Lokale participatieregeling in het basis- en secundair onderwijs

  • Deze omzendbrief geeft toelichting bij:
  • de pedagogische raden, ouderraden en leerlingenraden die in het basis- en secundair onderwijs (gesubsidieerd onderwijs én gemeenschapsonderwijs) onder bepaalde voorwaarden moeten worden opgericht
  • de schoolraden die in het gesubsidieerd basis- en secundair onderwijs moeten worden opgericht
  • de mogelijkheid om de participatie op het niveau van de scholengemeenschap te regelen via de oprichting van een medezeggenschapscollege
  • Deze omzendbrief bevat ook de wijzigingen aan de regelgeving over lokale participatie op school (zie het decreet houdende de diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende participatie op school van 4 april 2014)
  • Concreet gaat het over volgende wijzigingen:
  • verhoogde aandacht voor de participatie van kansengroepen (zie 3, 4.5 en 5.5)
  • afschaffing van de verplichte verkiezingen voor de samenstelling van de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad (zie 4.2)
  • informatieverplichting voor de schoolraad (zie 5.5) en de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad (zie 4.5) over de inspraakmogelijkheden
  • recht van de leerlingenraad (zie 4.4.1) en de vertegenwoordigers van de leerlingen in de schoolraad (zie 5.6) op de nodige begeleiding door het schoolbestuur
  • recht van de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad op een gemotiveerd antwoord van het schoolbestuur op een advies op eigen initiatief (zie 4.4.3)
  • bepaling van de minimale inhoud van het huishoudelijk reglement van de schoolraad (zie 5.5), de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad (zie 4.5)
  • afschaffing van de verplichte adviesbevoegdheid van de schoolraad (zie 5.4) en uitbreiding van de overlegbevoegdheid van de schoolraad (zie 5.4.4)
  • afschaffing van de verplichte overeenkomst tussen het schoolbestuur, de directeur en de schoolraad over procedureregels voor het uitoefenen van de participatierechten op school (zie 5.6)
  • afschaffing van de bemiddelingscommissie en bemiddelingsprocedure tijdens het besluitvormingsproces in de schoolraad (zie 5.7)
  • keuze om participatie op niveau van de scholengemeenschap te regelen via de individuele schoolraden of via de oprichting van een apart medezeggenschapscollege (zie 6)
  • Deze wijzigingen gaan in op 1 september 2014, met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot de wedersamenstelling van de raden. Deze bepalingen (bv. de afschaffing van de verplichte verkiezingen voor de pedagogische raad en ouder- en leerlingenraad) zijn pas van toepassing vanaf de eerstvolgende wedersamenstelling van desbetreffende raden

1. Inleiding

Het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad regelt verschillende aspecten op het vlak van participatie in het basis- en secundair onderwijs. In deze omzendbrief worden die aspecten toegelicht die gaan over de lokale participatie op school. Concreet gaat het over:

- Algemene principes m.b.t. participatief bestuur op school (zie 3);

- De regeling m.b.t. de pedagogische raden, leerlingenraden en ouderraden (zie 4);

- De regeling m.b.t. de schoolraden en de bemiddelings- en geschillenregeling (zie 5);

- De regeling m.b.t. het medezeggenschapscollege (zie 6).

Het participatiedecreet regelt - naast de lokale participatie - ook de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) en de subsidiëring van ouderkoepelverenigingen en bevat de rechtsgrond voor een expertisecentrum ter ondersteuning van participatie op school (de inwerkingtreding van dit expertisecentrum is tot een nog te bepalen datum uitgesteld). Deze aspecten van het participatiedecreet worden in afzonderlijke omzendbrieven toegelicht.

2. Op wie is deze omzendbrief van toepassing?

De bepalingen over de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad (zie 4) zijn van toepassing op álle basis- en secundaire scholen (gewoon en buitengewoon, voltijds en deeltijds), met uitzondering van de scholen van het buitengewoon onderwijs type 5.

De bepalingen over de schoolraad (zie 5) zijn uitsluitend van toepassing op de basis- en secundaire scholen in het gesubsidieerd onderwijs.

3. Algemene principes op het vlak van participatief bestuur op school

Alle schoolactoren samen hebben de maatschappelijke opdracht om een school op participatieve wijze uit te bouwen tot een democratische leefgemeenschap. Voor het realiseren van deze opdracht zijn vormen van formele en informele participatie essentiële voorwaarden. Schoolbesturen (inrichtende machten) en alle onderwijsparticipanten (personeel, ouders, leerlingen) hebben daarom een zorgplicht om verschillende participatievormen actief te ondersteunen.

Streven naar een weerspiegeling van de schoolpopulatie in de samenstelling van de participatieorganen is een opdracht voor alle schoolactoren. Alle leerlingen, ouders en personeelsleden moeten immers de kans krijgen om te participeren. Daarom geldt een inspanningsverplichting voor het schoolbestuur, de directies en alle leden van de participatieorganen om maatschappelijk kwetsbare groepen beter te betrekken bij het schoolbeleid. De schoolraad, pedagogische raad, ouderraad en leerlingenraad hebben de mogelijkheid om ervaringsdeskundigen en experten te betrekken bij de activiteit van hun raad (zie 4.5 en 5.5).

Participatierechten versterken het draagvlak van scholen en garanderen dat iedereen die betrokken is bij het onderwijs de onderwijs- en opvoedkundige opdrachten van scholen samen realiseert.

De rechten die het participatiedecreet garandeert op het vlak van informatie, advies en overleg doen geen afbreuk aan de vrijheid van onderwijs: de inspraakrechten moeten uitgeoefend worden rekening houdend met het pedagogisch project. Het schoolbestuur (inrichtende macht) behoudt steeds de eindbeslissingsbevoegdheid en de eindverantwoordelijkheid voor genomen beslissingen.

