Decreet houdende wijziging van diverse decreten met
betrekking tot de Universiteit Antwerpen.
goedkeuringsdatum
22 DECEMBER 1995
publicatiedatum
B.S.01/02/1996
datum laatste wijziging
01/09/2017
COORDINATIE
(1)
Decr. art. 27, laatste lid van 22/12/1995 (B.S. 01/02/1996)
(2)
Decr. van 04/04/2003 (B.S. 14/07/2003)
detail
Decreet houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen ;
(3)
Decr. van 19/03/2004 (B.S. 10/06/2004)
detail
Decreet betreffende de rechtspositieregeling van de student, de [medezeggenschap] in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen ;
(4)
Decr. van 22/06/2007 (B.S. 21/08/2007)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVII ;
(5)
Decr. van 13/07/2012 (B.S. 08/08/2012)
detail
Decreet houdende wijziging van de bestuurlijke inrichting van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Hasselt ;
(6)
Decr. van 19/06/2015 (B.S. 21/08/2015)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXV ;
(7)
Decr. van 16/06/2017 (B.S. 18/08/2017)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXVII ;
(8)
Decr. van 24/02/2017 (B.S. 25/04/2017)
detail
Decreet betreffende onteigening voor het algemeen nut (citeeropschrift: "het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017") ;
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij,
regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
TITEL I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
aangelegenheid bedoeld in artikel 127 van de Grondwet.
TITEL II
HOOFDSTUK I. - Algemene
bepalingen
Art. 2.
Bij dit decreet wordt de
[...]
Universiteit Antwerpen opgericht, verder UA genoemd. Zij heeft
rechtspersoonlijkheid. Zij heeft haar bestuurszetel in het administratief
arrondissement Antwerpen.
[...]
Art. 3.
[
Dit decreet heeft tevens
betrekking op :
- het Universitair Centrum
Antwerpen, hierna het RUCA te noemen;
- de
Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen, hierna de UFSIA te
noemen;
- de Universitaire Instelling Antwerpen,
hierna de UIA te noemen;
- de confederale
Universiteit Antwerpen, hierna de UA te noemen.
]
[
Art. 3bis.
Het doel van de Universiteit Antwerpen
is, in een pluralistisch perspectief en met de academische vrijheid en de
bestuurlijke autonomie als grondslag, academisch onderwijs te verstrekken en
wetenschappelijk onderzoek en dienstverlening te
verrichten.
]
HOOFDSTUK II. -
[De
bestuursstructuur]
[Afdeling 1. - Algemene
bepalingen]
Art. 4.
[
De bestuursorganen van de
universiteit zijn de Raad van Bestuur en het Bestuurscollege.
]
Art. 5.
[
§ 1. De Raad van Bestuur beslist
over de indeling in faculteiten en daarmee gelijkgestelde organen, in scholen,
instituten en andere academische entiteiten.
De academische
leiding van de faculteiten en daarmee gelijkgestelde organen berust bij een
decaan. De wijze van aanstelling van de decaan wordt geregeld in een reglement
met betrekking tot de academische structuur.
§ 2. De academische
bestuursstructuur omvat ten minste :
1° een College van
Decanen;
2° een Onderwijsraad;
3° een
Onderzoeksraad;
4° een Raad voor Wetenschappelijke en
Maatschappelijke Dienstverlening.
De nadere regels met
betrekking tot de academische bestuursstructuur worden door de Raad van Bestuur
vastgelegd in een reglement.
]
Art. 6.
[
De leden van de bestuursorganen
treden bij hun handelingen als lid van het betrokken bestuursorgaan enkel op in
het algemeen belang.
]
[
Art. 6bis.
De raad van bestuur legt in het organiek reglement of bestuursreglement de fundamentele regelen betreffende de organisatie van de aanwijzingen en verkiezingen vast. Deze fundamentele regelen voorzien in afdoende waarborgen opdat beide geslachten in de schoot van de raad van bestuur, de verschillende bestuursorganen van de universiteit die uitvoerbare beslissingen kunnen nemen, in de verschillende adviesraden waarin het organiek reglement voorziet en in selectiecommissies gelijkwaardig zijn vertegenwoordigd. Ten minste geldt dat ten hoogste twee derde van de leden van de hiervoor genoemde organen, raden en commissies bestaat uit personen van hetzelfde geslacht.
]
[Afdeling 2. - De Raad van
Bestuur]
Art. 7.
