Besluit van de Vlaamse Regering
[betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling van de
leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars.]
goedkeuringsdatum
26 SEPTEMBER 1990
publicatiedatum
B.S.15/02/1991
datum laatste wijziging
08/12/2023
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 19/12/1991 (B.S. 24/06/1992)
(2)
B.Vl.R. van 15/07/1992 (B.S. 18/09/1992)
(3)
B.Vl.R. van 03/02/1993 (B.S. 30/04/1993)
(4)
B.Vl.R. van 07/07/1993 (B.S. 21/10/1993)
(5)
B.Vl.R. van 18/05/1994 (B.S. 04/08/1994)
(6)
B.Vl.R. van 14/12/1994 (B.S. 24/03/1995)
(7)
B.Vl.R. van 25/01/1995 (B.S. 08/09/1995)
(8)
B.Vl.R. van 31/01/1996 (B.S. 20/03/1996)
(9)
B.Vl.R. van 09/07/1996 (B.S. 29/08/1996)
(10)
B.Vl.R. van 15/04/1997 (B.S. 10/07/1997)
(11)
B.Vl.R. van 04/11/1997 (B.S. 09/03/1998)
(12)
B.Vl.R. van 11/01/2002 (B.S. 21/03/2002)
(13)
B.Vl.R. van 28/06/2002 (B.S. 13/12/2002)
(14)
B.Vl.R. van 21/11/2003 (B.S. 11/02/2004)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs ;
(15)
B.Vl.R. van 21/11/2003 (B.S. 25/05/2004)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen en de bezoldigingsregeling van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars ;
(16)
B.Vl.R. van 01/09/2006 (B.S. 14/11/2006)
(17)
B.Vl.R. van 09/11/2007 (B.S. 25/01/2008)
(18)
B.Vl.R. van 24/04/2009 (B.S. 16/06/2009)
(19)
B.Vl.R. van 04/09/2009 (B.S. 07/12/2009)
(20)
B.Vl.R. van 17/09/2010 (B.S. 09/11/2010)
(21)
B.Vl.R. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
(22)
B.Vl.R. van 07/09/2012 (B.S. 24/10/2012)
(23)
B.Vl.R. van 06/09/2013 (B.S. 04/10/2013)
(24)
B.Vl.R. van 04/09/2015 (B.S. 07/10/2015)
(25)
B.Vl.R. van 10/03/2017 (B.S. 14/04/2017)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 ;
(26)
B.Vl.R. van 10/03/2017 (B.S. 21/04/2017)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving betreffende de nuttige ervaring en de bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in het niet-hoger onderwijs ;
(27)
B.Vl.R. van 08/09/2017 (B.S. 10/10/2017)
(28)
B.Vl.R. van 08/06/2018 (B.S. 12/07/2018)
(29)
B.Vl.R. van 29/03/2019 (B.S. 26/06/2019)
(30)
B.Vl.R. van 10/05/2019 (B.S. 29/08/2019)
(31)
B.Vl.R. van 26/06/2020 (B.S. 13/08/2020)
(32)
B.Vl.R. van 09/09/2022 (B.S. 14/12/2022)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van dringende maatregelen
om het lerarenambt in het basis- en secundair onderwijs te herwaarderen
;
(33)
B.Vl.R. van 05/05/2023 (B.S. 05/07/2023)
(34)
B.Vl.R. van 17/11/2023 (B.S. 08/12/2023)
De Vlaamse Regering,
Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige
bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op de artikelen 12bis,
§ 2, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1973, en 29;
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der
personeelsleden van het Rijksonderwijs, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd
bij de wetten van 27 juli 1971, 11 juli 1973 en 19 december 1974 en bij het
koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, en op de artikelen 4 en 5,
gewijzigd bij de wet van 31 maart 1967;
Gelet op
de wet van 11 juli 1973 houdende wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid, op
artikel 26, 4° , gewijzigd bij het decreet van 5 juli 1989;
Gelet op het bijzonder decreet van 19 december
1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid
op artikel 55, § 1;
Gelet op het protocol
van 26 juli 1990 houdende de conclusies van de onderhandelingen in het
Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten (Comité A);
Gelet op het akkoord van de Gemeenschapsminister
van Begroting, gegeven op 20 juli 1990;
Gelet op
het advies van de Raad van State;
Op de
voordracht van de Gemeenschapsminister van Onderwijs;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
[ De
reglementaire bepalingen inzake bekwaamheidsbewijzen treden]
,
wat de in artikel 2 bedoelde personeelsleden betreft, in werking op 1 september
1990.
Art. 2.
Dit besluit is van toepassing
op de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars van de door de Vlaamse
Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde onderwijsinstellingen voor lager,
basis-, buitengewoon, voltijds secundair
[en deeltijds beroepssecundair
onderwijs]
.
Art. 3.
§ 1.
Onverminderd de toepassing van artikel 7 van dit besluit, kan geen
[salaris]
noch
[salaristoelage]
worden verleend voor een
personeelslid dat tewerkgesteld wordt in een door de Vlaamse Gemeenschap
georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling, tenzij het personeelslid
in het bezit is van een van de bekwaamheidsbewijzen die in hoofdstuk II van dit
besluit voor de onderscheiden ambten en vakken zijn bepaald.
Deze bekwaamheidsbewijzen worden
ingedeeld in :
- vereiste
bekwaamheidsbewijzen;
- voldoende geachte
bekwaamheidsbewijzen;
- andere
bekwaamheidsbewijzen.
§ 2. Onder door
de Vlaamse Regering nader te bepalen voorwaarden kan een personeelslid, dat een
bekwaamheidsbewijs bezit dat is opgenomen in hoofdstuk II van dit besluit, een
andere onderwijsbevoegdheid verwerven door een door de
[Vlaams minister,
bevoegd voor het onderwijs]
erkende navorming
[of nascholing]
te
volgen.
[
Art. 3bis.
[
§ 1. Onder bewijs van pedagogische
bekwaamheid wordt verstaan :
1° het diploma van
geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;
2° het
diploma van geaggregeerde voor het lager secundair
onderwijs;
3° het diploma van geaggregeerde voor het
onderwijs;
4° het getuigschrift van middelbare technische
normaalleergangen;
5° het getuigschrift van pedagogische
bekwaamheid;
6° het getuigschrift van
normaalleergangen;
7° het getuigschrift van pedagogische
leergangen;
8° het diploma van geaggregeerde voor het
secundair onderwijs - groep 2;
9° het diploma van
geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep
1;
[
10° het diploma van bachelor in het onderwijs :
secundair onderwijs;
11° het diploma van leraar, uitgereikt
door een specifieke lerarenopleiding, zoals bepaald in het decreet van 15
december 2006 betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen, met uitzondering
van het diploma van leraar dans.
]
[
12° het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs;
13° het diploma van educatief graduaat in het secundair onderwijs;
14° het diploma van educatieve master.
]
Voor de houder van het
diploma van licentiaat die tevens houder is van het diploma van GLSO of
GVSO-groep 1 wordt dit laatste gelijkgesteld met het diploma van GHSO of GVO.
§ 2.
[Bij de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen worden het diploma van onderwijzer en van bachelor in het onderwijs : lager onderwijs en van educatieve bachelor in het lager onderwijs en het diploma van kleuteronderwijzer en van bachelor in het onderwijs : kleuteronderwijs en van educatieve bachelor in het kleuteronderwijs eveneens als een bewijs van pedagogische bekwaamheid beschouwd.]
]
[
§ 3. Voor de toepassing van dit besluit moet de onderwijscyclus voor de normaalleergangen, de pedagogische leergangen, het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie en de pedagogische getuigschriften, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs, ten minste 450 lestijden hebben omvat.