De uitgetekende participatiestructuur houdt ook rekening met de eerder vastgelegde syndicale overlegstructuren: de schoolraad mag zich niet uitspreken over de consequenties op het vlak van arbeidsvoorwaarden of over de personeelseffecten van voorstellen van beslissing die hem voor overleg worden voorgelegd. Een voorstel van beslissing met gevolgen voor het personeel van de school zal m.a.w. altijd eerst aan de schoolraad en vervolgens aan het lokaal comité voor overleg worden voorgelegd.

4. De pedagogische raad, ouderraad en leerlingenraad

4.1. Oprichting van een pedagogische raad, ouderraad en leerlingenraad

Personeelsleden, leerlingen en ouders van kinderen in een basis- of een secundaire school kunnen vragen om respectievelijk een pedagogische raad, een leerlingenraad en een ouderraad op te richten in de school. Deze raden moeten worden opgericht als een voldoende aantal personen daar om vraagt.

4.1.1. Pedagogische raad

Een pedagogische raad moet worden opgericht als ten minste 10% van de personeelsleden daar om vraagt, voor zover dit percentage ten minste 3 personeelsleden betreft. Onder personeelsleden wordt begrepen alle personeelsleden (ongeacht de personeelscategorie) die effectief prestaties leveren in de betrokken school als tijdelijke, als gereaffecteerde of wedertewerkgestelde of als vastbenoemde.

4.1.2. Ouderraad

Een ouderraad moet opgericht worden als ten minste 10% van de ouders daar om vraagt, voor zover dit percentage ten minste 3 ouders betreft. Het begrip ouder moet in de ruime zin begrepen worden: de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de leerling onder bewaring hebben. Om het percentage van ouders te bepalen dat om de oprichting vraagt, moet men ervan uitgaan dat er per gezin of leefeenheid slecht één vraag tot oprichting kan worden gesteld.

4.1.3. Leerlingenraad

In het lager onderwijs moet een leerlingenraad opgericht worden als ten minste 10% van de regelmatige leerlingen uit de leeftijdsgroep 11 tot 13-jarigen daar om vraagt.

In een secundaire school is een leerlingenraad in principe verplicht, tenzij aan de twee volgende voorwaarden is voldaan:

- de betrokkenheid van de leerlingen wordt via het schoolreglement op een andere manier verzekerd;

én

- er is geen 10% van de regelmatige leerlingen die om de oprichting van een leerlingenraad vraagt.

4.2. Samenstelling van de pedagogische raad, ouderraad en leerlingenraad

Wijziging vanaf eerstvolgende wedersamenstelling:

De verplichte verkiezingen voor de samenstelling van de pedagogische raad, de ouder- en de leerlingenraad worden afgeschaft. Deze raden kunnen voortaan via hun huishoudelijk reglement zelf bepalen hoe ze worden samengesteld.

4.2.1. De pedagogische raad

De zetelende pedagogische raad bepaalt via het huishoudelijk reglement de manier waarop deze raad voor de volgende mandaatperiode zal worden samengesteld. De zetelende pedagogische raad staat ook in voor de organisatie van die samenstelling.

Alle personeelsleden worden op de hoogte gebracht over en betrokken bij de samenstelling van de pedagogische raad en kunnen zich kandidaat stellen.

Als de zetelende pedagogische raad nalaat om dit te bepalen of als er geen zetelende pedagogische raad is, staat het schoolbestuur (inrichtende macht) samen met de schoolraad in voor de samenstelling van de pedagogische raad via verkiezingen.

Elke personeelslid kan zich in dat geval verkiesbaar stellen en is stemgerechtigd. Als er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of als het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, zijn de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld van rechtswege verkozen en wordt de verkiezingsperiode als beëindigd beschouwd.

Het lidmaatschap van de pedagogische raad mag nooit repercussies hebben op de rechtspositie van een personeelslid (bv. het oplopen van een tuchtsanctie voor het uiten van zijn mening in de uitoefening van zijn mandaat).

4.2.2. De ouderraad

De zetelende ouderraad bepaalt via het huishoudelijk reglement de manier waarop deze raad voor de volgende mandaatperiode zal worden samengesteld. De zetelende ouderraad staat ook in voor de organisatie van die samenstelling.

Alle ouders worden op de hoogte gebracht over en betrokken bij de samenstelling van de ouderraad en kunnen zich kandidaat stellen.

Als de zetelende ouderraad nalaat om dit te bepalen of als er geen zetelende ouderraad is, staat het schoolbestuur (inrichtende macht) samen met de schoolraad in voor de samenstelling van de ouderraad via verkiezingen.

Elke ouder kan zich in dat geval verkiesbaar stellen en is stemgerechtigd. Als er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of als het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, zijn de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld van rechtswege verkozen en wordt de verkiezingsperiode als beëindigd beschouwd.

4.2.3. De leerlingenraad

In het secundair onderwijs bepaalt de zetelende leerlingenraad via het huishoudelijk reglement de manier waarop deze raad voor de volgende mandaatperiode zal worden samengesteld. De zetelende leerlingenraad staat ook in voor de organisatie van die samenstelling.

Alle leerlingen worden op de hoogte gebracht over en betrokken bij de samenstelling van de leerlingenraad en kunnen zich kandidaat stellen.

Als de zetelende leerlingenraad nalaat om dit te bepalen of als er geen zetelende leerlingenraad is, staat het schoolbestuur (inrichtende macht) samen met de schoolraad in voor de samenstelling van de leerlingenraad via verkiezingen.

