OPGEHEVEN: Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling en
indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel
van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs.
goedkeuringsdatum
31 JULI 1990
publicatiedatum
B.S.29/03/1991
datum laatste wijziging
04/05/2018
COORDINATIE
B.Vl.R. 28-10-2016 - B.S. 29-12-2016
B.Vl.R. 04-5-2018 - B.S. 28-8-2018
De Vlaamse
Regering,
Gelet op het bijzonder decreet van 19
december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs,
inzonderheid op artikel 55, § 1;
Gelet op de
wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de
onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 12bis, § 3, a), ingevoegd bij
de wet van 11 juli 1973 en op artikel 27, § 1, gewijzigd bij de wetten van
11 juli 1973 en 1 augustus 1985;
Gelet op de wet
van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het
Rijksonderwijs, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de wet van 18 februari
1977;
Gelet op het koninklijk besluit van 2
oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het
paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager,
buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat,
en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op
deze inrichtingen, inzonderheid op artikel 3, laatste lid, ingevoegd bij het
koninklijk besluit van 1 augustus 1984, en op de artikelen 4 en 6, B., C. en
D., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juli 1969, 31 juli 1969, 7
maart 1979 en 1 augustus 1984;
Gelet op het
protocol van 13 juni 1990 houdende de conclusies van de onderhandelingen die
gevoerd werden in de schoot van het Gemeenschappelijk Comité voor alle
overheidsdiensten;
Gelet op het akkoord van de
Gemeenschapsminister van Financiën en Begroting, gegeven op 12 juni 1990;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van de Gemeenschapsminister van
Onderwijs;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
§ 1. [De regelgeving inzake bekwaamheidsbewijzen en het salaris of de salaristoelage treden, wat de in § 2 bedoelde personeelsleden betreft, in werking op 1 september 1990.]
§ 2. De bepalingen
van dit besluit zijn van toepassing op de leden van het bestuurs- en
onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs,
georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse
Gemeenschap.
B.Vl.R.
van 28-10-2016
Art. 2.
De
ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel mogen
uitoefenen, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld :
a) wervingsambt in de studierichtingen beeldende kunst, dans,
muziek en woordkunst : leraar;
b) wervingsambt in
de studierichtingen muziek en dans : begeleider;
c) bevorderingsambt in de studierichtingen beeldende kunst, dans,
muziek en woordkunst : directeur.
Art. 3.
§ 1. Het
wervingsambt van leraar vervangt :
- het
wervingsambt van leermeester artistieke vakken in het lager
onderwijs;
- het wervingsambt van leraar
artistieke vakken in het secundair onderwijs van de lagere
graad;
- de wervingsambten van leraar algemene
vakken, leraar artistieke vakken, leraar technische vakken, leraar bijzondere
vakken en assistent in het secundair onderwijs van de hogere
graad.
§ 2. Het
wervingsambt van begeleider vervangt het wervingsambt van begeleider in het
secundair onderwijs van de lagere graad en in het secundair onderwijs van de
hogere graad.
§ 3. Het
bevorderingsambt van directeur vervangt het bevorderingsambt van
:
- directeur in de inrichtingen waarvan de
onderwijstaal het Nederlands is in het secundair onderwijs van de lagere
graad;
- directeur in de inrichtingen waarvan de
onderwijstaal het Nederlands is in het secundair onderwijs van de hogere
graad.
Art. 4.
De personeelsleden die op 31
augustus 1990 hetzij stagedoend zijn, hetzij vastbenoemd zijn, hetzij
vastbenoemd zijn en als dusdanig erkend, waar deze erkenning vereist is, hetzij
gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden in
een van de ambten die bij artikel 3 vervangen worden, worden geacht zich in het
nieuwe ambt in dezelfde administratieve toestand te bevinden als op dezelfde
datum in het ambt dat vervangen wordt.
Art. 5.
Worden opgeheven in het
koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de
ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend
hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor
kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en
normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de
inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, wat de in artikel
1 van het huidig besluit vermelde instellingen betreft :
1°
artikel 3, laatste alinea;
2° artikel 4;
3° artikel 6 B, C en D, gewijzigd bij de
koninklijke besluiten van 22 juli 1969, 7 maart 1979 en 1 augustus 1984.
Art. 6.
Dit besluit treedt in werking op 1
september 1990.
Art. 7.
De Gemeenschapsminister van
Onderwijs wordt belast met de uitvoering van dit besluit.