Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de
bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen van de personeelsleden van de centra
voor leerlingenbegeleiding
goedkeuringsdatum
12 DECEMBER 2003
publicatiedatum
B.S.01/06/2004
datum laatste wijziging
08/12/2023
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 20/07/2006 (B.S. 20/10/2006)
(2)
B.Vl.R. van 27/10/2006 (B.S. 15/12/2006)
(3)
B.Vl.R. van 09/11/2007 (B.S. 18/12/2007)
(4)
B.Vl.R. van 24/10/2008 (B.S. 05/12/2008)
(5)
B.Vl.R. van 24/04/2009 (B.S. 16/06/2009)
(6)
B.Vl.R. van 24/07/2009 (B.S. 03/09/2009)
(7)
B.Vl.R. van 10/09/2010 (B.S. 22/10/2010)
(8)
B.Vl.R. van 07/10/2011 (B.S. 29/12/2011)
(9)
B.Vl.R. van 01/03/2013 (B.S. 19/04/2013)
(10)
Arr. RvS nr. 221.648 van 06/12/2012 (B.S. 17/09/2013)
(11)
B.Vl.R. van 26/06/2015 (B.S. 23/07/2015)
(12)
B.Vl.R. van 10/03/2017 (B.S. 14/04/2017)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 ;
(13)
B.Vl.R. van 10/03/2017 (B.S. 21/04/2017)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving betreffende de nuttige ervaring en de bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in het niet-hoger onderwijs ;
(14)
B.Vl.R. van 15/06/2018 (B.S. 09/08/2018)
(15)
B.Vl.R. van 29/03/2019 (B.S. 26/06/2019)
(16)
B.Vl.R. van 28/06/2019 (B.S. 14/08/2019)
(17)
B.Vl.R. van 13/11/2020 (B.S. 30/11/2020)
(18)
B.Vl.R. van 17/11/2023 (B.S. 08/12/2023)
De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra
voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op de artikelen 48 en
49;
Gelet op het decreet van 13 juli 2001
betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek, inzonderheid op de artikelen IX,
2, § 2 en IX, 8, tweede lid;
Gelet op het
decreet van 5 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV, inzonderheid op
hoofdstuk X, afdeling 5, onderafdeling 1;
Gelet op
het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2000 tot vaststelling van de
bekwaamheidsbewijzen en de weddenschalen van de personeelsleden van de centra
voor leerlingenbegeleiding;
Gelet op het advies
van de Inspectie van Financiën van 6 juni 2003;
Gelet op het protocol nr. 513 van 9 september 2003 houdende de
conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke
vergadering van sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse
Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de Provinciale en
Plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het
protocol nr. 281 van 9 september 2003 houdende de conclusies van de
onderhandelingen die werden gevoerd in het overkoepelend
onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot
oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op het advies 35.883/1 van de
Raad van State, gegeven op 25 september 2003 met toepassing van artikel 84,
§ 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van
State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen en van de Vlaamse minister van Onderwijs
en Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op de
personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding bedoeld in de
artikelen 73 en 182 van het
decreet
van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding en op de personeelsleden van de permanente
ondersteuningscellen bedoeld in de artikelen 89, 90 en 91 van hetzelfde
decreet.
[
Art. 1bis.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° het besluit van 14 juni 1989 : het
besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;
[1°bis
basisdiploma : een diploma, vermeld in
artikel 6 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;]
2° een
bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het lange type (afgekort
: ten minste HOLT) : een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 1
tot en met 11, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989
betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en
de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van punt
2bis ;
3° een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger
onderwijs van het korte type met volledig leerplan (afgekort : ten minste
HOKTVL) : een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 1 tot en met
39, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van punt
2bis, punt 29bis, punt 30bis, punt 34bis en punt 36bis.
4°
een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het korte type
(afgekort : ten minste HOKT) : de bekwaamheidsbewijzen, vermeld in artikel 6,
punt 1 tot en met 42, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989
betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en
de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van het
diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte
type voor sociale promotie of van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale
promotie of het pedagogisch getuigschrift, uitgereikt door een centrum voor
volwassenenonderwijs, of het getuigschrift van de middelbare technische
normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en met uitzondering van
punt 2bis, punt 29bis, punt 30bis, punt 34bis en punt
36bis;
5° een bekwaamheidsbewijs van het niveau PBA : een
van de basisdiploma's vermeld in artikel 6, punt 12 tot en met 42, van het
besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, met uitzondering van het
diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type
voor sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische
normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en, vanaf 1 september
2000, het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor
sociale promotie en, vanaf 1 september 2002, het pedagogisch getuigschrift,
uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs;
6°
een bekwaamheidsbewijs van het niveau secundair onderwijs :
a)
een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 47 tot en met 56, van het
besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;
b) de
studiebewijzen die in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14
juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het
prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs vermeld
zijn als ASBO, HSBO, HSTO en HSKO.