Elke leerling kan zich in dat geval verkiesbaar stellen en is stemgerechtigd. Als er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of als het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, zijn de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld van rechtswege verkozen en wordt de verkiezingsperiode als beëindigd beschouwd.

De manier waarop een leerlingenraad in het lager onderwijs wordt samengesteld, moet worden vastgelegd in het schoolreglement. De leerlingenraad in het lager onderwijs kan via verkiezingen worden samengesteld, maar ook minder formele manieren - rekening houdend met de draagkracht en de leeftijd van de kinderen - zijn mogelijk.

Het lidmaatschap van de leerlingenraad mag nooit repercussies hebben op de rechtspositie van een leerling (bv. het oplopen van een tuchtsanctie voor het uiten van zijn mening in de uitoefening van zijn mandaat).

4.3. Duur van een mandaat in de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad

De pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad worden samengesteld voor een periode van 4 jaar.

De raden kunnen zelf een regeling uitwerken over de manier waarop mandaten worden beëindigd, waarbij geheel of gedeeltelijk mag worden afgeweken van de wettelijke regeling. Als de raden geen eigen regeling uitwerken, dan gelden de wettelijke bepalingen.

Deze wettelijke regeling bepaalt dat:

- het personeel van rechtswege zijn mandaat beëindigt van zodra het niet langer effectief tewerkgesteld is in de school;

- de leerlingen van rechtswege hun mandaat beëindigen van zodra ze de school verlaten hebben;

- de ouders van rechtswege hun mandaat beëindigen van zodra hun kinderen de school hebben verlaten.

4.4. Rechten, plichten en bevoegdheden van de pedagogische raad, ouderraad en leerlingenraad

Het zwaartepunt van inspraak op school wordt in het participatiedecreet bij de schoolraad gesitueerd. Het is immers uitsluitend daar dat de belangen en de voorstellen van álle betrokken actoren aan bod kunnen komen en tegenover elkaar worden afgewogen. Op die manier wordt ook voor het schoolbestuur (inrichtende macht) op eenduidige wijze de gesprekspartner vastgelegd en kan het in gesprek treden met de afgevaardigden van de verschillende actoren op school, samengebracht in de schoolraad.

De bevoegdheden van de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad zijn omschreven vanuit de ondersteunende rol die zij bieden aan de schoolraad.

4.4.1. Recht op informatie en ondersteuning 

De pedagogische raden, ouder- en leerlingenraden oefenen hun recht op informatie uit via hun vertegenwoordigers in de schoolraad. Dit betekent dat als zij voor het uitoefenen van hun adviesbevoegdheid meer informatie willen, zij hiervoor uitsluitend via de leden van de schoolraad een vraag aan het schoolbestuur (inrichtende macht) kunnen richten. 

Dit algemeen informatierecht kan én moet niet worden uitgeoefend ten aanzien van:

- vragen die kennelijk onredelijk zijn;

- aanvragen met betrekking tot documenten die niet af of onvolledig zijn;

- gegevens die via een decreet of wet onder de geheimhoudingsverplichting vallen;

- informatie van persoonlijke aard, tenzij de betrokkene ermee akkoord gaat;

- documenten met betrekking tot een strafsanctie, een administratieve sanctie of een tuchtmaatregel;

- documenten die gegevens bevatten die door derden werden verstrekt, op voorwaarde dat ze vertrouwelijk blijven.

Het schoolbestuur geeft de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad de nodige logistieke ondersteuning en de leerlingenraad de nodige begeleiding.

4.4.2. Informatie- en communicatieplicht

De pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad hebben een informatie- en communicatieplicht over hun activiteiten en standpunten tegenover al het personeel, alle leerlingen en alle ouders.

4.4.3. Adviesbevoegdheid

De pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad kunnen op vraag van de schoolraad of op eigen initiatief advies uitbrengen aan de schoolraad over alle aangelegenheden waarover de schoolraad overlegbevoegdheid heeft (zie 5.4.4).

Het schoolbestuur (inrichtende macht) geeft de desbetreffende raad na ontvangst van dit advies een gemotiveerd antwoord binnen 30 kalenderdagen.

Elk advies van de pedagogische raad, ouder- of leerlingenraad wordt ter informatie bezorgd aan de overige deelraden en de schoolraad.

4.5. Werking van de pedagogische raad, ouderraad en leerlingenraad

Wijziging vanaf 1 september 2014:

De minimale inhoud van het huishoudelijk reglement van de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad wordt decretaal vastgelegd. De huishoudelijke reglementen dienen conform deze bepalingen te worden aangepast.

De pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad bepalen hun werking in een huishoudelijk reglement, dat zij zelf opstellen. Het dient minimaal volgende elementen te bevatten:

- de manier van samenstelling;

- het aantal mandaten;

- de manier waarop nieuwe leden tijdens de mandaatperiode kunnen toetreden tot de raad en de redenen en de manier waarop mandaten vervroegd beëindigd kunnen worden;

- de manier waarop de raad zijn afvaardiging voor de schoolraad bepaalt;

- de manier waarop ervaringsdeskundigen en experten bij de werkzaamheden van de raad kunnen worden betrokken;

- de manier waarop de raad wordt samengeroepen en de vergaderfrequentie;

- de manier van besluitvorming;

- de manier waarop de raad zijn communicatie- en informatieplicht zal realiseren;

- de vakantieperiodes die de termijn schorsen waarbinnen het schoolbestuur (inrichtende macht) het advies van de raad moet beantwoorden (30 kalenderdagen).

