Wet betreffende de tussenkomst van de Staat in de
financiering van de vrije universiteiten en van diverse inrichtingen voor hoger
onderwijs en voor wetenschappelijk onderzoek.
goedkeuringsdatum
02 AUGUSTUS 1960
publicatiedatum
B.S.23/08/1960
datum laatste wijziging
10/10/2000
COORDINATIE
Wet 9-4-1965 - B.S. 27-4-1965
Wet
16-7-1970 - B.S. 4-9-1970
Wet 27-7-1971 - B.S.
17-9-1971
Wet 30-7-1973 - B.S.
10-11-1973
Wet 17-1-1974 - B.S.
14-8-1974
Wet 28-7-1977 - B.S.
31-8-1977
Wet 6-3-1981 - B.S.
4-4-1981
K.B. nr. 167, 30-12-1982 - B.S.
21-1-1983
Decr. 12-6-1991 - B.S.
4-7-1991
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen
hetgeen volgt :
HOOFDSTUK I. -Toelagen aan de vrije universiteiten en
aanverschillende inrichtingen voor hoger onderwijsen voor wetenschappelijk
onderzoek
Afdeling 1. Forfaitaire toelagen
Artikel 1 en 2.
[...]
Wet
van 27-7-1971
Afdeling 2. Toelagen voor pensioenen aan de vrije
universiteiten
Art. 3.
[...]
Wet
van 27-7-1971
Afdeling 3. Aanvullende toelagen
Art. 4.
[...]
Wet
van 9-4-1965
Afdeling 4. Algemene bepaling
Art. 5.
[...]
Wet
van 27-7-1971
HOOFDSTUK II. -[Bouwleningen en
onteigeningen]
Wet
van 9-4-1965
Art. 6.
Onder de door de Koning
bepaalde voorwaarden en binnen de perken van de begrotingskredieten, kan de
Minister van Openbaar Onderwijs aan de Algemene Spaar- en Lijfrentekas,
toelagen verlenen [aan het Gemeentekrediet van België of aan een andere
instelling die daartoe een overeenkomst met de Staat heeft gesloten om deze
instellingen in de mogelijkheid te stellen]¹ leningen op lange termijnen
tegen lage rentevoet, ten behoeve van de hiernavermelde verrichtingen toe te
staan [aan onderstaande universitaire inrichtingen :
a) de "Vrije Universiteit Brussel";
b) de "Université libre de Bruxelles";
c) de "Katholieke Universiteit Leuven";
d) de "Université Catholique de Louvain";
e) het "Instituut voor Tropische Geneeskunde Prins Leopold te
Antwerpen";
f) de "Universitaire Faculteiten
Sint-Ignatius te Antwerpen";
g) de "Universitaire
Instellingen Antwerpen";
h) [[de "Facultés
universitaires Saint-Louis à Bruxelles";
hbis) de "Universitaire Faculteiten Sint-Aloysius te
Brussel";]]
i) het "Universitair Centrum
Limburg";
j) de "Faculté polytechnique de
Mons";
k) de "Faculté universitaire
catholique de Mons";
l) de "Facultés
universitaires N.D. de la Paix à
Namur";]²
[ ]¹ Wet 9-4-1965;
[ ]² Wet 27-7-1971; [[ ]] Wet 30-7-1973 en Wet
van 17-1-1974
[m) de "Fondation universitaire luxembourgeoise".]
Wet
van 30-7-1973
Deze leningen kunnen worden toegestaan ten behoeve van
verrichtingen die rechtstreeks bijdragen tot [de verwerving]¹, de
oprichting, de uitbreiding, de verbouwing en de modernisering van de onroerende
installaties, bestemd voor de administratie, het onderwijs en het onderzoek,
[alsmede voor studentenrestaurants en -tehuizen.]²
[ ]¹ Wet 27-7-1971; [ ]²
K.B. nr. 167,
van 30-12-1982
[De duur van de leningen mag niet meer belopen dan :
a) veertig jaar, wanneer zij toegestaan worden
voor 14 september 1970;
b) vijftig jaar, wanneer
zij toegestaan worden ten vroegste op 14 september 1970, ten behoeve van
verrichtingen die rechtstreeks bijdragen tot de verwerving, de oprichting, de
uitbreiding, de verbouwing en de modernisering van onroerende installaties,
bestemd voor de administratie, het onderwijs en het onderzoek;
c) drieënveertig jaar, wanneer zij toegestaan worden ten
vroegste op 14 september 1970, ten behoeve van verrichtingen die rechtstreeks
bijdragen tot de verwerving, de oprichting, de uitbreiding, de verbouwing en de
modernisering van [[studentenrestaurants en -tehuizen.]]
