Besluit van de Vlaamse regering tot ratificatie van het
verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap van België en het Koninkrijk der
Nederlanden inzake de transnationale Universiteit Limburg, ondertekend in
Maastricht op 18 januari 2001 en goedgekeurd bij het decreet van 13 juli
2001.
goedkeuringsdatum
28 SEPTEMBER 2001
publicatiedatum
B.S.12/03/2002
datum laatste wijziging
13/03/2002
De Vlaamse regering,
Gelet op het verdrag van Wenen van 23 mei 1969 inzake het
verdragenrecht, inzonderheid op artikel 11;
Gelet
op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen,
inzonderheid op artikel 81, § 1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 5 mei
1993;
Gelet op het decreet van 13 juli 2001
houdende goedkeuring van het verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap van
België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de transnationale
Universiteit Limburg, ondertekend in Maastricht op 18 januari
2001;
Overwegende dat artikel 12 van bovenvermeld
verdrag bepaalt dat het in werking treedt op de eerste dag van de tweede maand,
volgend op de datum waarop de verdragsluitende partijen elkaar schriftelijk
hebben medegedeeld dat aan de constitutionele eisen is voldaan;
Gelet op het akkoord van de Minister bevoegd voor Begroting,
gegeven op 28 februari 2001;
Op voorstel van de
Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming en de Vlaamse minister van
Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands
beleid;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Het verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap van
België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de transnationale
Universiteit Limburg, ondertekend in Maastricht op 18 januari 2001 en
goedgekeurd bij het decreet van 13 juli 2001, wordt
geratificeerd.
Art. 2.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Buitenlands Beleid, is belast met de uitvoering van dit
besluit.
Verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Koninkrijk
der Nederlanden inzake de transnationale Universiteit Limburg
De Vlaamse Gemeenschap van
België
en
het Koninkrijk der
Nederlanden, hierna te noemen : de Verdragsluitende
Partijen.
Gelet op het bestendig voornemen van
de openbare universiteit te Maastricht, hierna te noemen : Universiteit
Maastricht, en het Limburgs Universitair Centrum om hun. samenwerking te
versterken en een proces van voortschrijdende integratie van hun onderwijs- en
onderzoekactiviteiten op gang te brengen, recentelijk neergelegd in hun
gezamenlijke voorstellen van 31 januari 2000 en 15 maart 2000 tot vorming van
de transnationale Universiteit Limburg, hierna te noemen : Universiteit
Limburg;
Gelet op het feit dat de door de Nederlandse en
Vlaamse onderwijsministers ingestelde Nederlands-Vlaamse adviescommissie ter
versterking van de samenwerking tussen de Universiteit Maastricht en het
Limburgs Universitair Centrum op 28 mei 1998 advies heeft uitgebracht en dat de
commissie de voornemens van deze instellingen onderschrijft en verwacht dat de
vorming van een transnationale instelling van belang is voor de groeiende
internationalisering van het universitair onderwijs en ook past in de vorming
van een Europese kennisunie;
Gelet op het feit dat de
Verdragsluitende Partijen bij' monde van hun onderwijsministers in het kader
van het GENT-5 akkoord van 7 februari 2000 hebben afgesproken dat zij het
initiatief van de Universiteit Maastricht en het Limburgs Universitair Centrum
tot intensievere samenwerking in de richting van een transnationale
universiteit zullen bevorderen;
Overwegende dat de
Verdragsluitende Partijen bij monde van hun onderwijsministers in het GENT-5
akkoord hebben uitgesproken dat zij ernaar streven om voor het gehele
Nederlandse taalgebied te komen tot één grote kennisruimte voor
onderwijs en wetenschappen, waarbij als algemeen uitgangspunt geldt dat zij
ertoe willen bijdragen dat instellingen gemakkelijker hun ambities op het vlak
van internationalisering kunnen verwezenlijken;
Overwegende dat
van een bundeling van de onderwijs- en onderzoekcapaciteiten van de twee
universiteiten een meerwaarde is te verwachten voor de kwaliteit van het
onderwijs en onderzoek en voor de doelmatigheid van de twee
instellingen;
Overwegende dat de vorming van een transnationale
universitaire instelling, naast een algemene universitaire dimensie, ook een
regionale en een Europese dimensie vertoont door de vorming van een hoogwaardig
kenniscentrum waar onderwijs en onderzoek worden verricht volgens
internationale kwaliteitsmaatstaven, door de vernieuwing van het onderwijs te
bevorderen, door een leerproces van internationale samenwerking te doorlopen en
door de mobiliteit van studenten tussen Nederland en Vlaanderen te
bevorderen;
Overwegende dat de Verdragsluitende Partijen door
dit Verdrag willen bijdragen aan de versterking van de kennisinfrastructuur in
de Limburgse regio en tot de vorming van één Europese ruimte voor
hoger onderwijs;
Overwegende dat het met het oog op de
bestaande verschillen tussen de nationale structuren voor het hoger onderwijs
in de beide landen dienstig is om door middel van een Verdrag een algemeen
kader te creëren voor de beoogde samenwerking,
zijn het
volgende overeengekomen :
Artikel 1
De Verdragsluitende Partijen stellen vast
dat de oprichting van de Stichting Transnationale Universiteit Limburg door de
Universiteit Maastricht en het Limburgs Universitair Centrum heeft
plaatsgevonden en nemen kennis van de totstandkoming van de Universiteit
Limburg.