4.6. Verband tussen de samenstelling van de pedagogische raad, de ouder- en leerlingenraad enerzijds en de schoolraad anderzijds

4.6.1. Gesubsidieerd onderwijs

Het participatiedecreet van 2 april 2004 verplicht de oprichting van een schoolraad in elke basis- en secundaire school van het gesubsidieerd onderwijs.

Een pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad kan er voor opteren om in zijn raad een aantal personen aan te duiden die respectievelijk de personeels-, ouder- en leerlingengeleding in de schoolraad moeten uitmaken. Als de pedagogische raad, ouder- of leerlingenraad zelf geen vertegenwoordigers voor de schoolraad aanduiden, wordt de schoolraad samengesteld via georganiseerde verkiezingen (zie 5.3.5.1).

Voor de centra voor deeltijds onderwijs (CDO) moet geen aparte schoolraad worden opgericht. De participatierechten worden uitgeoefend in de schoolraad van de school waarmee het CDO is verbonden.

4.6.2. Gemeenschapsonderwijs

Wijziging vanaf 1 september 2015:

Ook in de schoolraden van het gemeenschapsonderwijs moeten de leerlingen in het secundair onderwijs vertegenwoordigd worden. Zij hebben recht op 2 stemgerechtigde leden.

De bepalingen over de schoolraad uit het participatiedecreet van 2 april 2004 zijn uitsluitend van toepassing op de basis- en secundaire scholen in het gesubsidieerd onderwijs. De oprichting, samenstelling, bevoegdheden en werking van de schoolraad in basis- en secundaire scholen die behoren tot het gemeenschapsonderwijs wordt immers geregeld in het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs.

Ouders, personeel en vertegenwoordigers van de lokale gemeenschap waren reeds vertegenwoordigd in de schoolraad. Leerlingen daarentegen niet.

Een wijziging aan het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs zorgt er voor dat ook de leerlingen in het secundair onderwijs vanaf 1 september 2015 moeten worden vertegenwoordigd in de schoolraden van het gemeenschapsonderwijs. Een leerlingenraad heeft recht op een afvaardiging van 2 stemgerechtigde leden, aangeduid door en uit de leerlingenraad. Als er geen leerlingenraad is of als de leerlingenraad geen afvaardiging aanduidt, wordt de leerlingenafvaardiging aangeduid via verkiezingen.

In het buitengewoon secundair onderwijs oordeelt de directeur in overleg met de pedagogische raad over de opportuniteit van een of meer leerlingen in de schoolraad, rekening houdend met de mogelijkheden en de draagkracht van de leerlingen. De vertegenwoordiging van leerlingen in de schoolraad in het buitengewoon secundair onderwijs is alleen verplicht voor scholen met opleidingsvorm 4.

5. De schoolraad

5.1. Toepassingsgebied: uitsluitend het gesubsidieerd onderwijs

De bepalingen over de schoolraad uit het participatiedecreet van 2 april 2004 zijn uitsluitend van toepassing op de basis- en secundaire scholen uit het gesubsidieerd onderwijs (zie 4.6.1 en 4.6.2), met uitzondering van de scholen van het buitengewoon onderwijs type 5 (zie 5.2.1).

5.2. Oprichting van de schoolraad

5.2.1. In welke scholen moet een schoolraad opgericht worden?

In álle basis- en secundaire scholen van het gesubsidieerd vrij en het gesubsidieerd officieel onderwijs moet een schoolraad worden opgericht.

Hierop zijn twee uitzonderingen:

- De scholen van het buitengewoon onderwijs type 5 moeten geen schoolraad hebben, gezien de specificiteit van deze scholen (bv. het grote leerlingenverloop);

- Scholen met een schoolbestuur (inrichtende macht) dat participatief is samengesteld, moeten evenmin een schoolraad hebben. 'Participatief samengesteld' betekent dat aan een aantal voorwaarden is voldaan. Zo moet de het schoolbestuur (inrichtende macht) voor minstens 2/3 bestaan uit rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van personeel en van ouders. Ook moet er een billijk evenwicht zijn tussen het aantal vertegenwoordigers van personeel en van ouders. Dit evenwicht is gewaarborgd wanneer zowel ouders als personeel evenveel stemmen hebben, óf wanneer het aantal stemmen van de grootste geleding kleiner is dan de helft van het totaal aantal stemmen binnen het schoolbestuur (inrichtende macht).

In het secundair onderwijs is er nog een bijkomende voorwaarde. Daar moeten immers ook vertegenwoordigers van de leerlingenraad met raadgevende stem betrokken worden bij de beslissingen m.b.t. aangelegenheden die zijn opgesomd onder 5.4.3 van deze omzendbrief. Met raadgevende stem betekent dat deze leerlingen raad kunnen geven, maar geen stemrecht hebben. Bovendien moet het aantal vertegenwoordigers van de leerlingen minstens gelijk zijn aan het aantal vertegenwoordigers van de ouders.

Voorbeeld basisonderwijs:

Een schoolbestuur in het basisonderwijs bestaat uit 9 leden. Dit schoolbestuur is participatief samengesteld op voorwaarde dat ten minste 6 leden (d.w.z. ten minste 2/3) vertegenwoordigers zijn van personeel en van ouders. Deze vertegenwoordigers van personeel en van ouders moeten rechtstreeks verkozen zijn. Bovendien moet de verhouding tussen de oudergeleding en de personeelsgeleding evenwichtig zijn. Dit betekent dat beide geledingen ofwel evenveel stemmen hebben ofwel dat het aantal stemmen van de grootste geleding kleiner is dan de helft van het totaal aantal stemmen binnen het schoolbestuur. Gesteld dat personeel en ouders in totaal 6 vertegenwoordigers hebben, betekent dit het volgende: personeel en ouders hebben elk 3 vertegenwoordigers, of de grootste geleding (hetzij ouders, hetzij personeel) heeft ten hoogste 4 stemmen (want 4 is kleiner dan de helft van het aantal stemmen).

