OPGEHEVEN : Koninklijk besluit nr. 82 tot sanering van de
financiën van deficitaire universitaire instellingen.
goedkeuringsdatum
31 JULI 1982
publicatiedatum
B.S.07/08/1982
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
K.B. nr. 165, 30-12-1982 - B.S. 21- 1-1983
K.B. nr. 168, 30-12-1982 - B.S. 21- 1-1983
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 februari 1982 tot
toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning, inzonderheid op de
artikelen 1, 5° , en 3, § 2;
Gelet op de
dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies
van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze
Ministers van Onderwijs en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.
[In de universitaire instellingen
bedoeld bij artikel 25 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de
controle van de universitaire instellingen :
1° die een gecumuleerd deficiet vertoonden op 31 december
1981,
- hetzij tussen de ontvangsten bedoeld in
de §§ 3 en 4 van artikel 27 en de uitgaven bedoeld bij artikel 26 van
dezelfde wet;
- hetzij tussen de gewone
ontvangsten en uitgaven van een andere jaarrekening van de instelling;
2° en/of die ten gevolge van de afbouw van het
toelagesupplement voorzien bij artikel 35 van de wet van 27 juli 1971 op de
financiering en de controle van de universitaire instellingen, een negatief
saldo in de jaarrekening vertonen, moet de raad van beheer van de instelling
voor 1 oktober 1982 de nodige maatregelen voorstellen om het gecumuleerd
deficiet weg te werken, het evenwicht te herstellen tussen ontvangsten en
uitgaven, de afbouw van het toelagesupplement voorzien bij artikel 35 van de
wet van 27 juli 1971 te compenseren, en dit tot uiterlijk 31 december 1989.]
K.B. nr. 165,
van 30-12-1982
[Die maatregelen moeten worden goedgekeurd bij een in Ministerraad
overlegd koninklijk besluit. Die goedkeuring verleent de bindende kracht aan
die maatregelen binnen de perken van het bepaalde in artikel 2bis.
De Koning zal evenwel de goedkeuring onder
voorbehoud verlenen indien de jaarlijkse budgettaire opbrengst van de
voorgestelde maatregelen door de Ministerraad onvoldoende wordt geacht :
- hetzij omdat sommige van de voorgestelde
maatregelen niet kunnen weerhouden worden;
-
hetzij omdat een onvoldoend aantal maatregelen wordt
voorgesteld;
- hetzij omdat geen rekening werd
gehouden met de afbouw van het toelagesupplement voorzien bij artikel 35 van de
wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire
instellingen.
Het voorbehoud dient te worden
gemotiveerd in het koninklijk besluit tot goedkeuring, volgens de hiervoor
vermelde criteria.]
K.B. nr.
168,
van 30-12-1982
Art. 2.
Om het in artikel 1 bedoeld
evenwicht te bereiken, kunnen benevens maatregelen die behoren tot de
bevoegdheid van de raad van beheer, maatregelen voorgesteld worden strekkend,
hetzij tot een tijdelijke vermindering met een bepaald percentage van een of
meerdere elementen van de bezoldiging van verscheidene categorieën van het
personeel, hetzij tot tijdelijke afwijkingen van sommige reglementaire en
conventionele bepalingen betreffende het geldelijk en het administratief
statuut van het personeel.
De verminderingen en
afwijkingen zijn ten hoogste gedurende zeven jaar geldig; zij houden in elk
geval op uitwerking te hebben de 1e januari van het jaar volgend op dat waarin
het in artikel 1 gestelde doel werd bereikt.
[Art. 2bis.
§ 1. Onverminderd
het bepaalde in artikel 2, tweede lid, mag binnen de perken die hierna zijn
bepaald voor de uitvoering van de financiële saneringen bedoeld in dit
besluit en in het koninklijk besluit nr. 165 van 30 december 1982 tot opheffing
van artikel 35 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle
van de universitaire instellingen, worden afgeweken van de wettelijke,
reglementaire en conventionele bepalingen die hierna zijn vermeld of die
toepasselijk zijn op de aangelegenheden die hierna zijn bedoeld :
1° De overgangsbepalingen vermeld in artikel
8, §§ 1 en 2 van het koninklijk besluit nr. 127 van 30 december 1982
betreffende de pensioenregeling voor leden van het onderwijzend personeel van
het hoger onderwijs, kunnen met ingang van het academiejaar 1983-1984 opgeheven
worden op voorwaarde dat de instelling geen enkele afwijking op deze maatregel
toestaat.
Deze bepaling is niet van toepassing op
de leden van het onderwijzend personeel vermeld in artikel 9 van hetzelfde
besluit;
2° Aan de ambtsuitoefening van de
leden van het vastbenoemd of voor onbepaalde tijd aangesteld wetenschappelijk-,
administratief-, meester-, vak- en dienstpersoneel kan een einde worden gemaakt
vanaf de eerste maand volgend op het bereiken van de leeftijd van 60 jaar en op
voorwaarde dat zij tenminste 20 dienstjaren tellen.
Aan de betrokkenen mag een aanvullend pensioen worden toegekend.
Dat aanvullend pensioen is uitsluitend ten laste van de universitaire
instelling. Tot de leeftijd van 65 jaar wordt het berekend door verwijzing naar
de wedde.
Boven die leeftijd wordt de bijdrage
bepaald door verwijzing naar het pensioen dat het personeelslid zou hebben
gekregen op de leeftijd van 65 jaar.
Voor het
bepalen van het bedrag van het pensioen dat de begunstigde zou hebben bekomen,
wordt het geheel van in aanmerking komende diensten verhoogd met deze vanaf de
eerste van de maand waarop het pensioen ingaat tot de laatste dag van de maand
waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt;
3° Voor de leden van het niet-onderwijzend personeel, die
vallen onder de wetgeving op de arbeidsovereenkomst voor handarbeiders en
bedienden kan :
a) een stelsel van conventioneel
brugpensioen worden ingevoerd overeenkomstig het koninklijk besluit van 16
januari 1975 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve
arbeidsovereenkomst gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad,
tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van som
mige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.
b) een stelsel van brugrustpensioen wordt ingevoerd overeenkomstig
het koninklijk besluit nr. 95 van 28 september 1982 betreffende het
brugrustpensioen voor werknemers;
4° De
bezoldigingen en wedden kunnen voor geheel het personeel van een universitaire
instelling op vervaldatum worden uitbetaald, al dan niet met modaliteiten
inzake de overgang van het stelsel van vooruitbetaling naar het stelsel van
betaling op vervaldatum;
5° Er kan afgeweken
worden van de verplichting stagiairs aan te werven, opgelegd bij de eerste
afdeling van hoofdstuk III van de wet van 22 december 1977 betreffende de
budgettaire voorstellen 1977-1978;
6° Het
bedrag van de sociale programmatie, de eindejaarspremie en het dubbele
vakantiegeld toegekend aan de personeelsleden kan beperkt worden tot het bedrag
van de overeenkomstige voordelen toegekend door de Staat aan zijn
personeelsleden in het kader van de intersectoriële programmatie in de
overheidssector;
7° Voor de personeelsleden
met een brutobezoldiging die de 40.000 F per maand overschrijdt, kan de
betaling van het geheel of een deel van de sociale programmatie, de
eindejaarspremie en het dubbel vakantiegeld opgeschort worden, zonder enige
verplichting tot betaling van de ingehouden bedragen. Het geheel van deze
inhoudingen wordt evenwel beperkt tot 5 pct. van de jaarlijkse brutowedde;
8° Er kan worden afgeweken van de bepalingen
enerzijds betreffende de definitie en de toekenning van de opdrachten van het
onderwijzend personeel en anderzijds betreffende regels inzake mutatie voor het
wetenschappelijk-, administratief-, meester-, vak- en dienstpersoneel. De
betrokken personeelsleden mogen tengevolge van de toepassing van deze afwijking
geen geldelijk nadeel ondervinden;
9° De
bezoldiging van elk lid van het personeel behorend tot het personeelskader
gedekt door de jaarlijkse werkingsuitkering, kan tijdelijk ten laste gelegd
worden van de begroting van het geaffecteerd of het niet-geaffecteerd
patrimonium. De betrokken personeelsleden behouden hun plaats op het voornoemd
kader, alsmede al hun statutaire of kontraktuele rechten;
§ 2. De ter
uitvoering van dit besluit en van het koninklijk besluit nr. 165 van 30
december 1982 tot opheffing van artikel 35 van de wet van 27 juli 1971 op de
financiering en de controle van de universitaire instellingen door deze laatste
voorgestelde en door de Koning goedgekeurde financiële
saneringsmaatregelen die een afwijking van de wettelijke, reglementaire en
conventionele bepalingen bedoeld in § 1 inhouden, mogen niet worden
uitgevoerd dan met inachtneming van de regelen die eveneens in § 1 zijn
bepaald.]