[
§ 1. De Raad van Bestuur bestaat
uit :
1° de ambtshalve leden, met name de rector, de
voorzitter van de Onderzoeksraad, de voorzitter van de Onderwijsraad en de
voorzitter van de Raad voor Wetenschappelijke en Maatschappelijke
Dienstverlening;
2° een lid van het zelfstandig academisch
personeel uit het wetenschapsgebied humane wetenschappen, gekozen uit en door
de leden van het zelfstandig academisch personeel van dat wetenschapsgebied;
3° een lid van het zelfstandig academisch personeel uit
het wetenschapsgebied wetenschappen, gekozen uit en door de leden van het
zelfstandig academisch personeel van dat wetenschapsgebied;
4° een lid van het zelfstandig academisch personeel uit
het wetenschapsgebied geneeskunde en farmaceutische, biomedische en
diergeneeskundige wetenschappen, gekozen uit en door de leden van het
zelfstandig academisch personeel van dat wetenschapsgebied;
5° drie leden van het zelfstandig academisch personeel,
gekozen uit en door de leden van het zelfstandig academisch
personeel;
6° drie leden van het assisterend en bijzonder
academisch personeel, gekozen uit en door de leden van het assisterend en
bijzonder academisch personeel;
7° drie leden van het
administratief en technisch personeel, gekozen uit en door de leden van het
administratief en technisch personeel;
8°
[drie studenten
aangeduid met inachtname van
[artikel II.327 van de Codex Hoger Onderwijs]
; ]
9° drie leden waarvan telkens één lid aangewezen
wordt door de minister, bevoegd voor Onderwijs, door de gouverneur van de
provincie Antwerpen en door de provinciaal van de Sociëteit van
Jezus;
10° drie leden uit de openbare, politieke,
sociaal-economische, levensbeschouwelijke en culturele milieus,
gecoöpteerd door de leden van de Raad van Bestuur, bedoeld in 1° tot
9°, rekening houdend met het profiel van de
universiteit;
[11° drie leden uit het economische afnameveld van afgestudeerden van de universiteit, gecoöpteerd door de leden van de raad van bestuur, bedoeld in punt 1° tot 9°.]
§ 2. De leden, bedoeld in §
1, 2° tot en met 7°, worden, na verkiezingen binnen de betreffende
personeelsgeleding aangewezen voor een periode van vier jaar. Die periode is
slechts eenmaal hernieuwbaar, tenzij na een onderbreking van vier jaar.
[De studenten worden aangewezen voor een periode van twee
jaar. Die periode is slechts éénmaal hernieuwbaar, tenzij na een
onderbreking van twee jaar.]
§ 3. De leden, bedoeld in §
1, 9° en 10° worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Die
periode is slechts éénmaal hernieuwbaar, tenzij na een
onderbreking van vier jaar.
§ 4. De nadere regelingen
betreffende de verkiezing door de geledingen, de verkiesbaarheid, het kiesrecht
en de verkiezingen worden door de Raad van Bestuur in een reglement opgenomen
[rekening houdend met het bepaalde in artikel 6bis]
.
Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur is niet verenigbaar
met het mandaat van decaan, algemeen beheerder en
beheerder.
§ 5. Indien een geleding nalaat
leden aan te wijzen, werkt de Raad van Bestuur verder met de andere leden.
§ 6. De Raad van Bestuur verkiest
uit zijn leden een voorzitter. Het mandaat van voorzitter is niet verenigbaar
met het mandaat van rector, voorzitter van de Onderwijsraad, de Onderzoeksraad
of de Raad voor Wetenschappelijke en Maatschappelijke Dienstverlening, of
lidmaatschap van het Bestuurscollege. Het mandaat duurt vier jaar en is eenmaal
hernieuwbaar, tenzij na een onderbreking van vier jaar.
§ 7. De Raad van Bestuur kan
bepalen wie, buiten de leden, de zitting van de Raad van Bestuur bijwoont.
[§ 8. Voor de toepassing van dit artikel worden :
]
1° de leden van het onderwijzend personeel van groep 3 die opgenomen zijn in het integratiekader
[vermeld in artikel V.209 van de Codex Hoger Onderwijs]
, ingedeeld in de categorie van het zelfstandig academisch personeel;
2° de leden van het onderwijzend personeel van groep 1 en 2 die opgenomen zijn in het integratiekader
[vermeld in artikel V.209 van de Codex Hoger Onderwijs]
, ingedeeld in de categorie van het assisterend academisch personeel;
3° de leden van het administratief en technisch personeel die opgenomen zijn in het integratiekader
[vermeld in artikel V.209 van de Codex Hoger Onderwijs]
, ingedeeld in de categorie van het administratief en technisch personeel.