Voorbeeld secundair onderwijs:

Een inrichtende macht van een secundaire school bestaat uit 12 stemgerechtigde leden. Minstens 8 van deze leden moeten het personeel en de ouders vertegenwoordigen. Bij deze 8 leden is het vrij te bepalen hoeveel ouders en hoeveel personeelsleden er zetelen, maar een geleding mag nooit meer dan 6 leden tellen. Naast de 12 stemgerechtigde leden maken er ook nog leerlingen deel uit van de inrichtende macht die met raadgevende stem betrokken worden. Hun aantal wordt bepaald door het aantal zetelende ouders en moet daaraan gelijk zijn.

5.2.2. Op welk niveau moet er een schoolraad opgericht worden?

In principe wordt een schoolraad opgericht op het niveau van de school (dus niet op het niveau van de vestigingsplaats).

Hierop is één uitzondering mogelijk: schoolbesturen (inrichtende machten) kunnen voor verschillende scholen één schoolraad oprichten, op voorwaarde dat:

- deze scholen tot hetzelfde onderwijsniveau behoren (m.a.w. allemaal tot het basisonderwijs of allemaal tot het secundair onderwijs)

én

- de vestigingen van al deze scholen gelegen zijn binnen dezelfde gemeente of binnen een straal van 2 km.

Deze regeling geldt dan voor de duur van het lopende mandaat van de schoolraad, d.w.z. 4 jaar.

5.3. Samenstelling van de schoolraad

5.3.1. Wie zetelt in de schoolraad?

In het basisonderwijs bestaat een schoolraad uit vertegenwoordigers van de ouders, het personeel en de lokale gemeenschap.

In het secundair onderwijs bestaat een schoolraad uit vertegenwoordigers van de ouders, het personeel, de leerlingen en de lokale gemeenschap.

In het buitengewoon secundair onderwijs oordeelt de inrichtende macht in overleg met de pedagogische raad (of met het personeel als er geen pedagogische raad is) over de opname van één of meer leerlingen in de schoolraad. Inrichtende macht en pedagogische raad houden daarbij rekening met de mogelijkheid en de draagkracht van de leerlingen. Echter, wanneer de school opleidingsvorm 4 aanbiedt, is de opname van één of meer leerlingen in de schoolraad verplicht.

5.3.2. Hoeveel vertegenwoordigers van elke geleding zetelen in de schoolraad?

Ouders, personeel, leden van de lokale gemeenschap en leerlingen in het secundair onderwijs hebben steeds een gelijk aantal vertegenwoordigers in de schoolraad.

Bij de oprichting van de eerste schoolraad heeft elke geleding ten minste 2 vertegenwoordigers. Nadien kan de schoolraad dit aantal zelf bepalen, maar het bedraagt altijd ten minste 2 vertegenwoordigers per geleding. Ook moeten alle geledingen steeds een gelijk aantal vertegenwoordigers toebedeeld krijgen.

Voorbeeld:

Een schoolraad kan er voor opteren om het aantal vertegenwoordigers van de oudergeleding van 3 op 4 te brengen, op voorwaarde dat ook de andere geledingen (personeel, lokale gemeenschap en in het secundair onderwijs ook de leerlingen) 4 vertegenwoordigers krijgen.

Een schoolbestuur (inrichtende macht) kan waarborgen uitwerken om er voor te zorgen dat verschillende vestigingsplaatsen of verschillende scholen in de schoolraad worden vertegenwoordigd.

5.3.3. Wie kan de schoolraad voorzitten?

De schoolraad duidt zelf een voorzitter aan. Deze voorzitter kan eventueel buiten de leden van de raad worden aangeduid, maar dan is hij niet stemgerechtigd. Het decreet bepaalt ook dat noch de directeur, noch een lid van het schoolbestuur (inrichtende macht) als voorzitter kunnen aangeduid worden.

5.3.4. Zetelt het schoolbestuur ook in de schoolraad?

Om er voor te zorgen dat de schoolraad maximaal geïnformeerd wordt over geplande beslissingen en achterliggende beweegredenen, woont het schoolbestuur als volwaardig lid de vergaderingen van de schoolraad bij en treedt het in overleg over alle geplande beslissingen die voor overleg aan de schoolraad worden voorgelegd.

Het schoolbestuur kan er voor kiezen om zich te laten afvaardigen op de schoolraad of de directeur daartoe te mandateren. Ook kan het schoolbestuur samen met de directeur aanwezig zijn op de schoolraad.

Alleen als de schoolraad wil vergaderen om een advies op eigen initiatief op te stellen, kan de schoolraad aangeven dat zij dit liever doet zonder de aanwezigheid van het schoolbestuur, een afgevaardigde van het schoolbestuur of de directeur.

5.3.5. Hoe worden de vertegenwoordigers voor de schoolraad aangeduid?

Wijziging vanaf de eerstvolgende wedersamenstelling:

De pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad hebben het recht om zelf uit hun respectievelijke raad afgevaardigden voor de schoolraad aan te duiden.

Indien de pedagogische raad, ouder- of leerlingenraad geen gebruik wil maken van dit recht, of als er geen pedagogische raad, ouder- of leerlingenraad bestaat, moeten de vertegenwoordigers voor de schoolraad via verkiezingen worden aangeduid.

5.3.5.1. Vertegenwoordigers van personeel, ouders en leerlingen

Er zijn twee mogelijkheden om de vertegenwoordigers in de schoolraad samen te stellen: via aanduiding van personen door en uit de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad (deelraden), of via verkiezingen.