Artikel 2
1. Het Koninkrijk der Nederlanden zal
bevorderen dat
a) de Universiteit Limburg met toepassing van de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt aangewezen als
universiteit, en
b) aan de Universiteit Limburg niet het recht
wordt onthouden om een getuigschrift uit te reiken nadat het afsluitend examen
van de opleiding kennistechnologie of de opleiding onderwijskunde met goed
gevolg is afgelegd.
2. Indien het eerste lid onder a en b
toepassing heeft gevonden, worden de desbetreffende opleidingen overeenkomstig
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in het Centraal
register opleidingen hoger onderwijs geregistreerd met ingang van het
studiejaar dat aanvangt in het kalenderjaar waarin dit verdrag in werking is
getreden.
Artikel 3
1. De Vlaamse Gemeenschap van België
erkent de Universiteit Limburg als een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap
in de zin van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de
Vlaamse Gemeenschap. Door deze erkenning is de Universiteit Limburg ertoe
gerechtigd academische opleidingen aan te bieden en de daarop betrekking
hebbende academische graden te verlenen in de volgende studiegebieden of delen
van studiegebieden : Biomedische wetenschappen,
Wiskunde-informatica-kennistechnologie-ICT en
Onderwijskunde.
2. De erkenning, bedoeld in het eerste lid,
geldt voor de duur van het bestaan van de Universiteit Limburg. Mocht de
Stichting om welke reden dan ook ontbonden worden, gaat het in het eerste lid
genoemde recht academische opleidingen aan te bieden, niet over op het Limburgs
Universitair Centrum, behoudens wat betreft de opleidingen die het Limburgs
Universitair Centrum op het ogenblik van de goedkeuring van het Verdrag mag
organiseren.
3. De Vlaamse Gemeenschap van België kan een
uitbreiding van het opleidingenaanbod van de Universiteit Limburg in andere
studiegebieden of delen van studiegebieden dan de in het eerste lid genoemde
goedkeuren overeenkomstig de in Vlaanderen geldende
voorschriften.
Artikel 4
Aan de Universiteit Limburg wordt niet
eerder een getuigschrift uitgereikt of een doctoraat toegekend dan wanneer is
voldaan aan de voorschriften, bedoeld in de artikelen 2 en 3, betreffende
aanwijzing, erkenning en uitbreiding van het aanbod van opleidingen en
opleidingsdelen.
Artikel 5
1. Het Koninkrijk der Nederlanden zal
bevorderen dat aan de Universiteit Maastricht financiële middelen ter
beschikking worden gesteld ten behoeve van het verzorgen van wetenschappelijk
onderwijs aan de Universiteit Limburg in een of meer opleidingen,
voorzover
a) die opleidingen niet langer door de Universiteit
Maastricht worden verzorgd,
b) die opleidingen overeenkomstig
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn geregistreerd
in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs als opleidingen verbonden
aan de Universiteit Limburg, en
c) aan de Universiteit Limburg,
indien deze is aangewezen, niet het recht is onthouden om een getuigschrift uit
te reiken nadat het afsluitend examen van die opleidingen met goed gevolg is
afgelegd,
met dien verstande dat de vaststelling van de
middelen geschiedt overeenkomstig de in Nederland terzake geldende
voorschriften.
2. Het Koninkrijk der Nederlanden zal tevens
bevorderen dat'aan de Universiteit Maastricht financiële middelen ter
beschikking worden gesteld ten behoeve van het verzorgen van wetenschappelijk
onderwijs aan de Universiteit Limburg in een of meer andere opleidingen dan
die, bedoeld in het eerste lid, voorzover
a) die opleidingen
zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs als
opleidingen verbonden aan de Universiteit Limburg, en
b) aan de
Universiteit Limburg, indien deze is aangewezen, niet het recht is onthouden om
een getuigschrift uit te reiken nadat het afsluitend examen van die opleidingen
met goed gevolg is afgelegd,
met dien verstande dat ten aanzien
van die opleidingen door de regering van het Koninkrijk der Nederlanden is
vastgesteld, dat de verzorging daarvan, gelet op het geheel van voorzieningen
op het gebied van hoger onderwijs in Nederland, in redelijkheid niet
ondoelmatig kan worden geacht.
Artikel 6
De Vlaamse Gemeenschap van België
stelt het Limburgs Universitair Centrum financiële middelen ter
beschikking ter aanwending door de Universiteit Limburg overeenkomstig het in
Vlaanderen geldende bekostigingsmechanisme van de
universiteiten.
Artikel 7
1. Bij de vaststelling van de
financiële bijdrage van het Koninkrijk der Nederlanden worden in
aanmerking genomen de aan de Universiteit Limburg ingeschreven studenten die de
Nederlandse nationaliteit bezitten.
