Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van
de wijze van berekenen van de 80-85-procentnorm voor de vaststelling van de
begroting en de personeelsformatie van de universiteiten in de Vlaamse
Gemeenschap.
goedkeuringsdatum
05 JULI 2002
publicatiedatum
B.S.12/09/2002
datum laatste wijziging
12/09/2002
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 12 juni 1991 betreffende de
universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, inzonderheid op artikel 160, derde
lid, vervangen bij het decreet van 20 april 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven
op 27 juni 2001;
Gelet op het protocol nr. 104 van
7 september 2001 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het
Sectorcomité X - Onderwijs(Vlaamse Gemeenschap);
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 22 februari
2002, betreffende de aanvraag om advies van de Raad van State binnen een
maand;
Gelet op het advies 33.087/1 van de Raad
van State, gegeven op 14 maart 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid,
1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
In dit besluit wordt onder "het decreet"
verstaan het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de
Vlaamse Gemeenschap.
In dit besluit wordt onder
"personeelskosten" verstaan de kosten zoals vermeld in de rubriek 62 van het
boekhoudkundig schema dat als bijlage I is gevoegd bij het besluit van de
Vlaamse regering van 8 februari 1995 houdende vastlegging van het
boekhoudkundig schema en van de voorschriften voor het opstellen van de
jaarrekening van de universiteiten in de Vlaamse
Gemeenschap.
Art. 2.
Om de procentnormen, bedoeld in artikel 160 van
het decreet, te berekenen worden de geraamde personeelskosten en de geraamde
werkingsuitkeringen van het betreffende begrotingsjaar respectievelijk in de
teller en de noemer gezet. Het resultaat van die breuk wordt procentueel
uitgedrukt.
Art. 3.
Het bedrag van de geraamde personeelskosten is
gelijk aan het totale bedrag van :
1° de geraamde
personeelskosten van het zelfstandig academisch personeel, het assisterend
academisch personeel, het administratief en technisch personeel, lastens de
werkingsuitkeringen en met uitzondering van de wetenschappelijke, pedagogische,
administratieve of technische medewerkers, zoals bepaald in artikel 158, derde
lid, van het decreet;
2° de geraamde personeelskosten van
de gastprofessoren, met uitzondering van de gastprofessoren die bezoldigd
worden met daartoe bestemde giften of ten laste van overeenkomsten met derden
die uitdrukkelijk in deze bezoldiging voorzien;
3° de
geraamde betalingen aan andere instellingen voor het door die instellingen ter
beschikking gestelde personeel in uitvoering van de samenwerkingsovereenkomsten
bedoeld in de artikelen 79 en 80 van het decreet.
Het totale
bedrag wordt verminderd met het totale bedrag van de terugbetalingen die de
universiteit ontvangt als administrerende instelling zoals bedoeld in artikel
79 van het decreet of van andere instellingen voor de aan die instellingen
uitgeleende personeelsleden als bedoeld in artikel 80 van het
decreet.
Het totale bedrag wordt eveneens verminderd met de
volgende bedragen :
1° 20 % van het bedrag bedoeld in
artikel 4, 2°, van dit besluit;
2° 20 % van het bedrag
zoals bepaald in artikel 6, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering
van 8 september 2000 betreffende de financiering van de bijzondere
onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse
Gemeenschap.
Art. 4.
Het bedrag van de geraamde werkingsuitkeringen
is gelijk aan het totale bedrag van :
1° de nominale
werkingsuitkeringen, zoals bepaald in de artikelen 130, 130bis en 169quater van
het decreet;
2° de bedragen die noodzakelijk zijn voor de
uitgaven die voortvloeien uit de wettelijke en conventionele
werkgeversbijdragen en lasten, zoals bepaald in artikel 136 van hetzelfde
decreet;
3° de aanvullende bedragen, zoals bepaald in
artikel 6, § 2 en § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 8
september 2000 betreffende de financiering van de bijzondere onderzoeksfondsen
aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;
4° het
bedrag van de uitkering dat toegekend werd door de Belgische Technische
Coöperatie.
Art. 5.
In een bijlage bij de jaarlijkse begroting
worden de geraamde bedragen bedoeld in artikel 3, eerste lid, 3°, tweede
lid en derde lid, 2° en in artikel 4, 3°, door de universiteiten
afzonderlijk vermeld.
Art. 6.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
oktober 2001.
Art. 7.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.