, een einde worden gemaakt aan een aan de gang zijnde
periode van afwezigheid.
Art. 4.
Dit besluit treedt in werking op
de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch
Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 5.
Onze Ministers van Nationale
Opvoeding, Onze Minister van Nederlandse Cultuur en Onze Minister van Franse
Cultuur zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.