Koninklijk besluit nr. 180 houdende bepaalde maatregelen inzake loonmatiging.

  • goedkeuringsdatum
    30 DECEMBER 1982
  • publicatiedatum
    B.S.18/01/1983
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000

COORDINATIE

Herstelwet 31-7-1984 - B.S. 10-8-1984

Herstelwet 22-1-1985 - B.S. 24-1-1985

Wet 1-8-1985 - B.S. 6-8-1985

Wet 22-7-1993 - B.S. 14-8-1993

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 februari 1982 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, inzonderheid op artikel 1, 1° , 2° , laatste lid en 5° ;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

Gelet op de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld;

Gelet op de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 april 1977 tot uitvoering van artikel 1, § 2, van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, ten aanzien van het personeel van de provincies, de gemeenten, de verenigingen van gemeenten, de inrichtingen die aan de provincies en de gemeenten ondergeschikt zijn, alsook de agglomeraties en federaties van gemeenten;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 januari 1979 tot uitvoering van artikel 1, § 2, 1, van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, ten aanzien van de personeelsleden van sommige instellingen van openbaar nut;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, van Onze Vice-Eerste Ministers en van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.

§ 1. Dit besluit is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers.

Voor de toepassing van dit besluit worden gelijkgesteld met :

1° de werknemers : de personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon;

2° werkgevers : de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen.

§ 2. De bepalingen van dit besluit zijn eveneens toepasselijk op de personeelsleden die rechtstreeks of onrechtstreeks worden bezoldigd door de openbare sector of een publiekrechtelijk persoon.

In de zin van deze paragraaf wordt verstaan onder personeelslid, het vaste, stagedoende, tijdelijk of hulppersoneelslid, zelfs aangeworven bij arbeidsovereenkomst door de Staat of door één van de hierna vermelde overheden en diensten :

het Rijk, met daarin begrepen de rechterlijke macht, de Raad van State, het Leger, de Rijkswacht;
de administraties van de Regeringn van de Gemeenschappen en de Gewesten;
de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen;
de provincies, verenigingen van provincies, de instellingen ondergeschikt aan de provincies;
de gemeenten, de verenigingen, agglomeraties en federaties van gemeenten, de instellingen ondergeschikt aan de gemeenten, de instellingen van openbaar nut die afhangen van de verenigingen, agglomeraties en federaties van gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de intercommunale openbare centra voor maatschappelijk welzijn alsook de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
de Franse Commissie voor de Cultuur, de Nederlandse Commissie voor de Cultuur, en de Verenigde Commissies voor de Cultuur van de Brusselse agglomeratie;
de wateringen en de polders;
de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen met daarin begrepen het universitair onderwijs;

i) de diensten voor school- en beroepsoriëntering en de vrije psycho-medico-sociale centra;

elke instelling van Belgisch recht, die voldoet aan collectieve noodwendigheden van lokaal of algemeen belang, en aan welker oprichting of bijzondere leiding het overwicht van de openbare overheid vastgesteld wordt.

Worden, voor de toepassing van deze paragraaf, gelijkgesteld met de personen bedoeld in het eerste lid, de leden van de bestendige deputatie, de burgemeesters, de schepenen en de voorzitters van openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

De bepalingen van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de bedienaars van de erkende erediensten en de lekenraadgevers die op de begroting van een ministerieel Departement zijn ingeschreven.

HOOFDSTUK II. - Tijdelijke wijziging inzake de binding van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen

Art. 2.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :

1. Loon : de omschrijving van dit begrip zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. Worden evenwel niet als lonen beschouwd :

lonen die betaald worden voor overwerk;
de voordelen bedoeld bij artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 genomen ter uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
de premies die betrekking hebben op een periode van meer dan één maand.

Wat de openbare diensten betreft worden de haard- en standplaatstoelage als loon beschouwd, evenals de toelage voor de uitoefening van hogere functies en de kabinetstoelage.

2. Maandloon : het loon verschuldigd voor een maand normale en volledige arbeidsprestaties.

In geval van onvolledige prestaties is het in aanmerking te nemen loon, voor de toepassing van dit besluit, dat welke verschuldigd zou zijn voor volledige prestaties.

Wordt als onvolledige prestatie beschouwd de uitoefening van het ambt of mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente met minder dan 50.000 inwoners. In dit geval wordt de volledige prestatie berekend op basis van het aantal dagen waarvoor politiek verlof kan worden verleend in uitvoering van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat, zelfs indien de titularis op geen politiek verlof aanspraak kan maken. Voor de berekening van de duur van de volledige prestatie wordt de maand geacht 26 dagen te bevatten.