K.B. nr. 168,
van 30-12-1982
[Art. 2ter.
De raad van beheer van de
universitaire instelling waarvan de saneringsvoorstellen zijn goedgekeurd
ondervoorbehoud stelt binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen
vanaf de dag waarop het koninklijk besluit houdende goedkeuring in het Belgisch
Staatsblad wordt bekendgemaakt, de passende bijkomende maatregelen voor met het
oog op het bereiken van het in artikel 1, eerste lid, gestelde doel
overeenkomstig de regelen bepaald in de artikelen 2 en 2bis. Artikel 1, tweede
lid, is op die maatregelen van toepassing.]
K.B. nr. 168,
van 30-12-1982
Art. 3.
[Bij het neerleggen van de
begrotingen, de personeelsformaties en de jaarrekeningen van de kalenderjaren
1983 tot en met 1989 dient door middel van een nominatieve lijst het
gedetailleerde bewijs geleverd door welke vermindering van
personeelseffectieven en begeleidende maatregelen, die hierboven vermelde
besparingen verwezenlijkt worden.
Deze staving
dient geviseerd al naar het geval door de Regeringscommissaris of de
Regeringsafgevaardigde en de Afgevaardigde van de Minister van Begroting.
De Ministers van Onderwijs brengen, ieder wat hem
betreft, jaarlijks en uiterlijk twee maanden na het verstrijken van de termijn
vastgesteld voor de indiening van de rekeningen bedoeld in artikel 43, §
2, van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle op de
universitaire instellingen, verslag uit bij de Ministerraad over de uitvoering
door de onderscheiden universitaire instellingen, van de goedgekeurde
saneringsmaatregelen.
Indien de Ministerraad
beslist dat de uitvoering het te bereiken resultaat niet oplevert, brengt de
bevoegde Minister van Onderwijs zonder uitstel en bij een ter post aangetekende
brief met ontvangstbewijs die beslissing ter kennis van de raad van beheer van
de betrokken universitaire instelling met verzoek om binnen een termijn van
twee maanden te rekenen vanaf de dag van de ontvangst van de kennisgeving de
passende bijkomende maatregelen met het oog op het bereiken van het in artikel
1, eerste lid, gestelde doel voor te stellen overeenkomstig de regelen bepaald
in de artikelen 2 en 2bis. Artikel 1, tweede lid, is op die maatregelen van
toepassing.]
K.B. nr. 168,
van 30-12-1982
[Art. 3bis.
Indien een universitaire
instelling niet tijdig de toereikende bijkomende maatregelen bedoeld bij de
artikelen 2ter en 3 voorstelt, wordt bij een in Ministerraad overlegd en met
redenen omkleed koninklijk besluit bevolen dat geen benoemingen, aanwervingen,
verhogingen, bevorderingen, overgangen en aanstellingen aan de betrokken
universitaire instelling nog kunnen gebeuren.
Deze sanctie gaat in de dag waarop dit in Ministerraad overlegd en
met redenen omkleed koninklijk besluit bekend wordt gemaakt in het Belgisch
Staatsblad.
De Koning heft bij een in
Ministerraad overlegd en met redenen omkleed besluit de voorgenoemde sanctie
op, indien de instelling haar plichten inzake de saneringsplannen heeft
nagekomen.
De opheffing gaat in de dag waarop dit
koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.]
K.B. nr. 168,
van 30-12-1982
Art. 4.
Onze Ministers van Onderwijs
zijn, ieder wat hem be-treft, belast met de uitvoering van dit besluit.