Koninklijk besluit houdende vaststelling van de
administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het
meesters-, vak- en dienstpersoneel van de Rijksinrichtingen voor
kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en
normaalonderwijs.
goedkeuringsdatum
28 FEBRUARI 1967
publicatiedatum
B.S.04/04/1967
datum laatste wijziging
10/10/2000
COORDINATIE
(1)
K.B. van 20/12/1976 (B.S. 09/03/1977)
(2)
K.B. van 25/11/1976 (B.S. 29/03/1977)
(3)
K.B. van 10/02/1981 (B.S. 28/03/1981)
(4)
K.B. nr. 72 van 20/07/1982 (B.S. 29/07/1982)
(5)
K.B. van 29/08/1985 (B.S. 22/10/1985)
BOUDEWIJN, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en
hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 juni
1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het
Rijksonderwijs;
Gelet op het advies van de Syndicale Raad van
advies;
Gelet op de wet van 23 december 1946 houdende
instelling van een Raad van State, inzonderheid op artikel 2, lid
2;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Op
de voordracht van Onze Minister van de Franse Cultuur, van Onze Minister van de
Nederlandse Cultuur, van Onze Minister van Nationale Opvoeding en van Onze
Minister-Staatssecretaris voor Nationale
Opvoeding,
Hebben Wij besloten
en besluiten Wij :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.
Een lid van het administratief personeel,
van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van het Rijksonderwijs, bevindt zich
in één van de volgende administratieve standen
:
a) in actieve dienst;
b) op
non-activiteit;
c) ter beschikking
gesteld.
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen over de
dienstactiviteit
Art. 2.
Een personeelslid wordt geacht in actieve
dienst te zijn, behoudens uitdrukkelijk bepaling die hem in een andere
administratieve stand plaatst.
Art. 3.
Een personeelslid in actieve dienst heeft
recht op de wedde en de verhoging van wedde, behoudens uitdrukkelijke
andersluidende bepaling.
Hij kan aanspraak maken op de
benoeming tot een selectieambt en op een benoeming tot
bevorderingsambt.
Hij krijgt onder de door Ons bepaalde
voorwaarden :
a) jaarlijks verlof;
b)
omstandigheidsverlof of verlof wegens persoonlijke
aangelegenheden;
c) verlof wegens ziekte of
gebrekkigheid;
d) verlof voor verminderde prestaties wegens
ziekte of gebrekkigheid;
e) verlof voor verminderde prestaties
gewettigd door sociale of gezinsredenen;
[f) voor het
verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten bij
de civiele bescherming of van taken van openbaar nut op grond van de wet van 3
juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden onder meer gewijzigd
bij die van 3 juli
1975;]
g) verlof om een
ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet;
h) verlof voor
vakbondsopdrachten;
[i) verlof voor verminderde prestaties
wegens persoonlijke
aangelegenheden;]
[j)
verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan.]
HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen over de
non-activiteit
Art. 4.
Een personeelslid bevindt zich in een
stand van non-activiteit :
[a) wanneer het onder de door Ons
bepaalde voorwaarden, in vredestijd, sommige militaire prestaties verricht of
voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt,
bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de
gewetensbezwaarden, onder meer gewijzigd bij die van 3 juli
1975;]
b)
als hem een tuchtschorsing is opgelegd;
[c) als aan een
[...]
personeelslid, om familiale redenen, toegestaan wordt voor een lange duur
afwezig te zijn.]
Art. 5.
Niemand mag op non-activiteit gesteld of
gehouden worden als hij aan de vereisten voldoet om een rustpensioen te
bekomen.
Art. 6.
Een personeelslid dat op non-activiteit
is, heeft geen recht op de wedde, behoudens uitdrukkelijke andersluidende
bepaling.
Hij kan geen aanspraak maken op een benoeming tot een
selectieambt, noch op een benoeming tot een
bevorderingsambt.
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen over de
terbeschikkingstelling
Art. 7.
Een personeelslid kan ter beschikking
worden gesteld, onder de door Ons bepaalde voorwaarden :
a)
wegens ontstentenis van betrekking;
b) wegens ambtsontheffing
in het belang van de dienst;
c) wegens bijzondere
opdracht;
d) wegens ziekte of gebrekkigheid die geen
definitieve werkongeschiktheid tot gevolg heeft maar een afwezigheid
veroorzaakt welke langer duurt dan de verloven wegens ziekte of
gebrekkigheid;
e) wegens persoonlijke
aangelegenheden.
Art. 8.
Niemand mag ter beschikking worden gesteld
of gehouden als hij aan de vereisten voldoet om een rustpensioen te
bekomen.
Art. 9.
Een wachtgeld mag worden toegekend aan de
ter beschikking gestelde personeelsleden. Dit wachtgeld, de toelagen en de
vergoedingen die eventueel worden verleend aan deze personeelsleden, zijn
onderworpen aan het mobiliteitsstelsel dat wordt toegepast op de bezoldiging
van het personeel in actieve dienst.
Art. 10.
Ieder in disponibiliteit gesteld
personeelslid blijft ter beschikking van de Minister. Ingeval een ambt vacant
is, kan hij terug in actieve dienst geroepen worden.
Binnen de
termijn die door de Minister wordt vastgesteld, is hij verplicht het met zijn
functie overeenstemmend ambt dat hem toegewezen wordt, te bekleden. Indien hij,
zonder gegronde reden, weigert dit ambt te bekleden, wordt hij na tien dagen
afwezigheid beschouwd als ontslagnemend.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 11.
Al de besluiten die aan dit besluit
voorafgaan, worden opgeheven, voor zover ze met dit besluit strijdige
bepalingen inhouden, die toepasselijk zijn op de personeelsleden waarvoor dit
besluit geldt.
Art. 12.
Dit besluit treedt in werking de dag waarop
het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 13.
Onze Minister van de Franse Cultuur, Onze
Minister van de Nederlandse Cultuur, Onze Minister van Nationale Opvoeding en
Onze Minister-Staatssecretaris voor Nationale Opvoeding zijn, ieder wat hem
betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.