3. Gewaarborgd maandloon : een maandloon van 27.357 frank.

Dit bedrag is gekoppeld aan het spilindexcijfer 157,92 en evolueert overeenkomstig het bepaalde in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Art. 3.

Met ingang van 1 januari 1983 hebben de wettelijke en reglementaire bepalingen evenals de bedingen in de individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten waardoor lonen gekoppeld worden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen slechts uitwerking op het gedeelte van het loon dat het bedrag van het gewaarborgd maandloon niet overtreft, met dien verstande dat de indexaanpassing geschiedt op basis van de lonen verschuldigd voor de maand december 1982.

De bepaling van het eerste lid houdt op uitwerking te hebben de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin de lonen, overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid, twee aanpassingen hebben ondergaan bij toepassing van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, of, wat de private instellingen betreft, die geneeskundige, profylactische of hygiënische zorgen verstrekken, bij toepassing van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmede rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

Art. 4.

Vanaf de eerste indexaanpassing die volgt op de periode bedoeld in artikel 3, hernemen alle bepalingen en bedingen bedoeld in artikel 3 hun volledige uitwerking met dien verstande dat de aanpassing van de lonen aan de index zal gebeuren op basis van de maandelijkse lonen die verschuldigd zijn voor de laatste maand van deze eerste periode bedoeld in artikel 3 en met inachtneming van het feit dat de lonen niet aangepast worden op basis van de maandelijkse index der consumptieprijzen, maar op basis van het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de laatste vier maanden.

Deze bepaling mag gedurende de eerste drie maanden van haar toepassing geen loonsvermindering tot gevolg hebben evenmin als een verhoging van het loon met een bedrag dat hoger ligt dan dit dat men zou bereikt hebben indien men het maandindexcijfer als referentiebasis zou genomen hebben. De periode van drie maanden moet als een geheel beschouwd worden. Dit lid heeft gevolg met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 5.

Artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 11 van 26 februari 1982 houdende bepaalde tijdelijke wijzigingen in de regeling inzake de koppeling van de lonen en bezoldigingen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk wordt opgeheven.

HOOFDSTUK III. - Loonmatiging

Art. 6.

[....]

Art. 6bis.

[....]

HOOFDSTUK IV. - Werkgeversbijdragen tot aanvullende verzekering

Art. 7.

De in 1983 en 1984 betaalde werkgeversbijdragen tot aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood mogen slechts hoger zijn dan die welke in 1982 zijn betaald voor zover zij nodig zijn om de voordelen te waarborgen die in het voorzorgsreglement zijn vastgesteld op 1 januari 1983.

HOOFDSTUK V. - Toezicht en strafbepalingen

Eerste afdeling. - Toezicht

Art. 8.

Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie houden de door de Koning aangewezen ambtenaren en beambten toezicht op de uitvoering van dit besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art. 9.

Behalve hun recht om proces-verbaal op te stellen hebben de in artikel 8 bedoelde ambtenaren en beambten het recht om waarschuwingen te geven, of een termijn te stellen waarbinnen de overtreder zich in regel kan stellen.

Op straffe van nietigheid moet een afschrift van het proces-verbaal ter kennis van de overtreder worden gebracht binnen veertien dagen na de vaststelling van de overtreding.

Afdeling 2. - Strafbepalingen

Art. 10.

Onverminderd de bepalingen van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met een geldboete van 26 tot 500 frank of met één van die straffen alleen :

1° de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die zich schuldig maken aan een overtreding van de bepalingen der artikelen 3, 4, 6 en 7 of van de uitvoeringsbesluiten daarvan;

2° al wie het krachtens dit besluit geregelde toezicht verhindert.

Art. 11.

Voor de overtreding van de artikelen 3, 4, 6 en 7 wordt het bedrag van de geldboete vermenigvuldigd met het aantal werknemers voor wie die bepalingen zijn overtreden zonder dat dit bedrag 50.000 frank mag overschrijden.

Art. 12.

De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.

Art. 13.

De publieke rechtsvordering wegens overtreding van de bepalingen van dit besluit en van de ter uitvoering hiervan genomen besluiten verjaart door verloop van drie jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.

Art. 14.

Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de bij dit besluit bepaalde misdrijven.

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 15.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1983.

Art. 16.

Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.