]
]
Art. 4.
§ 1. De in de
bijlagen vermelde diploma's en getuigschriften moeten uitgereikt zijn, hetzij
door een Belgische universiteit of door een door een wet of decreet daarmee
gelijkgestelde instelling of door een door de Staat of door de Gemeenschap
georganiseerde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstelling,
[hetzij door een
ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs,]
hetzij door
een door de Staat of de Gemeenschap ingestelde examencommissie.
[Ze kunnen
eveneens uitgereikt zijn na het volgen van een opleiding die door wet of
decreet gelijkgesteld is met een opleiding aan een Belgische universiteit of
een door de staat of door de gemeenschap georganiseerde, gesubsidieerde of
erkende
onderwijsinstelling.]
§ 2.
[Worden
eveneens aangenomen de in overeenstemming met een buitenlandse regeling
behaalde diploma's en studiegetuigschriften die gelijkwaardig worden verklaard
met een van de diploma's of studiegetuigschriften, vermeld in dit besluit
:
1° met ingang van 1 september 1990,
krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of;
2° met ingang van 1 september 1990, met toepassing
[, tot 31 augustus 2011,]
van de
procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de
wet
van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de
buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften of;
3° met ingang van 1 september 1995, met toepassing van het
decreet
van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse
Gemeenschap of;
4° met ingang van 1 oktober
1992, met toepassing van het
decreet
van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse
Gemeenschap of;
5° met ingang van 1 januari
2003, met toepassing van het
decreet
van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger
onderwijs in Vlaanderen;
[ 6° met ingang van 1 september 2011, met toepassing van de
Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010
, het
decreet van 10 juli 2008
betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap en het
decreet van 15 juni 2007
betreffende het volwassenenonderwijs.]
[Diploma's of
getuigschriften die buiten België uitgereikt zijn, worden eveneens
aangenomen indien ze vergezeld gaan van een conformiteitsattest zoals bepaald
in het
besluit
van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 betreffende de
omzetting van de Europese Richtlijn 2005/36 voor wervingsambten in het
onderwijs en voor sommige functies in de basiseducatie
[en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36]
.]
]
§ 3. In
afwijking van de bepalingen van de §§ 1 en 2 hebben de hoofden van de
betrokken erediensten of van andere organen de bevoegdheid om de hoedanigheid
van bedienaar van de erkende eredienst te bevestigen of om aan sommige van de
in de bijlagen opgenomen diploma's of getuigschriften goedkeuring te verlenen
of om deze diploma's of getuigschriften uit te
reiken.
Art. 5.
[
[§ 1.]
Voor de
toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1°
[...]
2°
GLSO :
1. het diploma van geaggregeerde voor het
lager secundair onderwijs;
2. het diploma van
geaggregeerde leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad van
regentes voor de middelbare scholen;
3. het
diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de
lagere graad;
4. het diploma van
regent(es);
5. het diploma van de middelbare
technische normaalschool;
6. het diploma van de
technische normaalafdelingen met volledig leerplan gerangschikt in de categorie
D.;
7. het diploma van geaggregeerde voor het
godsdienstonderricht in het lager secundair onderwijs;
8. het diploma van gegradueerde voor het godsdienstonderricht in
het lager secundair onderwijs;
9. het diploma van
geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep 1;
2°bis GVSO-groep 1 :
- vanaf 1
september 2000 : het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs -
groep 1;
- vanaf 1 september 2003 : eveneens het
diploma van leraar dans;
3°
[...]
4°
[ten minste master]
:
1. de
diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of
licentiaat, uitgereikt overeenkomstig de wetgeving op de academische graden, en
de diploma's van hoger onderwijs van het lange type of de diploma's van een
basisopleiding van twee cycli;
2. de andere
diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of
licentiaat, uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee
gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe
gemachtigde instelling of door een door de staat of de gemeenschap opgerichte
examencommissie, indien de duur van de studie ten minste vier jaar bedraagt,
zelfs als een gedeelte van de studies niet in één van de
voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht;
[ 2bis. het diploma van master
[met inbegrip van het diploma van educatieve master]
;
]
3. het diploma van hoger technisch onderwijs van de derde graad;
4. a) het diploma van hoger kunstonderwijs van de
derde graad met volledig leerplan;
b) het diploma
van voortgezet hoger kunstonderwijs met volledig leerplan;
c) het diploma van hoger kunstonderwijs met volledig leerplan,
uitgereikt na een cyclus van ten minste vijf studiejaren;
d)
het laureaatsattest van het Nationaal Hoger Instituut van Antwerpen, verleend
na een cyclus van ten minste vijf studiejaren;
e)
de prijs Lemmens-Tinel, uitgereikt door het Lemmensinstituut in
Leuven;
f) het diploma van meester, uitgereikt
overeenkomstig de regelgeving op het hoger onderwijs;
5. het diploma van de officieren die vóór 1 januari
1965 met vrucht hun studie hebben volbracht aan de Oefenschool bij de
Koninklijke Militaire School of aan de polytechnische afdeling van die school;
6. het diploma van architect, interieurarchitect
of van industrieel ingenieur;
5° ten minste
HSO :
1. de diploma's van arts, tandarts,
dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt
overeenkomstig de wetgeving op de academische graden;
2. de andere diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor,
ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt door een Belgische universiteit
of een daarmee gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het
decreet daartoe gemachtigde instelling of door een door de staat of de
gemeenschap opgerichte examencommissie, indien de duur van de studie ten minste
vier jaar bedraagt, zelfs als een gedeelte van de studie niet in een van de
voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht;
[
2bis. het diploma van master
[met inbegrip van het diploma van educatieve master]
;
]
3. het diploma van hoger technisch onderwijs van de derde
graad;
4. het diploma van hoger kunstonderwijs van
de derde graad met volledig leerplan;
5. het
diploma van voortgezet hoger kunstonderwijs met volledig
leerplan;
6. het diploma van hoger kunstonderwijs
met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste vijf
studiejaren;
7. het laureaatsattest van het
Nationaal Hoger Instituut van Antwerpen, verleend na een cyclus van ten minste
vijf studiejaren;
8. de prijs Lemmens-Tinel,
uitgereikt door het Lemmensinstituut in Leuven;
9.