Aanduiding van personen door en uit de deelraden

Als in een school pedagogische raad, ouder- of leerlingenraad bestaat, hebben deze raden het recht om hun geleding in de schoolraad zelf aan te duiden vanuit hun raad. De geledingen in de schoolraad kunnen m.a.w. worden samengesteld uit afgevaardigden die zijn aangeduid door en uit deze raden.

Voorbeeld:

Als een school beschikt over een ouderraad dan hebben de leden van deze ouderraad het recht om uit hun midden ouders aan te duiden die de oudergeleding in de schoolraad zullen vertegenwoordigen. In deze situatie moeten geen verkiezingen georganiseerd worden om ouders voor de schoolraad aan te duiden.

Via verkiezingen

Het aanduiden van vertegenwoordigers voor de schoolraad vanuit de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad is echter geen verplichting. Deze deelraden kunnen er nog steeds voor kiezen om de vertegenwoordiging van personeel, ouders en leerlingen niet vanuit hun raad aan te duiden, maar de samenstelling van de schoolraad via verkiezingen te organiseren.

Ook als één van deze deelraden niet bestaat in een school, moeten de vertegenwoordigers voor de schoolraad voor die geleding aangeduid worden via verkiezingen.

Het schoolbestuur (inrichtende macht) of zijn gemandateerde bepaalt de verdere uitwerking van de verkiezingsprocedure, en verzekert daarbij dat iedereen die verkiesbaar is zich kandidaat kan stellen en dat iedereen die stemgerechtigd is kan stemmen. Het schoolbestuur (inrichtende macht) kan ook beslissen om deze bevoegdheid te delegeren.

Het schoolbestuur (inrichtende macht) of zijn gemandateerde kan in het buitengewoon secundair onderwijs gemotiveerd beslissen om in overleg met de pedagogische raad of - als deze ontbreekt - in overleg met het personeel de leerlingengeleding in de schoolraad aan te duiden. Het schoolbestuur (inrichtende macht) kan ook beslissen om deze bevoegdheid te delegeren.

5.3.5.2. Vertegenwoordigers van de leden van de lokale gemeenschap : via coöptatie

De vertegenwoordigers van de lokale gemeenschap worden bij consensus aangeduid door de andere geledingen in de schoolraad (de ouders, het personeel en - in het secundair onderwijs - de leerlingen).

Met de lokale gemeenschap wordt bedoeld de socio-economische of socio-culturele omgeving van de school: leden van socio-economische of -culturele verenigingen, mensen met een verdienste op het vlak van bv. onderwijs, wetenschap, economie of cultuur en met een betrokkenheid bij de school. De participatie van deze leden bevordert de maatschappelijke inbedding van de school en helpt bij het uitbouwen van samenwerkingsverbanden op tal van domeinen, zoals de afstemming en voorbereiding op het beroepsleven, het gebruik van sportinfrastructuur, het gebruik van de schoolgebouwen voor buitenschoolse kinderopvang, de integratie van de scholen in het buurtleven, het gebruik van ICT-infrastructuur, ... 

5.3.6. Wat als er voor een bepaalde geleding geen of onvoldoende vertegenwoordigers zijn?

Als er minder kandidaten zijn dan het aantal toe te wijzen mandaten of als het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal toe te wijzen mandaten, zijn de kandidaten die op de kandidatenlijst worden vermeld van rechtswege verkozen en wordt de verkiezingsprocedure als beëindigd beschouwd.

Als er voor een bepaalde geleding onvoldoende vertegenwoordigers zijn (bv. de school vindt onvoldoende ouders om de oudergeleding in de schoolraad op te vullen), dan is de schoolraad toch regelmatig samengesteld. Uiteraard geldt deze bepaling enkel op voorwaarde dat het schoolbestuur (inrichtende macht) alle stappen ondernomen heeft die decretaal opgelegd zijn om een schoolraad samen te stellen (bv. er voor zorgen dat iedereen die verkiesbaar is zich kandidaat kan stellen).

5.3.7. Hoe lang duurt een mandaat in de schoolraad?

De schoolraden worden samengesteld voor een periode van 4 jaar.

De schoolraad kan zelf in zijn huishoudelijk reglement een regeling uitwerken over de manier waarop mandaten beëindigd worden. Werkt de schoolraad geen eigen regeling uit, dan gelden dezelfde wettelijke bepalingen als bij de pedagogische raad, ouder- en leerlingenraad (zie 4.3). 

Als een lid van de schoolraad zijn mandaat vroegtijdig beëindigt, dan volmaakt een plaatsvervanger dit mandaat, op de manier die vastgelegd is in het huishoudelijk reglement.

Bij fusie of opslorping van scholen wordt er een nieuwe schoolraad samengesteld door de betrokken schoolraden en uit die raden. Deze nieuwe schoolraad voltooit dan de lopende termijn van 4 jaar.

5.4. Rechten, plichten en bevoegdheden van de schoolraad

Wijziging vanaf 1 september 2014:

De verplichte adviesbevoegdheid van de schoolraad wordt afgeschaft.

De schoolraad heeft voortaan overlegbevoegdheid over alle materies zoals vermeld onder 5.4.4.

De manier waarop de schoolraad zijn communicatie- en informatieplicht over de eigen werking zal realiseren, moet worden opgenomen in het huishoudelijk reglement.

De schoolraad heeft recht op een gemotiveerd antwoord van het schoolbestuur op zijn advies op eigen initiatief binnen 30 kalenderdagen.