]
[Afdeling 3. - Het
Bestuurscollege]
Art 8.
[
§ 1. Het Bestuurscollege bestaat
uit :
1° de rector, die voorzitter
is;
2° de voorzitter van de Onderwijsraad, de voorzitter
van de Onderzoeksraad en de voorzitter van de Raad voor Wetenschappelijke en
Maatschappelijke Dienstverlening;
3° de algemeen
beheerder;
4° telkens één lid behorende tot
de leden bedoeld in artikel 7, § 1, 5° tot en met 8°. Die leden
worden aangewezen door de Raad van Bestuur uit zijn leden.
De
beheerders zijn lid van het Bestuurscollege met raadgevende
stem.
§ 2. Nadere regels omtrent de
aanwijzing van de leden vermeld in § 1, 4°, worden door de Raad van
Bestuur vastgelegd
[rekening houdend met het bepaalde in artikel 6bis]
.
]
[Afdeling 4. - De rector]
Art. 9.
[
§ 1. De rector wordt door de
Raad van Bestuur benoemd voor een termijn van 4 jaar uit een lijst voorgedragen
door een kiescollege waarvan de samenstelling bepaald wordt door de Raad van
Bestuur. In dat kiescollege zijn de geledingen van het zelfstandig academisch
personeel, het assisterend en bijzonder academisch personeel, het
administratief en technisch personeel, en de studenten vertegenwoordigd. De
rector wordt gekozen uit de gewoon hoogleraren
[en de hoogleraren]
. De verkiezing vindt plaats
tijdens het academiejaar dat voorafgaat aan het verstrijken van het mandaat van
de in dienst zijnde rector.
De lijst met kandidaten voor het
mandaat van rector bevat ten minste één en ten hoogste drie
gerangschikte kandidaten. De verdere procedure wordt bepaald door de Raad van
Bestuur.
De kandidaten mogen de leeftijdsgrens voor
opruststelling niet bereiken tijdens de duur van hun mandaat. Het mandaat van
rector kan eenmaal hernieuwd worden.
§ 2. De rector heeft de
academische leiding van de universiteit en vertegenwoordigt de universiteit op
academisch vlak.
]
[Afdeling 5. - De algemeen beheerder en de
beheerders]
Art. 10.
[
In de personeelsformatie ten laste
van de werkingsuitkeringen worden een betrekking van algemeen beheerder en twee
betrekkingen van beheerder opgenomen. Met de algemeen beheerder en de
beheerders wordt een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur gesloten. De
opdracht van de algemeen beheerder en de beheerders wordt vastgelegd voor
onbeperkt hernieuwbare termijnen van zes jaar. Aan de betrekkingen is de
weddenschaal van gewoon hoogleraar verbonden.
De Raad van
Bestuur kan hun een vergoeding toekennen overeenkomstig
[artikel V.39 van de Codex Hoger Onderwijs]
.
]
Art. 11.
[
De algemeen beheerder wordt door de
Raad van Bestuur bij geheime stemming, op voordracht van het Bestuurscollege,
aangesteld. Hij moet houder zijn van een doctoraat op proefschrift en bij
uitstek over een academisch profiel beschikken.
]
Art. 12.
[
De beheerders worden door de Raad
van Bestuur bij geheime stemming, op voordracht van het Bestuurscollege,
aangesteld. De beheerders moeten houder zijn van een diploma van de tweede
cyclus van een academische opleiding.
]
Art. 13.
[
Indien de algemeen beheerder of een
beheerder vóór hun eerste aanstelling behoren tot het voltijds
ZAP of ATP van een in artikel 3 genoemde instelling, kan het
universiteitsbestuur, in afwijking van de bepalingen uit deze afdeling,
beslissen om geen arbeidsovereenkomst te sluiten maar om, voor onbeperkt
hernieuwbare termijnen van zes jaar, de opdracht van de betrokkene te wijzigen
[in het algemeen
belang].
