Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden
waaronder en van de periode gedurende welke kinderbijslag wordt verleend ten
behoeve van het kind dat een verhandeling bij het einde van hogere studiën
voorbereidt.
goedkeuringsdatum
16 FEBRUARI 1968
publicatiedatum
B.S.24/02/1968
datum laatste wijziging
19/08/2005
COORDINATIE
(1)
K.B. van 05/12/1983 (B.S. 16/12/1983)
(2)
K.B. van 16/07/1985 (B.S. 31/07/1985)
(3)
K.B. van 12/08/1985 (B.S. 21/08/1985)
(4)
K.B. van 25/06/1986 (B.S. 17/07/1986)
(5)
K.B. van 24/06/1987 (B.S. 10/07/1987)
(6)
K.B. van 26/06/1987 (B.S. 08/07/1987)
(7)
K.B. van 09/07/2002 (B.S. 20/07/2002)
(8)
K.B. van 10/08/2005 (B.S. 19/08/2005)
BOUDEWIJN, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet,
Gelet op de samengeordende wetten betreffende de
kinderbijslag voor loonarbeiders, inzonderheid op artikel 62, § 5,
ingevoegd door het koninklijk besluit nr. 68 van 10 november 1967;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het
beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale
voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de
hoogdringendheid;
Gelet op de wet van 23 december
1946 houdende instelling van een Raad van State, inzonderheid op artikel 2,
tweede lid;
Gelet op de hoogdringendheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale
Voorzorg,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij
:
Artikel 1.
Het kind van minder dan 25 jaar
dat geen verplichte cursussen meer volgt en dat regelmatig een verhandeling bij
het einde van hogere studiën voorbereidt heeft, overeenkomstig
[artikel 62,
§ 4, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor
loonarbeiders]
, recht op de kinderbijslag onder de voorwaarden en gedurende de
periode bepaald bij dit besluit.
Art. 2.
[
De verhandeling bij het einde van hogere studiën moet een
voorwaarde zijn tot het verkrijgen van een diploma erkend door de
bevoegde overheid.
Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder hogere
studiën, het onderwijs bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit
van 20 juli 2005 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder
kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs
volgt of een vorming doorloopt.
]
Art. 3.
De kinderbijslag wordt verleend
gedurende de periode welke een aanvang neemt na de laatste zomervakantie van
het kind en eindigt op de datum van de inlevering van de verhandeling; die
toekenningsperiode mag evenwel een jaar niet overschrijden.
[...]
Art. 4.
[
De winstgevende activiteit van het kind brengt geen schorsing van
de toekenning van de kinderbijslag met zich indien ze niet meer
bedraagt dan 240 uren per kwartaal.
Een winstgevende activiteit in de zin van dit besluit is elke activiteit,
uitgeoefend in het kader van een arbeidsovereenkomst of een statuut,
of als zelfstandige.
Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische
of buitenlandse regeling voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of
beroepsziekten, brengt geen schorsing van de toekenning van de
kinderbijslag met zich als die uitkering voortvloeit uit een toegelaten
winstgevende activiteit.
Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische
of buitenlandse werkloosheidsregeling of van een loopbaanonderbrekingsuitkering
bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet
van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, brengt een schorsing
van de toekenning van de kinderbijslag met zich.
]
[
Art. 4bis.
[...]
]
Art. 5.
Dit besluit heeft uitwerking met
ingang van 1 januari 1968.
Art. 6.
Onze Minister van Sociale Voorzorg
is belast met de uitvoering van dit besluit.