Wet betreffende de financiering van de aankoop van terreinen door de Vrije Universiteit van Brussel en door de Katholieke Universiteit van Leuven.

  • goedkeuringsdatum
    24 JULI 1969
  • publicatiedatum
    B.S.23/09/1969
  • datum laatste wijziging
    10/10/2000
  • erratum
    B.S.31-10-1969

COORDINATIE

(1) K.B. van 18/04/1977 (B.S. 02/07/1977)

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.

De Minister van Financiën wordt gemachtigd het voormalig oefenplein van Etterbeek gekadastreerd onder Elsene, 5e afdeling, wijk C, nummer 281d voor een oppervlakte van 45 hectare 46 are 56 centiare uit de hand af te staan aan de Vrije Universiteit van Brussel ten gunste van haar Franstalige en Nederlandstalige secties, tegen de prijs van 764 miljoen frank, betaalbaar in veertig jaarlijkse stortingen, met een interest van 1,25 pct., dit is met jaarlijkse aflossingen van 24.387.957 frank.

Art. 2.

§ 1. De Minister van Financiën wordt gemachtigd de staatswaarborg te verlenen aan de terugbetaling, in hoofdsom, intresten en toebehoren, van een lening van 764 miljoen frank toe te staan door de Algemene Spaar- en Lijfrentekas aan de Katholieke Universiteit van Leuven en bestemd om de aankoop en de aanpassing te financieren van terreinen begrepen in het totaal van de 800 hectare aangeduid bij de koninklijke besluiten van 16 september 1966, van 26 september 1966 en van 30 september 1968, met het oog op de oprichting van de Franse sectie.

§ 2. De Algemene Spaar- en Lijfrentekas past op deze lening de intrestvoet toe bepaald overeenkomstig artikel 7 van de wet van 2 augustus 1960 betreffende de tussenkomst van de Staat in de financiering van de vrije universiteiten en van de diverse inrichtingen voor hoger onderwijs en voor wetenschappelijk onderzoek, gewijzigd door de wet van 9 april 1965.

De lening is terugbetaalbaar in veertig annuïteiten.

§ 3. De Staat komt tussen in de intrestenlast door een subventie gelijk aan het verschil tussen de rentevoet bedoeld in § 2 en de voet van 1,25 pct.

De subventie is betaalbaar op de vervaldagen van de annuïteiten volgens de modaliteiten bepaald in een overeenkomst tussen de Staat en de Algemene Spaar- en Lijfrentekas.

Art. 3.

Aan de in de artikelen 1 en 2 bedoelde verrichtingen zijn, wat betreft de ingevolge deze beschikkingen aangekochte terreinen, de volgende, door ieder van de betrokken universiteiten na te komen voorwaarden verbonden :

1° met het oprichten van de universiteitsgebouwen moet worden begonnen binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet;

2° gedurende een periode van vijftig jaar te rekenen van deze wet mogen de gronden, evanals de gebouwen die er zullen worden opgericht, geheel noch gedeeltelijk worden vervreemd, noch worden bezwaard met zakelijke rechten, tenzij om reden van openbaar nut als zodanig erkend bij koninklijk besluit of met het oog op de inrichting van het universiteitsoord;

3° de Staat heeft het recht de afstand van de gronden en van de gebouwen die er werden opgericht, te eisen voor zover zij niet langer worden aangewend voor de behoeften van de universiteit of voor de inrichting van het universiteitsoord.

Wanneer een onroerend goed wordt afgestaan op grond van het eerste lid, 2° , om reden van openbaar nut, of op grond van het eerste lid, 3° zal de aan de Universiteit betaalde prijs gelijk zijn aan de door haar voor de aankoop van de terreinen betaalde sommen naar evenredigheid van de teruggenomen oppervlakte, vermeerderd met de verkoopswaarde van de door haar uitgevoerde inrichtings- , uitrustings- en bouwwerken. Die venale waarde zal worden vastgesteld door de Minister die de comités tot aankoop van onroerende goederen voor de rekening van de Staat onder zijn bevoegdheid heeft.