het diploma van meester, uitgereikt overeenkomstig de regelgeving op het hoger
onderwijs;
10. het diploma van de officieren die
vóór 1 januari 1965 met vrucht hun studie hebben volbracht aan de
Oefenschool bij de Koninklijke Militaire School of aan de polytechnische
afdeling van die school;
11. het diploma van
architect, interieurarchitect of van industrieel ingenieur;
12. het diploma van technisch ingenieur;
13. het universitair diploma van burgerlijk
conducteur;
14. het diploma van een hogere
technische school van de tweede graad;
15. het
diploma van het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met volledig
leerplan;
16. het diploma van het hoger
kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste
vier studiejaren;
17. het diploma van het hoger
kunstonderwijs met volledig leerplan, voor 1 september 1969 uitgereikt na een
cyclus van ten minste drie studiejaren door een instelling voor de beeldende
kunsten;
18. het laureaatsdiploma, uitgereikt
door het Lemmensinstituut in Leuven;
[18bis. het
laureaatsdiploma, uitgereikt door het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst in
Antwerpen;]
19. het diploma van de tweede
cyclus, uiterlijk in het academiejaar 1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk
Muziekconservatorium;
20. het diploma van
binnenhuisontwerper, uitgereikt na een cyclus van ten minste drie studiejaren
door het Provinciaal Hoger Instituut voor Architectuur en Toegepaste Kunsten in
Hasselt, het Provinciaal Hoger Architectuurinstituut in Hasselt-Diepenbeek en
het Stedelijk Hoger Architectuurintituut "De Bijloke" in Gent;
21. het diploma van binnenhuisontwerper, behaald
vóór het academiejaar 1964-1965 en uitgereikt na een cyclus van
ten minste drie studiejaren door het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst
en Stedenbouw in Antwerpen;
22. het diploma van
aspirant-officier ter lange omvaart;
23. het
diploma van officier-werktuigkundige eerste klasse;
24. het diploma van hoger kunstonderwijs van de eerste graad met
volledig leerplan;
25. het diploma van het hoger
kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste
twee studiejaren;
26. het diploma van de eerste
cyclus, uiterlijk in het academiejaar 1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk
Muziekconservatorium met uitzondering van het diploma van kandidaat;
27. het diploma van hoger onderwijs van het korte
type met volledig leerplan;
28. het diploma van
een hogere technische school van de eerste graad;
29. het diploma van onderwijzer(es);
[29bis. het
diploma van bachelor in onderwijs : lager onderwijs;]
[29ter. het diploma van educatieve bachelor in het lager onderwijs;]
[30ter. het diploma van educatieve bachelor in het kleuteronderwijs;]
30. het diploma van
kleuteronderwijzer(es);
[30bis. het diploma van bachelor in
onderwijs : kleuteronderwijs;]
31. het
diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of het diploma van
regent(es);
32. het diploma van geaggregeerd
leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor
de middelbare scholen;
33. het diploma van
geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere
graad;
34. het diploma van een basisopleiding van
één cyclus;
[
34bis. het diploma van professioneel gerichte bachelor;
34ter. het diploma van academisch gerichte bachelor;
]
35. het diploma van
gegradueerde in de godsdienstwetenschappen;
[35bis. het
diploma van gegradueerde, uitgereikt in het hoger
beroepsonderwijs
[met inbegrip van diploma van educatief graduaat in het secundair onderwijs]
;]
36. het diploma van
geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep 1;
[36bis.
het diploma van bachelor in onderwijs : secundair
onderwijs;]
[36ter. het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs;]
37. het diploma van
geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 samen met het diploma van de
voortgezette opleiding voor de bijkomende uitdieping van een opleidingseenheid;
38. het diploma van leraar dans;
39. a) de vergunning van lijnbestuurder, lijnvliegtuigbestuurder
of lijnpiloot, uitgereikt of erkend door het Bestuur der Luchtvaart of door het
Directoraat-generaal Luchtvaart, ongeacht de periode(s) waarvoor de vergunning
geldt;
b) de vergunning van beroepsbestuurder of
beroepsvliegtuigbestuurder met de bevoegdheidsverklaring instrumentvliegen
voorzover de kandidaten geslaagd zijn voor de examens over de algemene kennis
voor het verkrijgen van de vergunning van lijnbestuurder,
lijnvliegtuigbestuurder of lijnpiloot, ongeacht de periode(s) waarvoor de
vergunning geldt;
40. het diploma van
virtuositeit en het hoger diploma, uitgereikt door een instelling voor hoger
muziekonderwijs;
41. het diploma van een hogere
technische leergang van de tweede graad;
42.
[het
diploma van het hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie of van
een hogere technische leergang van de eerste graad of, met uitwerking van 1
september 2000, van hoger onderwijs voor sociale promotie of, met uitwerking
van 1 september 2002, van hoger onderwijs, uitgereikt door een centrum voor
volwassenenonderwijs
[...]
;]
[
42.bis
[...]
42.ter
[...]
]
43. het diploma van eerste prijs,
uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;
44. het diploma van kandidaat, uitgereikt krachtens de wet op het
toekennen van de academische graden;
45. de andere
diploma's van kandidaat, uitgereikt door een Belgische universiteit of een
daarmee gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het decreet
daartoe gemachtigde instelling of een door de Staat of de gemeenschap
opgerichte examencommissie;
46. het getuigschrift
van pedagogische bekwaamheid dans;
47. het brevet
van het aanvullend secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan of voor
sociale promotie;
48. met uitwerking van 1
september 2001 met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1
september 2001 tot en met 31 augustus 2003 geen gevolgen kunnen voortvloeien
voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot de
bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de
reaffectatie en de wedertewerkstelling : een studiebewijs van het
volwassenenonderwijs, gerangschikt BSO4;
49. het
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de vierde graad van het
secundair onderwijs;
50. het diploma in de
psychiatrische verpleegkunde;
51. het diploma in
de ziekenhuisverpleegkunde;
[51.bis het diploma in de
verpleegkunde, uitgereikt na de vierde graad van het beroepssecundair
onderwijs;]
52. het finaliteitsdiploma van
het kunstonderwijs ingericht volgens beperkt leerplan;
53. het gehomologeerd getuigschrift van hoger secundair
onderwijs;
54. het gehomologeerd getuigschrift van
het middelbaar onderwijs van de hogere graad;
55.
het gehomologeerd diploma van secundair onderwijs;
56. het diploma van secundair onderwijs;
[ 56bis. een certificaat of diploma, uitgereikt na het volgen van een modulaire opleiding in het secundair volwassenenonderwijs, die ingevoerd is vanaf 1 september 2011 en niet gerangschikt is als bso2, bso3, bso4, tso2 of tso3;
]
57. het brevet van een hogere secundaire beroepsschool of
-leergang;
58. het studieattest of getuigschrift
van het 6° leerjaar van het beroepssecundair onderwijs;
59. het studieattest of -getuigschrift van het 7°
vervolmakings- of specialisatiejaar van het beroepssecundair
onderwijs;
60. het studiegetuigschrift van het
tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs
(beroepssecundair onderwijs);
61. het
studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair
onderwijs, ingericht onder de vorm van een specialisatiejaar;
62. het diploma van een hogere secundaire technische school of
leergang;
63. het gehomologeerd of door een
examencommissie van de Staat uitgereikt getuigschrift van hoger secundair
technisch onderwijs;
64. het studieattest of
-getuigschrift van het 7° vervolmakings- of specialisatiejaar van het
technisch secundair onderwijs;
65. het diploma of
getuigschrift van het hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan of
met beperkt leerplan;
66. het gehomologeerd of
door een examencommissie van de staat uitgereikt getuigschrift van hoger
secundair kunstonderwijs;
67. het studieattest of
-getuigschrift van het 7° vervolmakings- of specialisatiejaar van het
kunstsecundair onderwijs;
68. met uitwerking van 1
september 2001, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1
september 2001 tot en met 31 augustus 2003 geen gevolgen kunnen voortvloeien
voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot de
bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de
reaffectatie en de wedertewerkstelling : een studiebewijs van het
volwassenenonderwijs, gerangschikt TSO3;
69. met
uitwerking van 1 september 2001, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens
de periode van 1 september 2001 tot en met 31 augustus 2003 geen gevolgen
kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met
betrekking tot de bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis
van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling : een studiebewijs
van het volwassenenonderwijs, gerangschikt BSO3;
[ 70. het certificaat van een opleiding secundair-na-secundair (Se-n-Se).
]
Met "ten minste HSO" wordt niet bedoeld : de
studiegetuigschriften, uitgereikt door het deeltijds kunstonderwijs
[, vermeld in artikel 3, 16°, van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs]
;
6°
[...]
7° BPB : bewijs van pedagogische bekwaamheid;
8° OE : opleidingseenheid;
9°
UOE : uitgediepte opleidingseenheid;
10°
[ten minste bachelor]
: een van de studiebewijzen vermeld onder 5°, 1. tot en met
42.