]
Wet 27-7-1971; [[ ]] K.B. nr. 167,
van 30-12-1982
[...]
Decr.
van 12-6-1991
[Art. 6quater.
De in artikel 6, eerste lid,
opgesomde inrichtingen, sluiten de overeenkomsten voor aanneming van werken,
leveringen en diensten af overeenkomstig de voorschriften van artikel 11 van de
voormelde wet van 22 april 1958.]
Wet
van 27-7-1971
Art. 7.
Het bedrag van de in artikel
6 bedoelde toelagen is gelijk aan het verschil tussen [de rente 1,25 t.h.] die
door de ontlener werkelijk gedragen wordt en de rente die [door een van de in
artikel 6 bepaalde instellingen] wordt aangerekend. Deze rente mag de voor
dergelijke verrichtingen normale rentevoet, zoals deze door de Koning bepaald
zal worden, niet overschrijden.
Wet
van 9-4-1965
Art. 8.
Voor de terugbetaling in
hoofdsom, renten en bijkomende kosten der in artikel 6 bedoelde leningen [wordt
onder de door de Koning bepaalde voorwaarden, door de Minister van Openbaar
Onderwijs staatswaarborg verleend.]
Wet
van 27-7-1971
Het uitstaand bedrag van leningen, waarvoor de staatswaarborg mag
worden verleend, mag niet hoger zijn dan [5.250 miljoen] frank. [...]
Wet
van 27-7-1971
[De mogelijkheid om de terugbetaalde kapitalen opnieuw uit te
lenen onder de bij artikel 6 voorgeschreven bepalingen, wordt opgeheven met
ingang van 1 mei 1973, behalve wanneer het gaat om de uitvoering van vroeger
aangegane verbintenissen waarmee de bevoegde ministers hun akkoord betuigd
hebben.]
Wet
van 30-7-1973
[Art. 8bis.
Zonder afbreuk te doen aan de
artikelen 6, 7 en 8, verleent de Staat toelagen aan de organismen, waarvan
sprake in artikel 6, om ze toe te laten leningen met zijn waarborg toe te
staan, lopende over [[vijftig]]¹ jaar, aan de rentevoet van 1,25 pct., aan
de Université catholique de Louvain en aan de Vrije Universiteit
Brussel.
[[Het jaarlijks bedrag van de leningen
is als volgt vastgelegd :
- voor de periode 1970
tot en met 1975 :
Université Catholique de
Louvain : 350 miljoen frank;
Vrije Universiteit
Brussel : 160 miljoen frank.
- voor de jaren 1976
en 1977 :
Université Catholique de Louvain
: 700 miljoen frank;
Vrije Universiteit Brussel :
320 miljoen frank.]]³
Deze leningen worden
toegestaan ten voordele van de verrichtingen welke rechtstreeks bijdragen tot
de oprichting, op de nieuwe oorden van deze universiteiten, van de onroerende
installaties bestemd voor de administratie, het onderwijs en het onderzoek.
Het bedrag van de leningen, gespreid van 1970 tot
1979, wordt aangepast aan de evolutie van de bouwkosten tussen 1 januari 1970
en 1 januari van het jaar der toekenning van de leningen.
De Koning bepaalt de modaliteiten van deze aanpassing.
Zonder afbreuk te doen aan de voorgaande
bepalingen verleent de Staat toelagen aan de organismen, waarvan sprake in
artikel 6, om ze toe te laten leningen met zijn waarborg toe te staan, lopende
over vijftig jaar, aan de rentevoet van 1,25 pct. aan de "Université
Catholique de Louvain", de "Katholieke Universiteit te Leuven", de
"Université libre de Bruxelles", de "Vrije universiteit Brussel", het
"[[Universitair Centrum Limburg"]]¹ en de andere vrije confessionele
inrichtingen voor hoger onderwijs, ten behoeve van de verrichtingen welke
rechtstreeks bijdragen tot [[de verwerving,]]¹ de oprichting, de
uitbreiding, de verbouwing en de modernisering van de onroerende installaties,
bestemd voor de administratie, het onderwijs en het onderzoek.
Het jaarlijks bedrag van de leningen voor de periode 1970 tot en
met 1972 is als volgt vastgesteld :
Université catholique de Louvain : 415.000.000 frank;
Katholieke Universiteit te Leuven : 300.000.000
frank;
Vrije Universiteit Brussel : 255.000.000
frank;
[[Universitair Centrum Limburg :
40.000.000 frank;]]¹
Andere vrije
confessionele inrichtingen voor hoger onderwijs : 100.000.000 frank.