Wanneer volgens de voorzieningen van het eerste lid, 2° , een universiteit een goed vervreemdt met het oog op de aanleg van het universiteitsoord, moet zij aan de Staat het verschil storten tussen het bedrag van de verkoopprijs dat zij van de aankoper bekomt van dit van de prijs die zij heeft betaald voor de verkrijging van het goed, vermeerderd met 5 pct. voor elk verstreken jaar sedert de aankoop, evenals, eventueel van de verkoopwaarde van de door haar uitgevoerde inrichtings-, uitrustings- en bouwwerken; die verkoopwaarde wordt vastgesteld gelijkvormig voorgaand lid. Indien de vervreemding niet op de geheelheid van het aangekochte goed slaat, zal de aankoopwaarde van het vervreemde gedeelte vastgesteld worden door de Minister die de comités tot aankoop van onroerende goederen voor rekening van de Staat onder zijn bevoegdheid heeft. In geval van erfpacht wordt beschouwd als verkoopprijs, een bedrag van twintigmaal het jaarlijks bedrag van de cijnspacht.

Art. 4.

De onroerende goederen die worden vervreemd [1K.B. van 18/04/1977
B.S. 02/07/1977
...1K.B. van 18/04/1977
B.S. 02/07/1977
] mogen alleen de volgende bestemmingen krijgen :

a) zetel van een instelling met pedagogisch, filosofisch, cultureel, religieus, medico-sociaal doel of voor wetenschappelijk onderzoek;

b) verblijf voor de leden van het personeel van de universiteit of van een instelling bedoeld onder letter a, verblijf voor studenten of vorsers;

c) exploitatiezetel of verblijf voor personen die geregeld goederen of diensten leveren hetzij aan de Universiteit, hetzij aan de personen of instellingen bedoeld onder de letters a en b;

d) exploitatiezetel voor openbare of collectieve diensten van het universiteitsoord;

e) verblijf voor de personeelsleden van de personen en organismen bedoeld onder de letters b tot d;

f) verblijf voor fysische personen die ten minste gedurende tien jaar behoord hebben tot een van de categorieën bedoeld onder de letters b tot d;

g) verblijf voor de leden van het gezin van de fysische personen bedoeld onder de letters b tot f en gewezen leden van het gezin van de voormelde personen die overleden zijn na hun vestiging in het universiteitsoord;

[1K.B. van 18/04/1977
B.S. 02/07/1977

De onroerende goederen opgericht met erfpacht, mogen alleen een bestemming krijgen overeenkomstig de plannen van aanleg van het universiteitsoord.

De ontwerpen van verkoop- of erfpachtakte zijn onderworpen aan het visum van het aankoopcomité. Het comité dient zijn visum of zijn weigering tot viseren te betekenen binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier. In geval van noodzaak kan die termijn worden verlengd met een nieuwe maand op verzoek van het comité. In geval van weigering tot viseren, stelt het comité op een gemotiveerde wijze de voorwaarden vast die voor het visum worden geëist.

Wanneer een universiteit een goed vervreemdt of in erfpacht geeft, moet zij aan de Staat het verschil storten tussen het bedrag van de verkoopprijs dat zij bekomt van de aankoper, en de lasten die zij gedragen heeft voor de verkrijging van het goed. In geval van erfpacht wordt beschouwd als verkoopprijs, een bedrag van twintigmaal het jaarlijks bedrag van de cijnspacht.

1K.B. van 18/04/1977
B.S. 02/07/1977
]

De Universiteit zal elk onroerend goed terugkopen of zal een einde maken aan het gebruik dat ze heeft toegestaan op elk onroerend goed dat aangewend wordt tot een andere bestemming dan die voorzien in het voorgaande lid.

Het terrein, evenals de regelmatig opgerichte constructies, worden teruggekocht tegen de prijs die in geen geval hoger mag zijn dan de verkoopswaarde van het goed, verminderd met 5 pct., die onverminderd de meer bezwarende clausules die de Universiteit in de akten zou bedongen hebben.

Geen enkele vergoeding is verschuldigd wanneer aan het gebruik een einde wordt gemaakt ter uitvoering van lid 2.

Wanneer de Universiteit de in lid 2 beoogde prerogatieven uitoefent, kunnen de persoonlijke en zakelijke rechten van genot, waarvan de goederen het voorwerp uitmaken, haar niet worden tegengesteld.

Art. 5.

Op verzoek van de Universiteit en op voorstel van de Ministers van Openbare Werken en van Nationale Opvoeding, kan de Koning de bepalingen van artikel 4 wijzigen of aanvullen.