Met "
[ten minste bachelor]
" wordt niet bedoeld : het
diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type
van sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische
normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en, vanaf 1 september
2000, het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor
sociale promotie, en, vanaf 1 september 2002, het pedagogisch getuigschrift,
uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs;
11°
[ten minste bachelor]
+ BPB :
1.
een van de studiebewijzen, vermeld onder
[ten minste bachelor]
samen met een bewijs
van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 3bis;
2. GLSO;
3. GVSO-groep
1;
[ 3bis. bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs;
]
[3ter. educatieve bachelor in het secundair onderwijs;]
4. het diploma van onderwijzer;
[ 4bis. bachelor in het onderwijs: lager onderwijs;
]
[4ter. educatieve bachelor in het lager onderwijs;]
5. het diploma van kleuteronderwijzer;
[
5bis. bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs.
]
[
6. educatieve bachelor in het kleuteronderwijs;
7. educatieve master;
8. educatief graduaat in het secundair onderwijs.
]
Met "
[ten minste bachelor]
+ BPB" : wordt niet bedoeld : het diploma of
getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type van
sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische
normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en, vanaf 1 september 2000
het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale
promotie, en, vanaf 1 september 2002 het pedagogisch getuigschrift, uitgereikt
door een centrum voor volwassenenonderwijs;
12° CICB : de pedagogische commissie van het Centraal
Israëlitisch Consistorie van België;
13° EMB : Executieve van de Moslims van
België;
14° (het diploma van) onderwijzer
:
- het diploma of de akte van
onderwijzer;
- het diploma of de akte van lager
onderwijzer;
- met ingang van 1 september 1997,
met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1997
tot en met 31 augustus 2003 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de
personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot de bezoldiging, de
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en
de wedertewerkstelling : het diploma van een voortgezette opleiding voor het
lager onderwijs;
15° (het diploma van)
kleuteronderwijzer :
- het diploma van
kleuteronderwijzer;
- het diploma van
bewaarschoolonderwijzer;
- het diploma van
kleuterleider;
- met ingang van 1 september 1997,
met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1997
tot en met 31 augustus 2003 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de
personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot de bezoldiging, de
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en
de wedertewerkstelling : het diploma van een voortgezette opleiding voor het
kleuteronderwijs;
]
[
16° : HOKT + BPB
:
1. een van de studiebewijzen, vermeld in
[artikel 7, § 1, 5]
van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de
[salarisschalen]
, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, samen met een bewijs van
pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 3bis van dit
besluit;
2. GLSO;
3. GVSO-groep
1;
4. het diploma van onderwijzer en van
kleuteronderwijzer.
[5. educatief graduaat in het secundair onderwijs;]
Met HOKT + BPB worden niet bedoeld : het
diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type
voor sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische
normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, het diploma of
getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie, en het
pedagogisch getuigschrift, uitgereikt door een centrum voor
volwassenenonderwijs.
17°
[....]
18°
[bachelor :
a) het diploma van professioneel gerichte bachelor;
b) het diploma van academisch gerichte bachelor;
]
19° :
[....]
bachelor + BPB :
1. het diploma van
[....]
bachelor, zoals bepaald in 18°, samen met een bewijs van
pedagogische bekwaamheid, zoals vermeld in artikel 3bis ;
2.
[het diploma van
[GLSO,]
GVSO-groep 1 en van bachelor in het
onderwijs : secundair onderwijs
[en van educatieve bachelor in het secundair onderwijs]
;]
3.
[het diploma van onderwijzer en van bachelor in het onderwijs : lager onderwijs en van educatieve bachelor in het lager onderwijs en het diploma van kleuteronderwijzer en van bachelor in het onderwijs : kleuteronderwijs en van educatieve bachelor in het kleuteronderwijs;]
20°
[...]
21° : 1. HI : Hoger Instituut;
2. r-k :
rooms-katholieke.
]
[
§ 2. Voor de studiebewijzen "certificaat
van de opleiding" en "diploma van secundair onderwijs", uitgereikt in het
volwassenenonderwijs vanaf 1 september 2007, is de rangschikking zoals bedoeld
in punt 5°, 48., 68. en 69. terug te vinden in bijlage II, gevoegd bij het
besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair
onderwijs.
]
[
§ 3. Voor de toepassing van dit besluit moet de onderwijscyclus voor de basisdiploma's uitgereikt in het onderwijs voor sociale promotie of door een centrum voor volwassenenonderwijs ten minste 900 lestijden hebben omvat.
]
Art. 6.
[
§ 1. Worden gelijkgesteld met de in de
artikel 3bis en 5 vermelde studiebewijzen : de studiebewijzen uitgereikt door
de technische en beroepsscholen of -leergangen die ermee gelijkgesteld zijn
zoals hierna bepaald :
1° met de hogere technische scholen
van de 3e graad : de scholen gerangschikt A5;
2° met de
hogere technische scholen van de 2e graad : de scholen voor technische
ingenieurs gerangschikt A1, de scholen van architecten gerangschikt
A7/A1;
3° met de hogere technische scholen van de 1°
graad : de scholen gerangschikt A1, A6/A1, A7/A1, A8/A1,
C1/A1;
4° met de hogere secundaire technische scholen : de
scholen gerangschikt A2, A2A, A6/A2, A6/C1 - 2e cyclus, A7/A2, A8/A2, C1 - 2e
cyclus, C1A, C5/C1 - 2e cyclus, C1/A6/A2, A7/C1 - 2e cyclus, A2/C1 (scholen
voor verpleegaspiranten);
5° met de aanvullende secundaire
beroepsscholen : de scholen gerangschikt C1D (voortgezette opleiding), C1/A2
(scholen voor verpleegassistenten);
6° met de hogere
secundaire beroepsscholen : de 2e cyclus van de scholen gerangschikt A4, C3 en
C5, de beroepsscholen gerangschikt A2 evenals de scholen gerangschikt C2
(scholen voor kinderverzorg(st)ers);
7° met de middelbare
technische normaalscholen : de scholen gerangschikt A1D, A6/A1D, A7/A1D,
A7/C1D, C1D, C5/C1D en C1An, alsmede de normaalafdelingen met volledig leerplan
gerangschikt in de categorie D;
8° met de lagere
technische normaalscholen : de scholen gerangschikt
A2An;
9° met de hogere technische leergangen van de eerste
graad : de scholen gerangschikt B1 en B3/B1, die bij de toelating van de
leerlingen, een getuigschrift van volledig hoger secundair onderwijs eisen of
die het voorwerp geweest zijn van een ministeriële dienstbrief waarbij ze
opnieuw gerangschikt werden op het niveau van de hogere technische leergangen
van de eerste graad.
Met de houder van een getuigschrift van
het hoger niveau van de eerste graad worden eveneens gelijkgesteld
:
a) de houder van een getuigschrift B1 en van een
getuigschrift van het hoger secundair niveau;
b) de houder van
een getuigschrift B1 en van een getuigschrift B2;
10° met
de hogere secundaire technische leergangen : de scholen gerangschikt B1 en
B3/B1 die niet aan de onder 11° hierboeven gestelde voorwaarde voldoen en
de scholen gerangschikt B2 en B3/B2 die bij de toelating van de leerlingen een
getuigschrift van volledig lager secundair onderwijs eisen of die het voorwerp
geweest zijn van een ministeriële omzendbrief waarbij ze opnieuw
gerangschikt worden op het niveau van de hogere secundaire technische
leergangen.
