Wet
[tot oprichting van een fonds voor schoolgebouwen en
gebouwen in schoolverband van het Rijk en houdende sommige maatregelen
betreffende de onroerende installaties in de inrichtingen voor universitair
onderwijs die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden op kosten van de
Staat.]
goedkeuringsdatum
22 APRIL 1958
publicatiedatum
B.S.10/05/1958
datum laatste wijziging
10/10/2000
COORDINATIE
(1)
Wet van 27/07/1971 (B.S. 17/09/1971)
(2)
K.B. nr. 167 van 30/12/1982 (B.S. 21/01/1983)
(3)
Decr. van 12/06/1991 (B.S. 04/07/1991)
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen
hetgeen volgt :
[...]
HOOFDSTUK II.
Art. 9.
[
Voor de toepassing van de
artikelen 9bis tot 17 van deze wet worden beschouwd :
1° als universitaire inrichting die geheel op kosten van de
Staat gefinancieerd wordt, de volgende universitaire inrichtingen :
a) de "Rijksuniversiteit te
Gent";
b) de "Université de l'Etat à
Liège";
c) de "Université de l'Etat
à Mons", met uitzondering van de "Ecole d'interprètes
internationaux";
d) het "Rijksuniversitair Centrum
Antwerpen", met uitzondering van het "Hoger Instituut voor vertalers en
tolken";
e) de "Faculté des sciences
agronomiques de l'Etat à Gembloux";
f) de
"Faculté polytechnique de Mons" indien zij geïntegreerd wordt in de
"Université de l'Etat à Mons"
2° als universitaire inrichting die gedeeltelijk op kosten van
de Staat gefinancierd wordt, de volgende universitaire inrichtingen :
a) de "Universitaire Instelling
Antwerpen";
b) de "Faculté polytechnique de
Mons", indien zij met de "Université de l'Etat à Mons"
geassocieerd wordt.
]
[
Art. 9bis.
§ 1.
[...]
§ 2. De
jaarlijkse toelagen, aangewend voor de verrichtingen die rechtstreeks bijdragen
tot de verwerving, de oprichting, de uitbreiding, de verbouwing en de
modernisering van de onroerende installaties
[bestemd voor de
studentenrestaurants en -tehuizen]
in de universitaire inrichtingen die geheel
of gedeeltelijk gefinancierd worden op kosten van de Staat, worden gestort op
een speciaal artikel dat op de afzonderlijke sectie van de begroting
ingeschreven wordt onder de volgende benaming : "Toelagen voor de onroerende
installaties in de inrichtingen voor universitair onderwijs".
Zij komen op dat artikel voor onder een littera 1, die luidt als
volgt : "Inrichtingen voor universitair onderwijs, die geheel of gedeeltelijk
gefinancierd worden op kosten van de Staat. Onroerende installaties
[bestemd
voor de studentenrestaurants en -tehuizen.]
Art. 10-18.
[...]
]