[[Het jaarlijks bedrag voor de periode van 1973
tot en met 1975 wordt vastgesteld als volgt :
Université catholique de Louvain : 415.000.000 frank;
Katholieke universiteit Leuven : 300.000.000
frank;
Université libre de Bruxelles :
300.000.000 frank;
Vrije Universiteit Brussel :
255.000.000 frank;
Andere vrije instellingen :
340.000.000 frank;
De Koning verdeelt dit laatste
bedrag bij in Ministerraad overlegd besluit.]]²
[[Het jaarlijks bedrag [[[voor de periode 1976 tot en met 1979]]]
wordt vastgesteld als volgt :
- voor de
instellingen behorend tot het Nederlands taalstelsel : 605 miljoen
frank.
- voor de instellingen behorend tot het
Frans taalstelsel : 605 miljoen frank.
De Koning
verdeelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, beide jaarlijkse bedragen
over de betrokken instellingen, overeenkomstig hun bouwbehoeften en rekening
gehouden met de eerbiediging van de normen vastgesteld in uitvoering van
artikel 6bis van deze wet.]]³
Het bedrag van
de rentetoelagen ten laste van de Staat wordt bij voorrang uitgetrokken op de
begrotingen van Nationale Opvoeding. Het wordt als even onaantastbaar beschouwd
als de kredieten bestemd voor de werkingskosten van de Staat.]
Wet 16-7-1970; [[ ]]¹ Wet
27-7-1971; [[ ]]² Wet 30-7-1973; [[ ]]³ Wet 17-1-1974; [[[ ]]]
Wet
van 6-3-1981
[Het jaarlijks bedrag van de leningen, bedoeld in artikel 6, wordt
bij wet vastgesteld gelijktijdig met de kredieten bedoeld in artikel 15 van de
wet van 22 april 1958 tot oprichting van een Fonds voor schoolgebouwen en
gebouwen in schoolverband van het Rijk en houdende sommige maatregelen
betreffende de onroerende installaties in de inrichtingen voor universitair
onderwijs die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden op kosten van de
Staat.]
K.B. nr. 167,
van 30-12-1982
[Art. 8ter.
Onafhankelijk van de
ontleningsmogelijkheden voor andere investeringsdoeleinden verleent de Staat
toelagen aan de organismen, waarvan sprake in artikel 6, om ze toe te laten
leningen met zijn waarborg toe te staan, lopende over
[[drieënveertig]]¹ jaar, aan een rentevoet van 1,25 pct., aan de
"Université catholique de Louvain", de "Katholieke Universiteit te
Leuven", de "Université Libre de Bruxelles", de "Vrije Universiteit
Brussel", het [["Universitair Centrum Limburg"]]¹ en de andere vrije
confessionele inrichtingen voor universitair onderwijs, ten behoeve van de
verrichtingen welke rechtstreeks bijdragen tot het bouwen van
studentenrestaurants en -tehuizen.
[[De in het
eerste lid bedoelde toelagen worden slechts verleend voor leningen ten behoeve
van de in hetzelfde lid bedoelde verrichtingen bestemd voor
studentenrestaurants en -tehuizen die voldoen aan de normen bepaald bij in
Ministerraad overlegd koninklijk besluit.]]² ]
Wet 16-7-1970; [[ ]]¹
Wet 27-7-1971; [[ ]]² K.B. nr. 167,
van 30-12-1982
[Art. 8quater.
De jaarlijkse toelagen
bedoeld in de artikels 6, 8bis en 8ter worden gestort op het speciaal artikel
van de afzonderlijke sectie van de begroting vermeld in § 2 van artikel
9bis van de wet van 22 april 1958. Zij komen voor op dit artikel, volgens het
geval, onder een littera 2 betiteld "Vrije Universiteiten of andere vrije
universitaire inrichtingen - onroerende installaties bestemd voor de
administratie, het onderwijs en het onderzoek" of onder een littera 3 betiteld
: "Vrije Universiteiten of andere vrije universitaire inrichtingen - onroerende
installaties met sociale doeleinden.]
Wet
van 27-7-1971
Art. 9.
Wanneer de ontlener in gebreke
blijft en een beroep gedaan wordt op de staatswaarborg, kan de Staat het bedrag
van zijn tegemoetkoming van één of meer jaarlijkse toelagen welke
door hem worden toegekend krachtens deze wet voorafnemen tot een bedrag van 10
t.h. der toelagen.
[...]
Decr.
van 12-6-1991
HOOFDSTUK III -Voorwaarden gesteld aan de begunstigde
inrichtingen
Art. 10.
[...]
Wet
van 27-7-1971
HOOFDSTUK IV - Slot- en opheffingsbepalingen
Art. 11.
De handelshogeschool, het
landbouwinstituut en de school voor opleiders van de universiteit te Leuven
hangen, met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet, niet meer af
van het technisch onderwijs.
...