Met de houder van een getuigschrift van het hoger
secundair niveau wordt eveneens gelijkgesteld de houder van een getuigschrift
B2 en van een getuigschrift van het lager secundair niveau;
11° met de hogere secundaire beroepsleergangen : de
scholen gerangschikt B4/B1 en B6/B1 en gerangschikt BB4/B2 die bij de toelating
een titel van volledige lagere studiën eisen;
12° met
de middelbare technische normaalleergangen : de leergangen met beperkt leerplan
gerangschikt D, die vooraleer het eindbekwaamheidsgetuigschrift uit te reiken,
het bezit eisen van een titel van volledige studiën van het hoger
secundair niveau van het technisch onderwijs ten minste, of die het voorwerp
geweest zijn van een ministeriële dienstbrief waarbij ze opnieuw
gerangschikt werden op het niveau van de middelbare technische
normaalleergangen.
§ 2. De getuigschriften en diploma's die
vóór de inwerkingtreding van de bevoegde homologatiecommissies
uitgereikt werden door een hogere secundaire middelbare of technische school,
die door de staat ingericht, gesubsidieerd of erkend was, worden geacht
gehomologeerd te zijn.
§ 3. Wat het hoger kunstonderwijs
betreft, worden gelijkgesteld :
1° met een diploma van
hoger kunstonderwijs van de derde graad : het diploma van virtuositeit, het
diploma van eerste prijs compositie of orkestdirectie, uitgereikt door een
instelling voor hoger muziekonderwijs;
2° met een diploma
van hoger kunstonderwijs van de tweede graad : het hoger diploma, het diploma
van eerste Prijs fuga of contrapunt, uitgereikt door een instelling voor hoger
muziekonderwijs;
3° met een diploma van hoger
kunstonderwijs van de eerste graad :
a) het diploma van eerste
Prijs, andere dan die bedoeld in § 3, 1° en 2°, uitgereikt door
een instelling voor hoger muziekonderwijs, met uitzondering van het diploma van
eerste Prijs notenleer;
b) de getuigschriften van de
pedagogische leergangen, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee
studiejaren door een instelling of een afdeling van een instelling voor hoger
kunstonderwijs.
Voor de toepassing van deze bepalingen worden
de diploma's beeldende kunsten uitgereikt door instellingen voor hoger
kunstonderwijs met volledig leerplan in de periode van 1 september 1981 tot en
met het academiejaar 1993-1994, samen met het verklarend attest met vermelding
van de specialiteit, gelijkgesteld met de diploma's, uitgereikt door
instellingen voor hoger kunstonderwijs met volledig leerplan waarop de
specialiteit vermeld
staat.
]
[
§ 4. Voor de toepassing van dit besluit
worden de volgende studiebewijzen gelijkgesteld met het getuigschrift van
pedagogische bekwaamheid dans :
1° het getuigschrift van
pedagogische leergang afdeling klassieke dans en bewegingsleer of dans en
bewegingsleer, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en
Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
2° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van
onderwijs in ballet of bewegingsleer, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen
voor Dans en Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
3° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van
dansonderwijs, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en
Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
4° het pedagogisch getuigschrift van hedendaagse dans of
klassiek ballet, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en
Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
5° het specialisatiegetuigschrift klassieke dans
uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en Danspedagogiek of het
Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie.
§ 5. Het diploma van leraar muzikale
opvoeding of zangleraar van de eerste graad en het diploma van leraar muzikale
opvoeding of zangleraar van de tweede graad, uitgereikt door de daartoe
samengestelde examencommissie worden gelijkgesteld met een diploma van GLSO
muzikale
opvoeding.
]
Art. 7.
§ 1.
Onverminderd de verplichtingen opgelegd door de reglementering inzake
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en
wedertewerkstelling kan een inrichtende macht die een houder van een
bekwaamheidsbewijs dat ingedeeld is als een "ander bekwaamheidsbewijs" aanwerft
slechts een
[salaris]
of een
[salaristoelage]
voor dit
personeelslid ontvangen indien :
a) in het
Gemeenschapsonderwijs de hoofden van de betrokken erediensten, die de
voordracht van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars doen bij de
[Vlaams minister, bevoegd voor het onderwijs]
, op eer verklaren in de
onmogelijkheid te zijn geweest een houder van een voor dit ambt vereist of
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor te dragen.
b) in de andere officiële instellingen voor secundair
onderwijs de hoofden van de betrokken erediensten, die de voordracht van de
godsdienstleraars doen, op eer verklaren in de onmogelijkheid te zijn geweest
een houder van een voor dit ambt vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs
voor te dragen.
c) in de officiële lagere
scholen, die niet zijn georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, de bedienaars
van de onderscheiden erediensten op eer verklaren in de onmogelijkheid te zijn
geweest een houder van een voor dit ambt vereist of voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs voor te dragen.
d) in het vrij
onderwijs zij na raadpleging van de hoofden van de betrokken erediensten op eer
verklaart in de onmogelijkheid te zijn geweest een houder van een voor dit ambt
vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs aan te
werven.
§ 2. In
afwijking van § 1 moet deze verklaring niet worden afgelegd bij de
aanwerving van een personeelslid door de inrichtende macht voor een periode die
de duur van 97 dagen niet overschrijdt.
[Deze
verklaring moet ook niet afgelegd worden bij de aanwerving van een
personeelslid, indien het bekwaamheidsbewijs van dat personeelslid beschouwd
zou worden als een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs indien de
voorwaarde inzake het bezit van een bewijs van pedagogische bekwaamheid vervuld
zou zijn. Deze bepaling kan slechts toegepast worden gedurende een periode
gelijk aan de minimumduur die nodig is voor het behalen van een bewijs van
pedagogische bekwaamheid zoals gedefinieerd in artikel 3bis , § 1,
vermeerderd met één schooljaar.]
[De
bedoelde periode loopt ononderbroken vanaf de eerste september die volgt op de
eerste aanstelling van het personeelslid in het basis- of in het secundair
onderwijs.]
§ 3. 1. Behalve
indien § 2 van toepassing is, kan de houder van een voor het ambt van
leermeester godsdienst of godsdienstleraar vereist of voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs verhaal aantekenen bij de hierna vermelde instanties en
eisen dat hij voor deze betrekking wordt voorgedragen of aangeworven wanneer
dezen een personeelslid in de bedoelde ambten hebben voorgedragen of
aangeworven dat slechts houder is van een bekwaamheidsbewijs dat op grond van
artikel 2 is ingedeeld als een "ander bekwaamheidsbewijs".
De instanties bij wie verhaal kan worden aangetekend zijn :
a) in het Gemeenschapsonderwijs de hoofden van de
betrokken erediensten;
b) in de andere
officiële instellingen voor secundair onderwijs de hoofden van de
betrokken erediensten;
c) in de officiële
lagere scholen, die niet zijn georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, de
bedienaars van de onderscheiden erediensten;
d) in
het vrij onderwijs de inrichtende macht.
Daarenboven kan in het vrij onderwijs slechts diegene een verhaal
indienen die zich bij aangetekend schrijven kandidaat heeft gesteld bij de
betrokken inrichtende macht of bij de representatieve vereniging van
inrichtende machten van de betrokken inrichtende macht daar waar deze bestaat.
2. Indien geen akkoord wordt bereikt tussen de
instantie waarbij het verhaal moet worden ingediend en de kandidaat, beschikt
deze laatste over een termijn van 60 kalenderdagen om bij aangetekend schrijven
bij de
[Vlaams minister, bevoegd voor het onderwijs]
verhaal in te dienen.
De bovenvermelde termijn van 60 kalenderdagen
begint te lopen vanaf de dag waarop de kandidaat feitelijk kennis neemt van de
aanstelling en voor zover deze datum valt binnen het schooljaar van de
aanstelling.
Elk verhaal dat buiten deze termijn
wordt ingediend is onontvankelijk.
