Besluit van de Vlaamse regering houdende de oprichting en
samenstelling van de afdeling deeltijds kunstonderwijs van de Vlaamse
Onderwijsraad.
goedkeuringsdatum
15 OKTOBER 1996
publicatiedatum
B.S.21/11/1996
datum laatste wijziging
10/10/2000
De Vlaamse
regering,
Gelet op het decreet van 31 juli 1990
betreffende het onderwijs-II, inzonderheid op de artikelen 153, 3°, 154 en
170;
Gelet op het advies van de algemene raad van
de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 25 juni 1996;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor
begroting, gegeven op 7 oktober 1996;
Gelet op de
wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973,
inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de samenstelling van de afdeling
deeltijds kunstonderwijs op 1 oktober in werking dient te treden;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs
en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Bij de algemene raad van de
Vlaamse Onderwijsraad wordt een afdeling deeltijds kunstonderwijs opgericht.
Art. 2.
De afdeling voor deeltijds
kunstonderwijs van de algemene raad bestaat uit 25 werkende en 25
plaatsvervangende leden :
1° de inrichtende
machten : 7 werkende en 7 plaatsvervangende leden waarvan 3 namens het
officieel gesubsidieerd onderwijs, 2 namens het gemeenschapsonderwijs en 2
namens het vrij onderwijs;
2° het personeel :
4 werkende en 4 plaatsvervangende leden, voorgedragen door de representatieve
vakbonden;
3° het bestuurspersoneel : 2
werkende en 2 plaatsvervangende leden waarvan 1 uit het officieel gesubsidieerd
onderwijs en 1 uit het gemeenschapsonderwijs. Deze vertegenwoordigers worden
gezamenlijk voorgedragen door de representatieve organisaties van inrichtende
machten en door de representatieve vakbonden;
4° de ouderverenigingen : 2 werkende en 2 plaatsvervangende
leden;
5° de gebruikers : 1 werkend en 1
plaatsvervangend lid uit de sectie volwassenen;
6° de sociaal-culturele milieus : 3 werkende en 3
plaatsvervangende leden voorgedragen door de Hoge Raad voor Volksontwikkeling;
7° de inspectie : 1 werkend en 1
plaatsvervangend lid van de inspectie kunstonderwijs;
8° de administratie : de directeur-generaal van de
administratie Permanente Vorming of zijn plaatsvervanger;
9° externe deskundigen : 4 werkende en 4 plaatsvervangende
leden die worden voorgedragen door het vast bureau van de Vlaamse
Onderwijsraad.
Art. 3.
Dit besluit heeft uitwerking met
ingang van 1 oktober 1996.
Art. 4.
De Vlaamse Minister, bevoegd voor
het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.