[Behoudens het
bepaalde in het eerste lid, krijgen personeelsleden van een universiteit of
hogeschool die bezoldigd worden op de werkingsuitkeringen of ambtenaren van een
ministerie of instelling van de Vlaamse overheid die het mandaat van beheerder
of algemeen beheerder opnemen, voor de duur van het mandaat een verlof voor de
uitoefening van een mandaat waarvan het algemeen belang wordt erkend. Het
verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Het wordt niet
bezoldigd.]
]
HOOFDSTUK III. -
[De bevoegdheden van de
bestuursorganen]
[Afdeling 1. - De Raad van
Bestuur]
Art. 14.
[
§ 1. De Raad van Bestuur oefent
de volgende bevoegdheden uit :
1° het vastleggen van
richtlijnen voor de inrichting, de oriëntatie, de organisatie, de
coördinatie en de kwaliteitsbewaking van het academisch onderwijs, het
wetenschappelijk onderzoek en de wetenschappelijke dienstverlening, en het
bewaken van de krachtlijnen van de onderwijsregelingen;
2°
het vastleggen van de academische bestuursstructuren conform artikel 5 van dit
decreet;
3° het bepalen van het bestuursreglement, het
examenreglement, het tuchtreglement en de reglementen voor de verkiezing van de
rector, de voorzitters, de faculteitsraden en decanen, en het reglement
houdende de academische structuur;
4° het jaarlijks
vastleggen en goedkeuren van de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag
van de universiteit, alsmede het vastleggen van de principes van toewijzing van
de middelen;
5° het bepalen van de
personeelsformatie;
6° de aanstelling en de benoeming van
de rector, de voorzitters, de algemeen beheerder, de beheerders en de
decanen;
7° de benoeming, de eerste aanstelling en de
bevorderingen van de leden van het zelfstandig academisch personeel en het
hoger kaderpersoneel;
8° het opstellen van het
vergaderreglement, rekening houdend met § 2 van dit
artikel;
9° het toezicht op de uitvoering van het handvest
houdende de oprichting van de Universiteit Antwerpen;
10°
alle andere bij of krachtens dit decreet of andere decreten specifiek voor de
Raad van Bestuur voorbehouden bevoegdheden.
§ 2. De beslissingen van de Raad
van Bestuur worden genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Onthoudingen, ongeldige en blanco stemmen worden geacht niet te zijn
uitgebracht. De Raad van Bestuur kan alleen geldig vergaderen als ten minste de
helft van de leden aanwezig is. Afwezige leden kunnen zich laten
vertegenwoordigen door een ander lid, dat ten hoogste over één
volmacht kan beschikken. Indien na een eerste samenroeping het quorum niet
wordt bereikt, kan de Raad geldig vergaderen na een tweede schriftelijke
samenroeping met dezelfde agenda, ongeacht het aantal
aanwezigen.
[§ 3. Bij de uitoefening van de
bevoegdheden van de studenten in de Raad van Bestuur wordt rekening gehouden
met de bepalingen van
[artikel II.317, § 2, eerste lid, 1°, en artikel II.355, § 2, van de Codex Hoger Onderwijs]
.]
[§ 4. De raad van bestuur kan zijn bevoegdheden zoals vermeld onder paragraaf 1, 7°, delegeren aan het bestuurscollege.]
]
Afdeling 2. -
[Het
Bestuurscollege]
Art. 15.
[
§ 1. Het Bestuurscollege is
bevoegd voor alle zaken van de universiteit die bij dit decreet niet aan de
Raad van Bestuur zijn opgedragen. Het Bestuurscollege is onder meer belast met
:
1° het voorbereiden en uitvoeren van de besluiten van de
Raad van Bestuur;
2° het beschikken over de financiën
en de roerende en onroerende goederen van de universiteit, binnen de perken van
de begrotingskredieten en het door de Raad van Bestuur opgestelde beleids- of
financieringsplan;
3° het sluiten van overeenkomsten en
het verrichten van andere rechtshandelingen;
4° het
handhaven van de academische orde, en het desgevallend nemen van
tuchtmaatregelen overeenkomstig het vigerende tuchtreglement;
5° het vaststellen van vacatures en de beslissing tot de
vacantverklaring van openstaande ambten;
6° de benoeming of
aanstelling van het assisterend en bijzonder academisch personeel en het
administratief en technisch personeel, ander dan bedoeld in artikel 14, §
1, 7°;
7° de hoge leiding van de administratieve
diensten;
8° het opstellen van zijn
vergaderreglement;
9° het treffen van een regeling van de
vervanging van de rector voor het geval dat hij verhinderd of afwezig
is.