3. De
[Vlaams minister, bevoegd voor het onderwijs]
of zijn afgevaardigde vraagt bij het
ontvangen van het bedoelde verhaal onverwijld aan de instantie waarbij het
verhaal werd ingediend de motivering mede te delen omtrent de voordracht of
aanwerving.
Voor deze mededeling beschikt de
instantie waarbij het verhaal werd ingediend over een termijn van 10 werkdagen.
Deze termijn van 10 werkdagen begint te lopen vanaf de datum van verzending van
de vraag tot motivering; de postdatum is bewijskrachtig.
4.
Na ontvangst van het antwoord van de instantie waarbij het verhaal werd
ingediend, onderzoekt de
[Vlaams minister, bevoegd voor het onderwijs]
of zijn
afgevaardigde in hoever de aanwerving van het personeelslid, houder van een
bekwaamheidsbewijs ingedeeld als een "ander bekwaamheidsbewijs", in
overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit en of een motivering werd
gegeven waarom de verzoeker niet werd voorgedragen of aangeworven.
5. Indien de
[Vlaams minister, bevoegd voor het onderwijs]
of zijn afgevaardigde vaststelt dat de hiervoorvermelde procedure
werd nageleefd en dat door de instantie waarbij het verhaal werd ingediend een
motivering werd gegeven, worden de kandidaat die het verzoekschrift heeft
ingediend en de hierboven bedoelde instanties hiervan onmiddellijk op de hoogte
gesteld.
6. Indien de
[Vlaams minister, bevoegd voor het onderwijs]
of zijn afgevaardigde vaststelt dat de procedure niet werd
nageleefd of dat door de instantie waarbij het verhaal werd ingediend geen
motivering werd gegeven, wordt deze vastelling zowel aan de hierboven vermelde
instantie als aan de kandidaat, die het verzoekschrift heeft ingediend, bij
aangetekende brief medegedeeld.
7. Aangezien de
voordracht of de aanwerving van een personeelslid, houder van een
bekwaamheidsbewijs, ingedeeld als een "ander" bekwaamheidsbewijs beperkt is tot
de duur van het lopende schooljaar, eindigt elke procedure die werd ingeleid op
de wijze zoals hierboven uiteengezet van rechtswege op 30 juni van het lopende
schooljaar.
[
§ 4. Wie overgangsmaatregelen geniet,
vermeld in artikel 10 tot en met 10bis, kan van de
[salarisschaal]
van de
indeling "andere" bekwaamheidsbewijzen genieten zonder dat de § 1 tot en
met § 3 van toepassing zijn. Dit geldt vanaf 1 september
1990.
]
HOOFDSTUK II. - Bekwaamheidsbewijzen, salarisschalen
en bezoldigingsregeling
Art. 8.
Voor de toepassing van
artikel 3 worden de bekwaamheidsbewijzen waarvan de personeelsleden bedoeld in
artikel 2 van dit besluit houder moeten zijn, opgesomd in
[bijlage 1]
gevoegd
bij dit besluit.
Art. 9.
[
De personeelsleden bedoeld in
artikel 2, van dit besluit worden bezoldigd overeenkomstig de salarisschalen
die in de
[bijlage 1]
van dit besluit naast elk bekwaamheidsbewijs zijn
vermeld.
[Deze salarisschalen worden, met ingang van 1 september 2018, vastgesteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs. ]
]
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
Art. 10.
§ 1.
Overgangsbepalingen zijn van toepassing op :
1° de personeelsleden die ten laatste op 31 augustus 1990 op
grond van de op deze datum geldende reglementering hetzij tot de stage
toegelaten, hetzij vastbenoemd en als dusdanig erkend zijn, daar waar de
erkenning bestaat, hetzij gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde of definitief
erkende personeelsleden;
2° de tijdelijke
personeelsleden die sedert 1 september 1987 ononderbroken in dienst zijn
gebleven.
Voor de toepassing van voormelde
bepaling worden niet als dienstonderbreking beschouwd : de vakantieperioden,
[de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
,]
de militaire dienst, de perioden van
wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de
verloven van korte duur met behoud van
[salaris(toelage)]
ter gelegenheid
van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven
zonder behoud van
[salaris(toelage)]
voor een maximumduur van zes
werkdagen per schooljaar, alsmede een periode van ten hoogste 30 kalenderdagen
per schooljaar.
Voornoemde verloven en
afwezigheden kunnen eveneens aanvangen op 1 september 1987.
§ 2. De
overgangsbepalingen gelden :
1° voor de in
§ 1 bedoelde personeelsleden voor het ambt waarmede zij op 1 juni 1990
waren belast;
2° in het gewoon secundair
onderwijs en in de opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs :
- in de 1e en de 2e graad voor het ambt waarmee
zij in het secundair onderwijs van de lagere cyclus op 1 juni 1990 belast
waren;
- in
[de 2e, 3e en 4e graad]
voor het
ambt waarmee zij in het secundair onderwijs van de hogere cyclus op 1 juni 1990
belast waren.
§ 3. De in
§ 1 bedoelde personeelsleden die :
1° op
basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1990 in
het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist
bekwaamheidsbewijs meer bezitten bij toepassing van dit besluit, worden geacht
in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs;
2°
op basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1990
niet in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist of
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs bezitten bij toepassing van dit besluit,
worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs;
3° op grond van artikel 5 van het koninklijk
besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de
leermeesters, leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse godsdienst
der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en
normaalonderwijs van de Staat hebben gefungeerd, worden geacht in het bezit te
zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
[
Art. 10bis.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen
toegekend aan :
1° alle personeelsleden die op 31 augustus
2006 vastbenoemd zijn voor het algemeen vak godsdienst of voor het ambt van
leermeester godsdienst;
2° alle personeelsleden die
tijdelijk aangesteld zijn in of tijdelijk belast geweest zijn met het algemeen
vak godsdienst of met het ambt van leermeester godsdienst in de loop van de
schooljaren 2003-2004, 2004-2005 en 2005-2006.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in
§ 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2006 van
kracht was organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een
vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak godsdienst, en vanaf 1
september 2006 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad
en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak godsdienst in de betreffende graad
en/of onderwijsvorm.
De personeelsleden, vermeld in § 1,
die op basis van de reglementering die voor 1 september 2006 van kracht was
organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende
geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak godsdienst, en vanaf 1
september 2006 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van
een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak godsdienst in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm.
De personeelsleden,
vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september
2006 van kracht was organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van
een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester godsdienst, en
vanaf 1 september 2006 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van
leermeester godsdienst, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester godsdienst.
De
personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die
voor 1 september 2006 van kracht was organiek of via overgangsmaatregelen in
het bezit waren van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van
leermeester godsdienst, en vanaf 1 september 2006 geen voldoend geacht
bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leermeester godsdienst, worden
geacht in het bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het
ambt van leermeester godsdienst.
§ 3.De overgangsmaatregelen, vermeld in
§ 2, worden toegekend op 1 september 2006, rekening houdend met de
onderstaande bepalingen :
1° De personeelsleden, vermeld in
§ 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs
uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in § 1,
2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en
gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse
Gemeenschap.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de
volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd
:
[
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het
kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud
van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
]
[
Art. 10ter.
De overgangsbepalingen die volgens artikel
10 en 10bis gelden voor de vierde graad, gelden ook voor de HBO5-opleiding
verpleegkunde.
]
[
Art. 10quater.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die tussen 1 september 2008 en 30 juni 2013 minimum 24 maanden ononderbroken in dienst geweest zijn in het ambt van :
1° leermeester anglicaanse godsdienst;
2° godsdienstleraar anglicaanse godsdienst.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° vakantieperioden;
2°
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° militaire dienst;
4° perioden van wederoproeping;
5° ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigde ouderschapsverloven;
7° perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van ten hoogste 30 kalenderdagen per schooljaar.