]
Art. 2.
§ 1.
[De personeelsleden, vermeld in artikel
1, verwerven overeenkomstig hun bekwaamheidsbewijs, vermeld in bijlage I, de
overeenstemmende salarisschaal in het ambt dat ze
uitoefenen.
De basisbekwaamheidsbewijzen, vermeld in bijlage I,
moeten uitgereikt zijn, hetzij door een Belgische universiteit of door een door
een wet of decreet daarmee gelijkgestelde instelling, of door een door de Staat
dan wel door de Gemeenschap georganiseerde, gesubsidieerde of erkende
onderwijsinstelling, hetzij door een ambtshalve geregistreerde instelling voor
hoger onderwijs, hetzij door een door de Staat of de Gemeenschap ingestelde
examencommissie.
Worden eveneens aangenomen de in
overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en
studiegetuigschriften die gelijkwaardig worden verklaard met een van de
diploma's of studiegetuigschriften, vermeld in dit besluit
:
1° krachtens verdragen of internationale overeenkomsten
of;
2°
[tot 31 augustus
2011]
met toepassing van de procedure voor het
verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971
betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en
studiegetuigschriften of;
3° met ingang van 1 september
1995, met toepassing van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de
hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap of;
4° met ingang van
1 oktober 1992, met toepassing van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de
universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap of;
5° met ingang
van 1 januari 2003, met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende
de herstructurering van het hoger onderwijs in
Vlaanderen;
[ 6° met ingang van 1
september 2011, met toepassing van de codex secundair onderwijs, het decreet
van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse
Gemeenschap en het decreet van 15 juni 2007 betreffende het
volwassenenonderwijs.]
[Diploma's of
getuigschriften die buiten België uitgereikt zijn, worden eveneens
aangenomen indien ze vergezeld gaan van een conformiteitsattest zoals bepaald
in het
besluit
van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 betreffende de
omzetting van de Europese Richtlijn 2005/36 voor wervingsambten in het
onderwijs en voor sommige functies in de basiseducatie
[en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36]
.]
]
§ 2.
[Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018]
betreffende
de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs is van
toepassing voor de salarisschalen vermeld in bijlage I van dit
besluit.
§ 3.
[De tijdelijke afwijking, vermeld in bijlage I, punt 2.2, Arts, bekwaamheidsbewijzen, vereiste, opmerking 2) : Tijdelijke afwijkingen inzake bijkomend diploma, eindigt wanneer het betrokken personeelslid niet in het bezit is van het bijkomende diploma binnen een periode van 60 maanden.Na het aflopen van die periode van 60 maanden kan dat personeelslid alleen als arts aangesteld worden als houder van een 'ander' bekwaamheidsbewijs, onder de daarvoor geldende voorwaarden en met de bijbehorende salarisschaal.
Vanaf 1 januari 2013 wordt, om de termijn van 60 maanden voor de tijdelijke afwijking vast te stellen, de totale duur van de aanstellingen als arts aan salarisschaal 511 berekend. De telling gebeurt per personeelslid en niet per instelling, centrum of dienst. Voor deze berekening vormen dertig kalenderdagen één maand.
Artsen voor wie op 1 januari 2013 reeds een deel van of de volledige 60 aaneensluitende maanden verstreken zijn, gerekend vanaf 1 september van het schooljaar van hun eerste aanstelling na 1 september 2000 en die nog niet in het bezit zijn van het bijkomend diploma, kunnen onder de tijdelijke afwijking aangesteld worden als arts in een centrum voor leerlingenbegeleiding, totdat zij 60 maanden aan salarisschaal 511 bezoldigd zijn.
]
§ 4.
[...]
§
5.
[...]
[
§ 6.
[...]
]
Art. 3.
Worden gelijkgesteld met de in bijlage I
vermelde diploma's, getuigschriften en brevetten van een school of leergang, de
diploma's uitgereikt door de technische en beroepsscholen of -leergangen die
ermede gelijkgesteld zijn zoals bepaald in
artikel 8, § 1,
van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
Art. 4.
[...]
Art. 5.
Personeelsleden die op 31 augustus 2000
werkzaam waren in een PMS- of MST- centrum en die niet in het bezit zijn van
het vereiste bekwaamheidsbewijs zoals bedoeld in artikel 2, behouden in hun
nieuwe ambt de vroegere salarisschaal, tenzij anders vermeld in bijlage I van
dit besluit.
[
Art. 5bis.