§ 2. Het Bestuurscollege kan een
gedeelte van zijn bevoegdheden delegeren aan andere organen of personen.
Omtrent de uitoefening van deze bevoegdheden wordt aan het Bestuurscollege
verslag uitgebracht.
§ 3. Het Bestuurscollege is aan
de Raad van Bestuur verantwoording verschuldigd.
Het
Bestuurscollege verschaft de Raad van Bestuur informatie over de beslissingen
die het heeft genomen. Het verstrekt de Raad op zijn verzoek alle inlichtingen
over de handelingen die het heeft verricht. In het bestuursreglement, bedoeld
in artikel 14, § 1, 3°, worden omtrent de in dit artikel bedoelde
aangelegenheden nadere regelen opgenomen.
]
Afdeling 3. -
[Het College van
Beheer]
Art. 16.
[
[
§ 1. De algemeen beheerder en de
beheerders vormen een College van Beheer dat, onder het toezicht van het
Bestuurscollege, belast is met de coördinatie en de uitvoering van het
dagelijks beheer van de universiteit op administratief, technisch, financieel
en sociaal vlak.
Het Bestuurscollege delegeert daartoe
specifieke bevoegdheden op administratief, technisch, financieel en sociaal
vlak aan het College van Beheer, dat op zijn beurt bepaalde van die
bevoegdheden kan subdelegeren aan de algemeen beheerder en/of de beheerders.
§ 2. Het College van Beheer kan
worden uitgebreid met deskundigen, benoemd door de Raad van Bestuur, op
voordracht van het Bestuurscollege.
§ 3. Het College van Beheer
vergadert onder het voorzitterschap van de algemeen
beheerder.
]
]
HOOFDSTUK IV. -
[Het College van
Decanen]
Art. 17.
[De decanen vormen een college, dat
wordt voorgezeten door de rector. Het College van Decanen adviseert, op verzoek
of op eigen initiatief, het universiteitsbestuur over alle strategische
academische aangelegenheden. ]
[HOOFDSTUK IVbis. - De Hoge Raad]
Art. 18.
[
Door de Raad van Bestuur wordt een Hoge
Raad van de Universiteit Antwerpen opgericht, samengesteld uit
vertegenwoordigers van openbare instanties, politieke, sociaal-economische,
religieuze, levensbeschouwelijke en culturele milieus om aan de Universiteit
Antwerpen advies te verstrekken over de algemene oriëntering, het
pluralistische karakter, de uitbreiding en de ontwikkeling van de universiteit
en over de inbedding ervan in de bredere samenleving.
De Raad
van Bestuur legt de nadere regels vast met betrekking tot de samenstelling van
de Hoge Raad, de wijze van aanstelling van de leden en de duur van hun
mandaat.
]
[HOOFDSTUK IVter. - Statuut van het
personeel]
Art. 19.
[
§ 1. De personeelsleden die op de
datum van de inwerkingtreding van het decreet van 4 april 2003 houdende
bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging
van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten
met betrekking tot de Universiteit Antwerpen, in dienst zijn van het RUCA, de
UFSIA en de UIA, treden op die datum in dienst van de Universiteit Antwerpen.
Zij behouden daarbij alle rechten en verplichtingen die zij genoten bij hun
instelling van oorsprong en het arbeidsrechtelijk en sociaalrechtelijk statuut
dat daarbij op hen van toepassing was. De ziektedagen, geregistreerd sedert 1
januari 1994 in de instelling van herkomst, worden meegerekend voor het bepalen
van het totale aantal opgenomen ziektedagen.
Voor de
personeelsleden die na de inwerkingtreding van het decreet van 4 april 2003
houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot
wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse
decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen, nieuw in dienst treden
binnen een bepaalde categorie, stelt de Raad van Bestuur binnen de zes maanden
alle regelingen vast ter uitvoering van
[deel 5, titel 1, van de Codex Hoger Onderwijs]
. Daarbij geldt dat de personeelsleden die ten laste van afdeling I
van de begroting worden bezoldigd, hetzelfde administratieve en
sociaalrechtelijke statuut zullen genieten als dat wat geldt voor de
universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap. Voor de personeelsleden ten laste
van de andere afdelingen van de begroting werkt het universiteitsbestuur een
rechtspositieregeling uit. Die regelingen worden vastgelegd in een reglement
houdende statuut van het personeel. De secundaire arbeidsvoorwaarden worden
geregeld in een collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst.