5.4.1. Recht op informatie

Om hun participatierechten volop te kunnen uitoefenen, moeten de leden van de schoolraad over voldoende informatie beschikken. Daarom hebben zij een algemeen informatierecht ten aanzien van het schoolbestuur (inrichtende macht) en de directeur.

Het informatierecht van de schoolraad betreft die aangelegenheden waarover de raad zijn advies- en overlegrechten uitoefent (zie 5.4.3 en 5.4.4).

Het recht op informatie kan én mag niet worden uitgeoefend ten aanzien van:

- vragen die kennelijk onredelijk zijn;

- aanvragen met betrekking tot documenten die niet af of onvolledig zijn;

- gegevens die via een decreet of wet onder de geheimhoudingsverplichting vallen;

- informatie van persoonlijke aard, tenzij de betrokkene ermee akkoord gaat;

- documenten met betrekking tot een strafsanctie, een administratieve sanctie of een tuchtmaatregel;

- documenten die gegevens bevatten die door derden werden verstrekt, op voorwaarde dat ze vertrouwelijk blijven.

5.4.2. Communicatie- en informatieplicht van de schoolraad

De schoolraad heeft zelf ook een communicatie- en informatieplicht over zijn werking. De schoolraad moet personeelsleden, leerlingen en ouders regelmatig informeren over zijn activiteiten, zijn standpunten en de manier waarop hij zijn bevoegdheden uitoefent. De manier waarop de schoolraad deze communicatie- en informatieplicht zal realiseren, moet worden opgenomen in het huishoudelijk reglement (zie 5.5).

5.4.3. Adviesbevoegdheid op eigen initiatief

De schoolraad kan aan het schoolbestuur op eigen initiatief een schriftelijk advies uitbrengen over alle aangelegenheden waarover de schoolraad overlegbevoegdheid heeft (zie 5.4.4).

Het schoolbestuur geeft na ontvangst van dit advies binnen 30 kalenderdagen een gemotiveerd antwoord aan de schoolraad.

5.4.4. Overlegbevoegdheid

Het schoolbestuur (inrichtende macht) informeert de schoolraad tijdig over de geplande beslissingen die voor overleg aan de schoolraad zullen worden voorgelegd. Op basis van deze informatie bepaalt de schoolraad bij het begin van het schooljaar zijn overlegagenda. Als daar in de loop van het schooljaar een beslissing aan wordt toegevoegd, komt die ook in aanmerking voor overleg.

 

Als een overleg niet plaats vindt binnen een termijn van 21 kalenderdagen - met ingang op de dag nadat een geplande beslissing voor overleg wordt voorgelegd - wordt verondersteld dat het overleg heeft plaats gevonden. Een schoolraad kan ook afzien van zijn recht op overleg.

Het overleg vindt plaats in een gezamenlijke vergadering van het schoolbestuur of zijn gemandateerde en de schoolraad, en mondt uit in een verslag waarin alle standpunten worden opgenomen. Het schoolbestuur of zijn gemandateerde neemt een gemotiveerde eindbeslissing na het overleg (of na de onderhandeling) en brengt de schoolraad op de hoogte van deze beslissing. Als er na het overleg in de schoolraad nog een syndicaal overleg plaats vindt, zal de beslissing en de terugkoppeling ervan aan de schoolraad pas kunnen gebeuren na afronding van dat syndicaal overleg.

De overlegbevoegdheid is van toepassing op materies met een reële impact op het dagdagelijkse leven in de school. Een effectief debat, waarbinnen de geponeerde voorstellen kunnen worden bijgeschaafd, is m.a.w. opportuun.

Het schoolbestuur (inrichtende macht) of zijn gemandateerde legt daarom elk onderwerp van beslissing voor overleg aan de schoolraad voor als het betrekking heeft op:

- de bepaling van het profiel van de directeur;

- het studieaanbod;

- het aangaan van samenwerkingsverbanden met andere schoolbesturen en met externe instanties;

- de opstapplaatsen en de busbegeleiding in het kader van het vervoer dat het schoolbestuur aanbiedt;

- de vaststelling van het nascholingsbeleid;

- het beleid met betrekking tot experimenten en projecten;

- het opstellen of wijzigen van het schoolreglement, het schoolwerkplan in het basisonderwijs en het beleidsplan of het beleidscontract dat de samenwerking tissen de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) regelt;

- de infrastructuurwerken waarvan de kosten op 75.000 euro of meer worden geraamd (goedkopere ramingen of werken met een dringend karakter als gevolg van niet te voorziene gebeurtenissen moeten m.a.w. niet verplicht worden overlegd met de schoolraad);

- de vaststelling van de criteria voor de aanwending van lestijden, uren, uren-leraar en punten;

- het welzijns-, veiligheids- en gezondheidsbeleid van de school t.a.v. de leerlingen, met inbegrip van het in eigen beheer of door derden verstrekken van gezonde en evenwichtige schoolmaaltijden; de bevoegdheid van de schoolraad op het vlak van het welzijns- en veiligheidsbeleid raakt niet aan de bevoegdheid van het comité voor welzijn op het werk, maar moet eerder gezien worden als complementair;

- het beleid met betrekking tot interne kwaliteitszorg, met inbegrip van de bespreking van de resultaten van de schooldoorlichting;

- het GOK-beleid in het secundair onderwijs.

5.5. Werking van de schoolraad

Wijziging vanaf 1 september 2014:

De minimale inhoud van het huishoudelijk reglement van de schoolraad wordt decretaal vastgelegd. De huishoudelijke reglementen dienen conform deze bepalingen te worden aangepast.