2. Bij de vaststelling van
de financiële bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap van België worden
in aanmerking genomen de aan de Universiteit Limburg ingeschreven studenten die
de Belgische nationaliteit bezitten.
3. De studenten die een
andere nationaliteit dan de Nederlandse of Belgische bezitten, worden pro rata
toegerekend aan elk van de Verdragsluitende Partijen volgens de aantallen
studenten die respectievelijk de Nederlandse nationaliteit en de Belgische
nationaliteit bezitten.
4. De Universiteit Limburg heeft op de
voet van gelijkheid met andere universiteiten in Nederland en Vlaanderen
aanspraak op financiering van wetenschappelijk onderzoek in Nederland en
Vlaanderen door instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, die op grond van
de wet of decreet. bevoegd zijn rijksmiddelen of van overheidswege verstrekte
subsidies dan wel uitkeringen daartoe aan te wenden.
Artikel 8
1. Degene die wenst gebruik te kunnen maken
van onderwijs- en examenvoorzieningen aan de Universiteit Limburg schrijft zich
bij die universiteit in. De inschrijving als student geschiedt voor een
opleiding.
2. De Universiteit Limburg stelt de hoogte van het
inschrijvings- en collegegeld vast. Bij de vaststelling van de bedragen van het
collegegeld wordt de regeling dienaangaande, zoals opgenomen in de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in acht
genomen.
Artikel 9
1. De Verdragsluitende Partijen regelen de
studiefinanciering casu quo de studietoelagen aan de studenten die aan de
Universiteit Limburg zijn ingeschreven. Deze regelingen houden in dat studenten
die de Nederlandse nationaliteit bezitten. studiefinanciering ontvangen
overeenkomstig de in Nederland geldende voorschriften en studenten die de
Belgische nationaliteit bezitten, een studietoelage ontvangen overeenkomstig de
in Vlaanderen geldende voorschriften. De studiefinanciering casu quo de
studietoelagen dienen gelijkwaardig te zijn aan de studiefinanciering casu quo
de studietoelagen die respectievelijk studenten die de Nederlandse
nationaliteit bezitten, aan andere Nederlandse instellingen voor hoger
onderwijs ontvangen en studenten die de Belgische nationaliteit bezitten, aan
andere Vlaamse universiteiten ontvangen overeenkomstig de vigerende
voorschriften. Deze regeling laat onverlet aanspraken die op grond van
communautair recht kunnen worden gemaakt.
2. De Universiteit
Limburg kan een deel van het inschrijvings- en collegegeld compenseren voor de
studenten die een studiebeurs genieten van de. Vlaamse Gemeenschap van
België, en voor de studenten die zelf of wier ouders of voogden
onderworpen zijn aan het Belgische belastingsstelsel of het Belgische stelsel
van kinderbijslag zodanig dat hun financiële toestand gelijkwaardig is aan
die van de studenten aan de andere Vlaamse
universiteiten.
Artikel 10
1. De Universiteit Limburg reikt aan de
studenten die met goed gevolg een opleiding hebben afgerond en met goed gevolg
het afsluitend examen van die opleiding hebben afgelegd, uit een getuigschrift
zijnde het getuigschrift, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek, en het certificaat houdende het Vlaamse diploma van
een academisch graad. De studielast van de opleiding bedraagt ten minste 168
studiepunten in de zin van de in de eerste volzin genoemde wet, hierna te
noemen : WHW-studiepunten, of 240 studiepunten in de zin van het European
Credit Transfer System, hierna te noemen :
ECTS-studiepunten.
2. De Universiteit Limburg kan het doctoraat
toekennen aan personen die voldoen aan het daaromtrent in de Nederlandse dan
wel Vlaamse regelgeving bepaalde.
3. De Universiteit Limburg
kan het wetenschappelijk en academisch onderwijs inrichten volgens het
Bachelor/Master systeem.
4. De graad van Bachelor wordt behaald
na de afronding van een opleiding met een studielast van ten minste 126
WHW-studiepunten of ten minste 180 ECTS-studiepunten. Onverminderd het eerste
lid wordt de graad van Master behaald na de afronding van een opleiding met een
studielast van ten minste 42 WHW-studiepunten of ten minste 60
ECTS-studiepunten na het behalen van de graad van Bachelor of na het met goed
gevolg afronden van een opleiding van een gelijkwaardig
niveau.
5. De graad van Master, behaald aan een door de
Universiteit Limburg aangeboden opleiding, is gelijkwaardig aan het afsluitend
examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs met een studielast
van ten minste 168 WHW-studiepunten in Nederland en met een academische graad
van de tweede cyclus in Vlaanderen.
Artikel 11
De regeringen van de Verdragsluitende
Partijen stellen een Gezamenlijke Commissie in die tot taak heeft de werking
van dit verdrag te evalueren. De eerste evaluatie vindt plaats vijf jaar na de
inwerkingtreding van dit verdrag.
Artikel 12
Dit Verdrag treedt in werking met ingang
van de eerste dag van de tweede maand, volgend op de datum waarop de
Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de
constitutionele eisen is voldaan.
Artikel 13
Dit Verdrag is van toepassing op het
Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden.