OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de
situatie van de personeelsleden uit het onderwijs die in het schooljaar
2002-2003 in de instellingen van het Gemeenschapsonderwijs in Duitsland ter
beschikking zijn of worden gesteld wegens ontstentenis van
betrekking
goedkeuringsdatum
21 FEBRUARI 2003
publicatiedatum
B.S.03/04/2003
datum laatste wijziging
13/02/2017
COORDINATIE
impliciet opgeheven door Art. 8 van ditzelfde besluit
Opgeheven door Decr. 23-12-2016 - B.S. 13-2-2017
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs
III, inzonderheid op artikel 4, § 4;
Gelet
op het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1992 betreffende de
verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van
betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een
wachtgeld of wachtgeldtoelage, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse
regering van 7 december 1994, 9 juli 1996; 25 maart 1997, 22 september 1998, 31
augustus 1999, 4 februari 2000, 28 augustus 2000 en 1 maart 2002;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van
12 juli 1995 houdende bijzondere maatregelen ten gunste van de personeelsleden
van het gemeenschapsonderwijs tewerkgesteld in Duitsland, gewijzigd bij het
besluit van de Vlaamse regering van 10 november 2000;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
begroting, gegeven op 19 juli 2002;
Gelet op
protocol nr. 116 van 18 september 2002 houdende de conclusies van de
onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van
het Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van
afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten;
Gelet op de beraadslaging van
de Vlaamse regering, op 11 oktober 2002, betreffende de aanvraag om advies bij
de Raad van State binnen één maand;
Gelet op advies 34.287/1 van de Raad van State, gegeven op 21
november 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
§ 1. Dit besluit is van toepassing op :
1° de personeelsleden, onderworpen aan het decreet van 27
maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het
Gemeenschapsonderwijs die :
a) vast benoemd zijn;
b) overeenkomstig artikel 39 en 49 van hetzelfde decreet van
27 maart 1991 geaffecteerd zijn aan een instelling van het
Gemeenschapsonderwijs, gevestigd in Duitsland;
2° de
gefinancierde instellingen van het Gemeenschapsonderwijs gevestigd in
Duitsland, die de sub 1° bedoelde personeelsleden tewerkstellen.
§ 2. Dit besluit is echter niet van
toepassing op de leden van het meester-, vak- en dienstpersoneel onderworpen
aan voormeld decreet van 27 maart 1991.
Art. 2.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° het besluit betreffende de
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en
wedertewerkstelling : het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1992
betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens
ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de
toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage;
2° de
scholengroep : de scholengroep, bedoeld in artikel 5, § 6, van het
bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs,
waartoe de instellingen behoren die gelegen zijn in Duitsland;
3° de instelling : de instelling van de scholengroep,
bedoeld in 2°;
4° een personeelslid met het recht op
voorrang : een personeelslid dat voor een tijdelijke aanstelling in het
basisonderwijs voorrang heeft op basis van artikel 21 van het decreet van 27
maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het
Gemeenschapsonderwijs.
Art. 3.
Onverminderd de bepalingen van artikel 7,
§ 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 1995 houdende
bijzondere maatregelen ten gunste van de personeelsleden van het
Gemeenschapsonderwijs tewerkgesteld in Duitsland, worden, in voorkomend geval,
de personeelsleden, bedoeld in artikel 1, ter beschikking gesteld wegens
ontstentenis van betrekking onder de voorwaarden, bepaald in het besluit
betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking,
reaffectatie en wedertewerkstelling.
Art. 4.
In afwijking van artikel 34, 35, 36 en 36bis
van het besluit betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van
betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling, is de scholengroep in de
volgende volgorde :
1° verplicht om de personeelsleden die
ter beschikking gesteld zijn in "hetzelfde ambt" in een instelling, bij wijze
van reaffectatie en beperkt tot de prestaties waarvoor de
terbeschikkingstelling werd uitgesproken, in dienst te nemen in die instelling.
Die verplichting geldt eveneens voor betrekkingen die zijn ingenomen door
tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn voor doorlopende duur en voor
personeelsleden die waarnemend of tijdelijk aangesteld zijn in een selectie- of
bevorderingsambt;
2° verplicht om de personeelsleden die
ter beschikking gesteld zijn in "hetzelfde ambt" in een instelling, bij wijze
van wedertewerkstelling en beperkt tot de prestaties waarvoor de
terbeschikkingstelling werd uitgesproken, in dienst te nemen in die instelling.