De
personeelsleden van het RUCA, de UFSIA en de UIA, bedoeld in het eerste lid,
die ten laste van afdeling I van de begroting werden bezoldigd, krijgen de
mogelijkheid om binnen de vierentwintig maanden na de inwerkingtreding van de
regelingen, bedoeld in het vorige lid, toe te treden tot die regelingen. Zoniet
behouden zij uitdovend de regelingen die op hen van toepassing waren bij hun
instelling van oorsprong. De personeelsleden, bedoeld in het eerste lid, die
bezoldigd zijn ten laste van de andere afdelingen van de begroting, krijgen
eveneens de mogelijkheid om binnen de vierentwintig maanden na de
inwerkingtreding van de rechtspositieregeling, bedoeld in het vorige lid, toe
te treden tot die regeling. Zoniet behouden zij uitdovend de regelingen die op
hen van toepassing waren bij hun instelling van oorsprong.
§ 2. De secundaire
arbeidsvoorwaardenregelingen kunnen worden geharmoniseerd in een collectieve
arbeidsvoorwaardenovereenkomst zoals bepaald in artikel 20, zonder dat daarbij
het totale evenwicht van rechten en plichten van de personeelsleden en de
universiteit mag worden verbroken.
]
Art. 20.
[
De Raad van Bestuur kan de secundaire
arbeidsvoorwaardenregelingen vastleggen in een collectieve
arbeidsvoorwaardenovereenkomst op instellingsniveau.
]
[HOOFDSTUK IVquater. - Infrastructuur en
financiën]
Art. 21.
[
Alle roerende en onroerende goederen,
activa en passiva, rechten en verplichtingen, met inbegrip van alle rechten en
verplichtingen van het vermogen, van de UA, het RUCA, de UIA en, op voorwaarde
van een beslissing tot overdracht door de algemene vergadering, van de UFSIA,
worden van rechtswege en om niet en zonder kosten van welke aard overgedragen
aan de Universiteit Antwerpen. De overdracht van goederen geschiedt in de staat
waarin die zich bevinden. De Universiteit Antwerpen treedt in de rechten en
verplichtingen die krachtens de activiteiten van voornoemde instellingen zijn
ontstaan. In de overdracht zijn begrepen alle rechten en verplichtingen
verbonden aan hangende en toekomstige procedures.
De Vlaamse
regering kan beslissen om lasten uit het verleden, die voortvloeien uit
verplichtingen die dateren van vóór de datum van de
inwerkingtreding van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de
Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, over te nemen.
]
Art. 22.
[
[
De Universiteit Antwerpen kan,
[conform het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017]
en
na machtiging van de Vlaamse regering, overgaan tot onteigening van onroerende
goederen die rechtstreeks of onrechtstreeks vereist zijn voor het onderwijs,
het onderzoek, de wetenschappelijke dienstverlening en de administratie van de
universiteit.
]
]
Art. 23.
[...]
HOOFDSTUK V. - Wijzigende bepalingen voor de in
artikel 3 genoemde instellingen
Art. 24.
[...]
Art. 25.
In de wet van 7 april
1971 houdende oprichting en werking van de UIA worden volgende wijzigingen
aangebracht : ...
Art. 26.
Aan het decreet van 21
december 1976 houdende organisatie van de Vlaamse interuniversitaire
samenwerking worden de volgende wijzigingen aangebracht : ...
Art. 27.
Met ingang van de datum
zoals bepaald in artikel 29 worden de in dit artikel vermelde wijzigingen aan
de wet van 7 april 1971 houdende oprichting en werking van de Universitaire
Instelling Antwerpen van kracht.
In genoemde wet
wordt hoofdstuk II, § 3 vervangen door wat volgt : ...
In genoemde wet wordt artikel 13 vervangen door het volgende : ...
In genoemde wet worden de titel van hoofdstuk II,
afdeling 3 en artikel 16 vervangen door het volgende : ...
In genoemde wet worden nog de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in artikel 6 wordt : ...
b) in
artikel 7 wordt de tweede zin vervangen door : ...
c) in artikel 14 wordt de eerste zin vervangen door :
...
d) in artikel 17 worden "de voorzitter" en "de
ondervoorzitter" vervangen door "de beheerder" en "de afgevaardigd bestuurder
van het UZA".
In artikel 8 van dit decreet wordt
met ingang van 1 oktober 1999 in 4° "de voorzitter" vervangen door "de
beheerder".
[...]