§ 2. De personeelsleden, bedoeld in § 1, eerste lid, 1,° die volgens de geldende regelgeving op 1 september 2013 geen bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leermeester anglicaanse godsdienst, worden geacht in het bezit te zijn van een ‹ ander › bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester anglicaanse godsdienst.
Vanaf de dag van het behalen van het bewijs van pedagogische bekwaamheid, zijn zij in het bezit van een "voldoende geacht" bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester anglicaanse godsdienst.
§ 3. De personeelsleden, bedoeld in § 1, eerste lid, 2°, die volgens de geldende regelgeving op 1 september 2013 geen bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van godsdienstleraar anglicaanse godsdienst in de betreffende graad en/of onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn van een "ander" bekwaamheidsbewijs voor het ambt van godsdienstleraar anglicaanse godsdienst in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
Vanaf de dag van het behalen van het bewijs van pedagogische bekwaamheid, zijn zij in het bezit van een ‹ voldoende geacht › bekwaamheidsbewijs voor het ambt van godsdienstleraar anglicaanse godsdienst in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 4. De overgangsmaatregelen, bedoeld in § 2, eerste lid, en § 3, eerste lid, worden toegekend op 1 september 2013.
§ 5. De vastbenoemde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en de universiteiten uitgezonderd.
De tijdelijke personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken, in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en de universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de perioden, vermeld in § 1, tweede lid, punt 1° tot en met 9°;
2° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 10quinquies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan :
1° alle personeelsleden die op 31 augustus 2015 vastbenoemd zijn voor het algemene vak orthodoxe godsdienst of voor het ambt van leermeester orthodoxe godsdienst;
2° alle personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn in of tijdelijk belast zijn met het algemene vak orthodoxe godsdienst of met het ambt van leermeester orthodoxe godsdienst in de loop van het schooljaar 2012-2013, 2013-2014 of 2014-2015.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2015 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak orthodoxe godsdienst, en vanaf 1 september 2015 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad of onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak orthodoxe godsdienst in de betreffende graad of onderwijsvorm.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2015 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak orthodoxe godsdienst, en vanaf 1 september 2015 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad of onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak orthodoxe godsdienst in de betreffende graad of onderwijsvorm.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2015 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester orthodoxe godsdienst, en vanaf 1 september 2015 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leermeester orthodoxe godsdienst, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester orthodoxe godsdienst.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2015 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester orthodoxe godsdienst, en vanaf 1 september 2015 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leermeester orthodoxe godsdienst, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester orthodoxe godsdienst.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2015, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, 1°, behouden de overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, 2°, behouden de overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
a) de vakantieperioden;
b) de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 10sexies.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor :
1° alle personeelsleden die op 31 augustus 2017 vastbenoemd zijn voor het algemene vak katholieke godsdienst of voor het ambt van leermeester katholieke godsdienst;
2° alle personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn in of tijdelijk belast zijn met het algemene vak katholieke godsdienst of met het ambt van leermeester katholieke godsdienst in de loop van het schooljaar 2014-2015, 2015-2016 of 2016-2017.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2017 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak katholieke godsdienst, en vanaf 1 september 2017 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad of onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak katholieke godsdienst in de betreffende graad of onderwijsvorm.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2017 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak katholieke godsdienst, en vanaf 1 september 2017 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad of onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak katholieke godsdienst in de betreffende graad of onderwijsvorm.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2017 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester katholieke godsdienst, en vanaf 1 september 2017 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leermeester katholieke godsdienst, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester katholieke godsdienst.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2017 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester katholieke godsdienst, en vanaf 1 september 2017 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leermeester katholieke godsdienst, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester katholieke godsdienst.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2017, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, 1°, blijven de overgangsmaatregelen behouden zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, 2°, blijven de overgangsmaatregelen behouden zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 10septies.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor:
1° alle personeelsleden die op 31 augustus 2018 vastbenoemd zijn voor het algemene vak islamitische godsdienst of voor het ambt van leermeester islamitische godsdienst;
2° alle personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn in of tijdelijk belast zijn met het algemene vak islamitische godsdienst of het ambt van leermeester islamitische godsdienst in de loop van het schooljaar 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2018 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak islamitische godsdienst, en vanaf 1 september 2018 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad of onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak islamitische godsdienst in de betreffende graad of onderwijsvorm.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2018 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak islamitische godsdienst, en vanaf 1 september 2018 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad of onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak islamitische godsdienst in de betreffende graad of onderwijsvorm.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2018 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester islamitische godsdienst, en vanaf 1 september 2018 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leermeester islamitische godsdienst, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester islamitische godsdienst.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2018 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester islamitische godsdienst, en vanaf 1 september 2018 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leermeester islamitische godsdienst, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leermeester islamitische godsdienst.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2018, rekening houdend met de onderstaande bepalingen:
1° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, 1°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, 2°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd:
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 10octies.
De personeelsleden die op 31 augustus 2020 conform artikel 10 tot en met 10septies
overgangsmaatregelen genieten, behouden die na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien
opnieuw in dienst treden.
]
Art. 11.
[
§ 1. De
personeelsleden, bedoeld in artikel 10, blijven de
[salarisschaal]
genieten die hun op grond van de vóór 1 september 1990 geldende
reglementering mocht verleend worden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover
zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 2. De
personeelsleden, bedoeld in artikel 10, die op basis van de reglementering van
kracht vóór 1 september 1990 :
-
niet in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en die bij
toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs;
- niet in het bezit waren van
een vereist bekwaamheidsbewijs en die bij toepassing van dit besluit in het
bezit zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs;
- in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en die bij
toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs,
blijven de
[salarisschaal]
genieten die hun op grond van de vóór 1
september 1990 geldende reglementering mocht verleend worden, tenzij het
bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 3. In het
gewoon secundair onderwijs en in de opleidingsvorm 4 van het buitengewoon
secundair onderwijs genieten de in §§ 1 en 2 bedoelde personeelsleden
in de eerste en in de tweede graad de
[salarisschaal]
die hun op grond
van de vóór 1 september 1990 geldende reglementering mocht
verleend worden in het secundair onderwijs van de lagere cyclus, tenzij het
bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 4. In het
gewoon secundair onderwijs en in de opleidingsvorm 4 van het buitengewoon
secundair onderwijs genieten de in §§ 1 en 2 bedoelde personeelsleden
[in de tweede, derde en vierde graad]
de
[salarisschaal]
die
hun op grond van de vóór 1 september 1990 geldende reglementering
mocht verleend worden in het secundair onderwijs van de hogere cyclus, tenzij
het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 5. Indien
zowel de bepalingen van § 3 als § 4 van toepassing zijn op een
personeelslid, wordt
[uitsluitend voor de tweede graad]
aan dit
personeelslid de voordeligste
[salarisschaal]
toegekend.
§ 6. De
bepalingen van artikel 11 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs zijn niet van
toepassing.
]
[
Art. 11bis.
De personeelsleden, vermeld in artikel
10bis, genieten voor het algemeen vak godsdienst de
[salarisschaal]
die hen
op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2006 mocht worden
verleend voor het algemeen vak godsdienst, tenzij het bekwaamheidsbewijs
waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
De personeelsleden, vermeld in artikel
10bis, genieten als leermeester godsdienst de
[salarisschaal]
die hen op
grond van de reglementering die gold voor 1 september 2006 mocht worden
verleend als leermeester godsdienst, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij
beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
]
[
Art. 11ter.
De overgangsbepalingen die volgens artikel
11 en 11bis gelden voor de vierde graad, gelden ook voor de HBO5-opleiding
verpleegkunde.