Die verplichting geldt eveneens voor betrekkingen die zijn ingenomen door
tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn voor doorlopende duur;
3° verplicht om de personeelsleden die ter beschikking
gesteld zijn in "hetzelfde ambt" in een instelling, bij wijze van reaffectatie
en beperkt tot de prestaties waarvoor de terbeschikkingstelling werd
uitgesproken, in dienst te nemen in een instelling. Die verplichting geldt
eveneens voor betrekkingen die zijn ingenomen door tijdelijke personeelsleden
die aangesteld zijn voor doorlopende duur en voor personeelsleden die
waarnemend of tijdelijk aangesteld zijn in een selectie- of bevorderingsambt;
4° verplicht om de personeelsleden die ter beschikking
gesteld zijn in "hetzelfde ambt" in een instelling, bij wijze van
wedertewerkstelling en beperkt tot de prestaties waarvoor de
terbeschikkingstelling werd uitgesproken, in dienst te nemen in een instelling.
Die verplichting geldt eveneens voor betrekkingen die zijn ingenomen door
tijdelijke personeelsleden die aangesteld zijn voor doorlopende duur.
Als de inrichtende macht en het personeelslid akkoord gaan,
kan van deze volgorde worden afgeweken.
Als het gaat om een
wervingsambt wordt het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit
eerst in dienst geroepen. Bij gelijke dienstanciënniteit heeft het
personeelslid met de grootste ambtsanciënniteit voorrang. Is de
ambtsanciënniteit gelijk, dan wordt aan het oudste personeelslid eerst een
betrekking toegewezen;
5° verplicht om een personeelslid
aan te stellen of in dienst te houden dat het recht op voorrang of een
tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven;
6° vrij om een ander tijdelijk personeelslid dan bedoeld
in 5° aan te stellen of in dienst te houden.
Art. 5.
§ 1. Als de scholengroep na de toepassing
van artikel 4 wordt geconfronteerd met een vastgesteld tekort aan
gekwalificeerde personeelsleden, kan zij, in afwijking van artikel 11, §
2, van het besluit betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis
van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling, in de volgende volgorde :
1° personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn in
"hetzelfde ambt" in een instelling, bij wijze van wedertewerkstelling en
beperkt tot de prestaties waarvoor de terbeschikkingstelling werd uitgesproken,
in dienst nemen in die instelling in een ambt waarvoor zij over het voldoend
geacht bekwaamheidsbewijs beschikken of bij overgangsmaatregel geacht worden in
het bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs.
Als het om het ambt van leraar gaat, geldt dat voor alle
vakken en specialiteiten waarvoor het personeelslid over een voldoend geacht
bekwaamheidsbewijs beschikt;
2° personeelsleden die ter
beschikking gesteld zijn in "hetzelfde ambt" in een instelling, bij wijze van
wedertewerkstelling en beperkt tot de prestaties waarvoor de
terbeschikkingstelling werd uitgesproken, in dienst nemen in een instelling in
een ambt waarvoor zij over het voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikken of
bij overgangsmaatregel geacht worden in het bezit te zijn van een voldoend
geacht bekwaamheidsbewijs.
Als het om het ambt van leraar
gaat, geldt dat voor alle vakken en specialiteiten waarvoor het personeelslid
over een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs beschikt.
§ 2. De directeur van de betrokken instelling
beslist, in samenspraak met de algemeen directeur, over de
wedertewerkstelling(en), bedoeld in § 1.
Het betrokken
personeelslid is verplicht om die wedertewerkstelling te
aanvaarden.
Art. 6.
Na de toepassing van artikel 4 en 5 is de
scholengroep in de volgende volgorde :
1° verplicht om de
personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn en die door de
interprovinciale reaffectatiecommissie worden toegewezen bij wijze van
reaffectatie of wedertewerkstelling, in dienst te nemen;
2° verplicht om de personeelsleden die ter beschikking
gesteld zijn en die door de Vlaamse reaffectatiecommissie worden toegewezen bij
wijze van reaffectatie of wedertewerkstelling, in dienst te nemen.
Art. 7.
Het personeelslid dat ter beschikking gesteld
is wegens ontstentenis van betrekking, is verplicht naar rata van het
gepondereerde volume van de opdracht waarvoor het ter beschikking gesteld is,
de betrekking waarin het gereaffecteerd of weder te werk gesteld is
onmiddellijk te aanvaarden en in dienst te treden op de aangeduide datum.
Art. 8.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
september 2002 en houdt op van kracht te zijn op 1 september 2003.
Art. 9.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.