Een personeelslid dat in het schooljaar
2007-2008 als ervaringsdeskundige aangesteld was en niet beschikte over een
vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, wordt met ingang van 1
september 2008 bij overgangsmaatregel geacht over een bekwaamheidsbewijs van de
categorie 'andere bekwaamheidsbewijzen' te beschikken, met salarisschaal 084,
voor het ambt van ervaringsdeskundige.
Het personeelslid
behoudt de overgangsmaatregel vermeld in dit artikel, zolang hij ononderbroken
in dienst blijft in een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of
gesubsidieerd centrum voor leerlingenbegeleiding. Voor de toepassing van deze
bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd
:
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6°
[onbezoldigd ouderschapsverlof;]
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
[
Art. 5ter.
§ 1 Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 als titularis belast zijn met het mandaat of vast benoemd zijn in het ambt van directeur in een centrum voor leerlingenbegeleiding;
2° in de loop van het schooljaar 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018 en voor 1 januari 2018 tijdelijk belast zijn met een opdracht in het mandaat van directeur in een centrum voor leerlingenbegeleiding;
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1° behouden ten persoonlijke titel salarisschaal 599;
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2° hebben recht op salarisschaal 599 wanneer zij aangesteld worden in het ambt van directeur in een centrum voor leerlingenbegeleiding;
§ 2. De personeelsleden behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 1 :
1° voor wat de vastbenoemde personeelsleden betreft : zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° voor wat de tijdelijke personeelsleden betreft : zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigd ouderschapsverlof;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 5quater.
§ 1. In het kader van de ambtshalve concordantie conform artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 worden er overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vast benoemd zijn in het ambt van medewerker in een CLB;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het ambt van medewerker in een CLB in de loop van de schooljaren 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, worden geacht over een vereist bekwaamheidsbewijs te beschikken voor het ambt van administratief medewerker met het omkaderingsgewicht dat is toegekend aan de houder van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs als vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989, en de diploma's die daarmee in het voormelde besluit gelijkgesteld zijn.
De personeelsleden behouden de salarisschaal die hun verleend is in het ambt van medewerker conform artikel 5, 5bis en de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, zoals van kracht vóór 1 september 2018.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het tweede lid worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigd ouderschapsverlof;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 5quinquies.
§ 1. In het kader van de ambtshalve concordantie conform artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, worden er overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vast benoemd zijn in het ambt van administratief werker;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het ambt van administratief werker in de loop van de schooljaren 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, worden geacht over een vereist bekwaamheidsbewijs te beschikken voor het ambt van administratief medewerker met het omkaderingsgewicht dat is toegekend aan de houder van een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor als vermeld in artikel 7 van het besluit van 14 juni 1989, en de diploma's die daarmee in het voormelde besluit gelijkgesteld zijn.
De personeelsleden behouden de salarisschaal die hun verleend is in het ambt van administratief werker conform artikel 5, 5bis en de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, zoals van kracht vóór 1 september 2018.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, behouden de overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, behouden de overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het tweede lid worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigd ouderschapsverlof;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 5sexies.
§ 1. Op 1 september 2018 kan een individuele concordantie als vermeld in artikel 56quater, paragraaf 1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en in artikel 74quinquies, paragraaf 1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, naar het ambt van coördinator toegekend worden.
De individuele concordantie kan toegekend worden aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vast benoemd zijn in een ambt in een centrum voor leerlingenbegeleiding en voor 1 januari 2018 belast met een coördinatiefunctie, conform artikel 76 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, zoals van kracht voor 1 september 2018;
2° of in de loop van het schooljaar 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018 tijdelijk aangesteld zijn in een ambt in een centrum voor leerlingenbegeleiding en voor 1 januari 2018 belast geweest zijn met een coördinatiefunctie, conform artikel 76 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, zoals van kracht voor 1 september 2018.
§ 2. Bij een individuele concordantie, als vermeld in paragraaf 1, geldt het volgende :
1° de diensten, gepresteerd in het oude ambt, tellen automatisch mee als gepresteerde diensten in het ambt van coördinator;
2° wie vast benoemd is voor het oude ambt, is vast benoemd voor het ambt van coördinator;
3° wie ter beschikking gesteld was wegens ontstentenis van betrekking voor het oude onderliggende ambt, is dat ook voor het ambt van coördinator;
4° wie gereaffecteerd of wedertewerkgesteld was in het oude ambt, is dat ook in het ambt van coördinator;
5° een conformiteitsattest voor het oude onderliggende ambt, uitgereikt ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 betreffende de omzetting van de Europese Richtlijn 2005/36 voor wervingsambten in het onderwijs en voor sommige functies in de basiseducatie en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36]², geldt automatisch voor het ambt van coördinator;
§ 3. Het individueel concordantieformulier als vermeld in artikel 56quater, § 2, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en in artikel 74quinquies, § 2, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, moet ingediend worden bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten tot uiterlijk 15 september 2018.
