Koninklijk besluit houdende harmonisering van de
bezoldigingregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld
personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor
sociale promotie of met beperkt leerplan.
goedkeuringsdatum
29 AUGUSTUS 1985
publicatiedatum
B.S.29/10/1985
datum laatste wijziging
06/11/2003
COORDINATIE
Houdt op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan (Decr. 13-7-1994; Art.
366, 15°)
Opgeheven, voor zover het betrekking
heeft op de hogescholen (B.Vl.R. 9-5-1996; Art. 2, 35°
)
(1)
Decr. van 13/07/1994 (B.S. 31/08/1994)
(2)
B.Vl.R. van 09/05/1996 (B.S. 25/07/1996)
(3)
B.Vl.R. van 09/02/2001 (B.S. 11/04/2001)
(4)
B.Vl.R. van 26/09/2003 (B.S. 28/10/2003)
BOUDEWIJN, Koning der Belgen.
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het
statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, inzonderheid op artikel 1,
gewijzigd bij de wetten van 27 juli 1971, 11 juli 1973 en 19 december 1974;
Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende
fiscale en andere bepalingen, inzonderheid op artikel 46;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende
wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en
daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van
het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, inzonderheid op
artikel 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 15
april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk
en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs,
gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 april 1961, 21 juni 1962, 14
november 1963, 10 maart 1965, 14 februari 1966, 30 november 1966, 15 maart
1967, 24 maart 1967, 7 september 1969, 15 december 1969, 22 januari 1970, 6
april 1970, 1 juni 1970, 20 juli 1970, 22 oktober 1971, 29 oktober 1971, 9
december 1971, de wet van 8 februari 1974 en de koninklijke besluiten van 18
februari 1974, 15 januari 1975, 10 juni 1976, 9 juli 1976, 13 december 1976, 15
april 1977, 18 april 1977, 15 december 1978, 8 maart 1979, 6 februari 1980, nr.
63 van 20 juli 1982, nr. 161 van 30 december 1982, nr. 269 van 31 december 1983
en nr. 270 van 31 december 1983;
Gelet op het
koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het
personeel der leergangen met beperkt leerplan, afhangend van het Ministerie van
Nationale Opvoeding en Cultuur, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4
november 1976, nr. 63 van 20 juli 1982, nr. 161 van 31 december 1982, nr. 269
van 31 december 1983 en nr. 270 van 31 december 1983;
Gelet op het advies van de Algemene Syndicale Raad van Advies;
Gelet op het akkoord van Onze Staatssecretaris
voor Openbaar Ambt, gegeven op 29 augustus 1985;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op
29 augustus 1985;
Gelet op de wetten op de Raad
van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3,
§ 1, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1980;
Gelet op de dringende noodzakelijk;
Overwegende dat onverwijld de door de Regering in 1983
aangekondigde harmonisering van de bezoldigingen in het onderwijs met volledig
leerplan en in het onderwijs met beperkt leerplan of voor sociale promotie
dient doorgevoerd te worden in functie van arbeidsherverdeling in het
onderwijs;
Op de voordracht van Onze Ministers
van Onderwijs en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.
§ 1. Dit besluit is
van toepassing op de personeelsleden die afhangen van het Ministerie van
Onderwijs en het "Ministère de l'Education nationale" en een bezoldiging
ontvangen, berekend volgens de bepalingen van :
a) het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar
Onderwijs;
b) het koninklijk besluit van 10 maart
1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt
leerplan, afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en
Cultuur.
§ 2. Dit besluit is
echter niet van toepassing op het niet-uitsluitend ambt in de zin van artikel 5
van voormeld koninklijk besluit van 15 april
1958.
Art. 2.
§ 1. Dit artikel is
van toepassing op het personeelslid dat één of meer hoofdambten
uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan en tevens in het onderwijs
voor sociale promotie of met beperkt leerplan en waarvan de prestaties in geen
van beide onderwijsvormen afzonderlijk de norm bereiken die voor het ambt met
volledige prestaties gesteld is in artikel 4 van voormeld koninklijk besluit
van 15 april 1958 en artikel 3
[en 3bis]
van voormeld koninklijk besluit van 10
maart 1965.
§ 2.
[De bezoldiging van het in § 1 bedoelde personeelslid
wordt als volgt vastgesteld :
1° volgens de bepalingen van
titel
III,"Hoofdambten met onvolledige prestaties", van
voormeld koninklijk besluit van 15 april 1958, wat de prestaties betreft die
verstrekt zijn in het onderwijs met volledig leerplan;
2° volgens
de bepalingen van
titel IV,"Ambten met onvolledige prestaties", van
voormeld koninklijk besluit van 10 maart 1965, wat de prestaties betreft die
verstrekt zijn in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt
leerplan.
]
§ 3. De volgens
§ 2 vastgestelde wedde mag nooit hoger zijn dan de hoogste wedde die het
personeelslid zou genieten indien het in één van deze hoofdambten
volledige prestaties zou leveren.
§ 4, §4bis en §5.
[...]
Art. 3.
Artikel 3 van het koninklijk
besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels
van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgestelde personeel van het
onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of
met beperkt leerplan wordt opgeheven.
Art. 4.
Dit besluit heeft uitwerking
vanaf de eerste dag van het school- of academiejaar 1983-1984.
Art. 5.
Onze Ministers van Onderwijs
zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.