Koninklijk besluit houdende toekenning van een anciënniteitsbijslag, een vakantiegeld en sommige toelagen aan het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.

  • goedkeuringsdatum
    15 APRIL 1958
  • publicatiedatum
    B.S.14/05/1958
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, HEIL.

Gelet op de wet van 15 november 1919 betreffende het landbouwonderwijs, inzonderheid op de artikelen 3 en 6;

Gelet op de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het hoger onderwijs in de Rijksuniversiteiten, inzonderheid op artikel 50;

Gelet op de wet van 14 mei 1955 tot regeling van het kunstonderwijs, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op de wet van 27 juli 1955 houdende regelen inzake inrichting van het onderwijs van de Staat, de provincies en de gemeenten, inzake subsidiëring door de Staat van inrichtingen voor middelbaar, normaal- en technisch onderwijs;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1957 houdende coördinatie van de wetten op het middelbaar onderwijs;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1957 houdende coördinatie van de wetten op het normaalonderwijs;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1957 houdende coördinatie van de wetten op het technisch onderwijs;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 augustus 1957 houdende coördinatie van de wetten op het lager onderwijs;

Gelet op het besluit van de Regent van 16 maart 1950 betreffende de kinderbijslag toegekend aan het door de Staat bezoldigd personeel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 januari 1954;

Gelet op het besluit van de Regent van 16 maart 1950 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan zekere categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 1953;

Gelet op het advies van het Subcomité "Onderwijzend Personeel" van de Departementale Syndicale Raad van Advies;

Gelet op het akkoord van Onze Eerste Minister;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Openbaar Onderwijs en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.

De leden van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs genieten, tegen het bedrag en onder de voorwaarden vastgesteld voor het personeel der ministeries, de anciënniteitsbijslag bepaald bij artikel 13 van de wet van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947, de kinderbijslagen, de geboortetoelage, de haardtoelage of de standplaatstoelage, alsmede het vakantiegeld en het gezinsvakantiegeld.

Art. 2.

Opgeheven worden :

1° artikel 1, 3° , van het besluit van de Regent van 16 maart 1950 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan zekere categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel;

2° artikel 5, 3° , van het besluit van de Regent van 16 maart 1950 betreffende de kinderbijslagen toegekend aan het door de Staat bezoldigd personeel.

Art. 3.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 1958. In zover het vakantiegeld en gezinsvakantiegeld betreft, heeft het echter uitwerking met ingang van 1 januari 1957.

Art. 4.

Onze Minister van Openbaar Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.