De schoolraad bepaalt zelf zijn werking in een huishoudelijk reglement, dat minimaal volgende elementen moet bevatten:

- het aantal mandaten per geleding;

- de manier waarop nieuwe leden tijdens de mandaatperiode kunnen toetreden tot de schoolraad en de redenen en de manier waarop mandaten vervroegd beëindigd kunnen worden;

- de manier waarop ervaringsdeskundigen en experten bij de werkzaamheden van de schoolraad kunnen worden betrokken;

-  de manier waarop de schoolraad wordt bijeen geroepen en de vergaderfrequentie;

- het tijdstip en de manier waarop de agenda en de bijhorende documenten worden bezorgd aan de leden van de schoolraad en aan de pedagogische raad, de leerlingen- en de ouderraad;

- de taken van de voorzitter;

- de manier van besluitvorming, in het bijzonder de aanwezigheidsquota en de stemverhoudingen;

- de manier waarop de schoolraad zijn communicatie- en informatieplicht zal realiseren;

- de modaliteiten over het afzien van het recht op overleg;

- de vakantieperiodes die de termijn schorsen waarbinnen het schoolbestuur een advies op eigen initiatief van de schoolraad moet beantwoorden (30 kalenderdagen) en waarbinnen het overleg binnen de schoolraad moet plaatsvinden (21 kalenderdagen).

Dit huishoudelijk reglement wordt opgesteld in consensus. Als dit niet lukt, wordt erover beslist bij meerderheid van stemmen.

5.6. Relaties tussen de schoolraad, het schoolbestuur (inrichtende macht) en de directie

Wijziging vanaf 1 september 2014:

Het schoolbestuur (inrichtende macht), de directeur en de schoolraad zijn niet langer verplicht om de procedureregels voor het uitoefenen van de participatierechten in een overeenkomst vast te leggen. Deze procedureregels moeten voortaan in het huishoudelijk reglement worden geregeld.

Het schoolbestuur moet de vertegenwoordigers van leerlingen in de schoolraad de nodige ondersteuning bieden om hun functie te kunnen uitoefenen.

De leden van de schoolraad moeten het pedagogisch project van de school onderschrijven en zo de fundamentele uitgangspunten van de betrokken school mee ondersteunen.

De inspraakrechten die aan de schoolraad worden toegekend, worden uitgeoefend ten aanzien van wie op school de eindbeslissing neemt.

In principe is dit het schoolbestuur (inrichtende macht). Als het schoolbestuur (inrichtende macht) de directeur echter mandateert voor bevoegdheden die het voorwerp uitmaken van overleg, moet dit mandaat de directeur in staat stellen om ten aanzien van de schoolraad autonoom op te treden.

Het schoolbestuur geeft de schoolraad de nodige logistieke ondersteuning en 

geeft de vertegenwoordigers van de leerlingen in de schoolraad de nodige begeleiding.

Het lidmaatschap van de schoolraad mag nooit repercussies hebben op de rechtspositie van een personeelslid of een leerling (bv. het oplopen van een tuchtsanctie voor het uiten van zijn mening in de uitoefening van zijn mandaat).

5.7. Geschillenregeling

Wijziging vanaf 1 september 2014:

De bemiddelingscommissie en bijhorende procedure wordt opgeheven.

De geschillenregeling via de Commissie Zorgvuldig Bestuur blijft behouden.

Als de schoolraad van oordeel is dat de decretale bepalingen i.v.m. het besluitvormingsproces, de bevoegdheden of de procedure niet werden gerespecteerd, kan de schoolraad een klacht indienen bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur. Ook iedere geleding afzonderlijk of iedere belanghebbende (elke ouder, elke leerling, elk personeelslid, het schoolbestuur, ...) kan dergelijke klacht indienen.

Voor de manier waarop deze klachtenbehandeling verloopt en de volledige procedure kan u terecht op de website van de Commissie Zorgvuldig Bestuur

(http://www.agodi.be/commissie-zorgvuldig-bestuur).

6. Het medezeggenschapscollege

Wijziging vanaf 1 september 2014:

Versoepeling van de regelgeving m.b.t. het medezeggenschapscollege.

Scholen binnen dezelfde scholengemeenschap kunnen kiezen om inspraak te organiseren via de individuele schoolraden of via een apart medezeggenschapscollege als minstens één schoolraad daarom vraagt en deze vraag motiveert.

Schoolraden van basis- en secundaire scholen uit het gesubsidieerd onderwijs en het gemeenschapsonderwijs (m.u.v. scholen van het buitengewoon onderwijs type 5) die tot dezelfde scholengemeenschap behoren, moeten in een overeenkomst een medezeggenschapscollege organiseren als minstens één schoolraad daarom vraagt en deze vraag motiveert. In dat geval moeten alle schoolraden van de scholen behorend tot diezelfde scholengemeenschap vertegenwoordigd worden in dit medezeggenschapscollege.

Deze overeenkomst geldt voor de duur van de mandaten van de betrokken schoolraden en regelt de vertegenwoordiging van de verschillende schoolraden in het medezeggenschapscollege, de manier waarop de toegewezen bevoegdheden worden uitgeoefend en de voorwaarden waaronder de overeenkomst vroegtijdig kan worden beëindigd (bv. als alle schoolraden uit het medezeggenschapscollege willen stappen of als de scholengemeenschap een andere samenstelling krijgt).

De scholengemeenschap is verplicht om het medezeggenschapscollege te raadplegen wanneer ze beslissingen op het niveau van de scholengemeenschap voorbereidt over aangelegenheden die de vertegenwoordigde geledingen aanbelangen. Bij beslissingen over de ordening van een rationeel onderwijsaanbod en beslissingen over leerlingenoriëntering en -begeleiding moet deze raadpleging onder de vorm van overleg verlopen.