]
[
Art. 11quater.
§ 1. De personeelsleden, vermeld in artikel 10quater, § 2, hebben recht op de salarisschaal 121, tenzij
het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere salarisschaal.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in artikel 10quater, § 3, hebben, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij
beschikken recht geeft op een hogere salarisschaal, recht op :
1° in de eerste graad en in de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs : salarisschaal 300;
2° in de tweede graad van het algemeen, technisch en kunstsecundair onderwijs en in de derde en vierde graad
van het beroepssecundair onderwijs : salarisschaal 384;
3° in de derde graad van het algemeen, technisch en kunstsecundair onderwijs : salarisschaal 301;
4° in opleidingsvorm 1, 2 en 3 van het buitengewoon secundair onderwijs : salarisschaal 300;
5° in opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs : dezelfde salarisschaal als in de overeenkomende
graad en onderwijsvorm van het gewoon secundair onderwijs.
]
[
Art. 11quinquies.
De personeelsleden, vermeld in artikel 10quinquies, genieten voor het algemene vak orthodoxe godsdienst de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2015, mocht worden verleend voor het algemene vak orthodoxe godsdienst, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
De personeelsleden, vermeld in artikel 10quinquies, genieten als leermeester orthodoxe godsdienst de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2015, mocht worden verleend als leermeester orthodoxe godsdienst, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
[
Art. 11sexies.
De personeelsleden, vermeld in artikel 10sexies, genieten voor het algemene vak katholieke godsdienst de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2017, mocht worden verleend voor het algemene vak katholieke godsdienst, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
De personeelsleden, vermeld in artikel 10sexies, genieten als leermeester katholieke godsdienst de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2017, mocht worden verleend als leermeester katholieke godsdienst, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
[
Art. 11septies.
De personeelsleden, vermeld in artikel 10septies, krijgen voor het algemene vak islamitische godsdienst de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2018, mocht worden verleend voor het algemene vak islamitische godsdienst, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
De personeelsleden, vermeld in artikel 10septies, krijgen als leermeester islamitische godsdienst de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2018, mocht worden verleend als leermeester islamitische godsdienst, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
[
Art. 11octies.
De personeelsleden die op 31 augustus 2020 conform artikel 11 tot en met 11septies overgangsmaatregelen genieten, behouden die na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst
treden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
Art. 12.
Voor de toepassing van
onderhavig besluit worden in het secundair onderwijs van het type II beschouwd
te behoren tot :
1° de eerste graad :
- de eerste twee leerjaren van de lagere
secundaire cyclus van de onderwijsvormen : A.S.O. - T.S.O.- K.S.O. -
B.S.O.;
2° de tweede graad A.S.O. - T.S.O. -
K.S.O. :
- de derde en vierde leerjaren en de
vijfde vervolmakings- en specialisatiejaren van de lagere secundaire cyclus van
de onderwijsvormen T.S.O. - K.S.O.;
- het derde
leerjaar van de lagere secundaire cyclus van de onderwijsvorm
A.S.O.;
- het vierde leerjaar van de hogere
secundaire cyclus van de onderwijsvormen A.S.O. - T.S.O. - K.S.O.;
3° de derde graad A.S.O. - T.S.O. - K.S.O. :
- de vijfde en zesde leerjaren van de hogere
secundaire cyclus van de onderwijsvormen A.S.O. - T.S.O. - K.S.O., alsmede het
voorbereidend jaar op het hoger onderwijs en de zevende vervolmakings- en
specialisatiejaren van de onderwijsvormen T.S.O. - K.S.O.;
4° de tweede graad B.S.O. :
- de derde en vierde leerjaren en de vijfde vervolmakings- en
specialisatiejaren van de lagere secundaire cyclus van de onderwijsvorm
B.S.O.;
- het vierde leerjaar van de hogere
secundaire cyclus van de onderwijsvorm B.S.O.;
5° de derde graad B.S.O. :
- de
vijfde, zesde en zevende leerjaren van de hogere secundaire cyclus behorend tot
de onderwijsvorm B.S.O.;
- de zevende
vervolmakings- en specialisatiejaren van de onderwijsvorm B.S.O.
Art. 13.
[...]
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 14.
De hiernavermelde koninklijk
besluiten worden, voor zover zij bekwaamheidsbewijzen vaststellen, opgeheven
wat de instellingen en de personeelsleden betreft, waarop dit besluit van
toepassing is :
1. het koninklijk besluit van 14
april 1964 houdende bepaling van de wijze waarop de weddentoelagen worden
vastgesteld voor de personeelsleden van de gesubsidieerde officiële
inrichtingen voor middelbaar en normaalonderwijs, die houder zijn van
bekwaamheidsbewijzen welke voldoende worden geacht, gewijzigd bij ...;
2. het koninklijk besluit van 17 maart 1967 tot
vaststelling van de bevoegdheidsbewijzen die voldoende geacht worden voor de
leden van het personeel der vrije inrichtingen voor middelbaar en
normaalonderwijs, gewijzigd bij ...;
3. het
koninklijk besluit van 16 januari 1968 houdende bepaling van de wijze waarop de
weddentoelagen worden vastgesteld voor de personeelsleden van de vrije
inrichtingen voor middelbaar onderwijs, die houder zijn van een
bekwaamheidsgetuigschrift dat voldoende geacht wordt, gewijzigd bij ...;
4. het koninklijk besluit van 26 januari 1968 tot
vaststelling van de titels vereist met het oog op de toekenning van toelagen
aan de gesubsidieerde inrichtingen voor muziekonderwijs, gewijzigd bij ...;
5. het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot
vaststelling van het statuut van de leermeesters, leraars en de inspecteurs
katholieke en protestantse godsdienst der inrichtingen voor lager,
buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat;
6. het koninklijk besluit van 30 juli 1975
betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair
onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor
middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor
normaalonderwijs, gewijzigd bij ...;
7. het
koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte
bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de
gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor
normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psychopedagogisch jaar,
gewijzigd bij ...;
8. het koninklijk besluit van
30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de
gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met
volledig leerplan en voor sociale promotie, gewijzigd bij ...;
9. het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 betreffende de
voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde officiële
inrichtingen die secundair onderwijs verstrekken overeenkomstig de wet van 19
juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair
onderwijs, gewijzigd bij ...;
10. het koninklijk
besluit van 4 augustus 1975 betreffende de voldoende geachte
bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde vrije inrichtingen die secundair
onderwijs verstrekken overeenkomstig de wet van 19 juli 1971 betreffende de
algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs;
11. het koninklijk besluit van 4 augustus 1975
betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon
secundair onderwijs;
12. het koninklijk besluit
van 31 augustus 1978 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in
de gesubsidieerde inrichtingen voor kunstonderwijs, die secundair onderwijs
verstrekken in de plastische kunsten, gewijzigd bij ...;
Art. 15.
Artikel 5 van het koninklijk
besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de
leermeesters, leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse godsdienst
der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en
normaalonderwijs van de Staat wordt, wat de instellingen en de personeelsleden
betreft waarop dit besluit van toepassing is, opgeheven.
Art. 16.
Dit besluit treedt in werking
op 1 september 1990.
[
Art. 16bis.
[De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen, vermeld in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd,
treden in werking op 1 september 2023
[, met uitzondering van de bekwaamheidsbewijzen en
salarisschalen voor islamitische godsdienst, die uitwerking hebben met ingang van 5 oktober 2022]
.]
]
[
Art. 16ter.
[...]
]
Art. 17.
De
[Vlaams minister, bevoegd
voor het onderwijs]
is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE
Bijlage I
[Bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen voor de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars]
Bijlage II
[...]