§ 4. Als het personeelslid en het bestuur van het centrum voor leerlingenbegeleiding niet tot een akkoord komen, kan het personeelslid het bezwaarschrift, vermeld in artikel 56quater, § 3, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en in artikel 74quinquies, § 3, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, uiterlijk tien kalenderdagen nadat de beslissing hem werd meegedeeld, indienen bij de Commissie Bezwaarschriften.
Als het bestuur van het centrum voor leerlingenbegeleiding nagelaten heeft een beslissing te nemen, kan het personeelslid een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Commissie Bezwaarschriften tot uiterlijk 5 oktober 2018.
§ 5. De Commissie Bezwaarschriften bestaat uit de administrateur-generaal van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, of zijn afgevaardigde, en uit een bevoegde inspecteur. De Commissie Bezwaarschriften beslist collegiaal binnen de dertig kalenderdagen nadat het bezwaarschrift bij de Commissie ingediend werd.
§ 6. Aan het personeelslid dat een coördinatiefunctie uitgeoefend heeft en dat in toepassing van paragraaf 1 een individuele concordantie krijgt maar niet over een vereist bekwaamheidsbewijs beschikt voor het ambt van coördinator, wordt een overgangsmaatregel toegekend.
De personeelsleden vermeld in het eerste lid worden geacht over een vereist bekwaamheidsbewijs te beschikken. Zij worden ten persoonlijke titel aangesteld in het ambt van coördinator met salarisschaal 202 vermeerderd met de niet verworven salarisschaal 268 en omkaderingsgewicht 0,9.
§ 7. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 6 zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, behouden de overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 6 zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het tweede lid worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de loopbaanonderbreking en het zorgkrediet;
3° de militaire dienst;
4° de perioden van wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigd ouderschapsverlof;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
Art. 6.
§ 1. De volgende artikelen van het besluit
van de Vlaamse regering van 13 oktober 2000 tot vaststelling van de
bekwaamheidsbewijzen en de weddenschalen van de personeelsleden van de centra
voor leerlingenbegeleiding worden opgeheven :
- de artikelen 1
tot en met 6 en artikel 9 : met ingang van 1 september 2002;
-
het artikel 7 : met ingang van 1 september 2003.
§ 2. Het opschrift van het besluit van de
Vlaamse regering van 13 oktober 2000 tot vaststelling van de
bekwaamheidsbewijzen en de weddenschalen van de personeelsleden van de centra
voor leerlingenbegeleiding wordt vervangen door wat volgt : "Besluit van de
Vlaamse regering betreffende de loonkost van sommige personeelsleden van het
voormalig medisch schooltoezicht".
[
Art. 6bis.
In bijlage I wordt met code d.d. bedoeld
:
1 : met ingang van 1 september 2000;
2 : met
ingang van 1 september 2002;
3 : met ingang van 1 september
2006;
4 : met ingang van 1 september 2007;
5 :
met ingang van 1 september 2000 tot en met 31 augustus 2007;
6
: met ingang van 1 september 2002 tot en met 31 augustus
2007;
7 : met ingang van 1 september 2006 tot en met 31
augustus 2007;
8 : met ingang van 1 september 2002, met de
beperking evenwel dat hieruit voor de periode van 1 september 2002 tot en met
31 augustus 2007 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en
de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling
wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en
wedertewerkstelling.
[
9 : met ingang van 1 september
2008;
10 : met ingang van 1 september 2006 tot en met 31
augustus 2008;
]
[11 : met ingang van 1 september
2010;]
[
12 : met ingang van 1
september 2000 tot en met 31 augustus
2011;
13 : met ingang van 1
september 2007 tot en met 31 augustus
2011;
14 : met ingang van 1
september 2011.
]
[
15: met ingang van 1 september 2000 tot en met 31 december 2012;
16: met ingang van 1 januari 2013;
17: met ingang van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2013;
18: met ingang van 1 september 2013;
19: met ingang van 1 september 2015.
]
[20 : met ingang van 1 september 2018.]
]
Art. 7.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
september 2002, met uitzondering van artikel 2, § 5 dat in werking treedt
op 1 september 2003.
Art. 8.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, zijn
ieder voor wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit.
Bijlage.
[Ambten, bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in de centra voor leerlingenbegeleiding]
- (1):
Opgeheven voor zover het de salarisschalen vaststelt voor het ambt van directeur basisonderwijs met de kengetallen 779, 828 en 879.
(Arr. Raad van State nr. 221.648, 6-12-2012)