Besluit van de Vlaamse Regering inzake de organisatie van
het toezicht op de associaties in het hoger onderwijs (citeeropschrift: «Toezichtsbesluit associatie»)
goedkeuringsdatum
26 MAART 2004
publicatiedatum
B.S.31/08/2004
datum laatste wijziging
31/08/2004
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op artikel 20 en 69;
Gelet op het decreet van 4 april 2003 betreffende de
herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, inzonderheid op de
artikelen 108, 109 en 110;
Gelet op het advies van
de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 januari 2004;
Gelet op het advies nr. 36.592/1 van de Raad van State, gegeven op
26 februari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit
wordt verstaan onder :
1° administratieve sanctie : de
financiële sanctie, bedoeld in artikel 109, derde lid van het decreet, die
door de minister wordt opgelegd door middel van een eenzijdige, individuele
bestuurshandeling, als reactie op een inbreuk op een rechtsnorm, inzonderheid
de voorgeschreven vrijwaring van het financieel
evenwicht;
2° associatie : de vereniging zonder
winstoogmerk bedoeld in artikel 97 van het decreet;
3°
bestuur : het bevoegde bestuursorgaan van de associatie, dat is aangewezen om
uitvoerbare beslissingen te nemen in de in dit besluit bedoelde
aangelegenheden. Naargelang van het geval gaat het om de algemene vergadering,
de raad van bestuur of, desgevallend, het orgaan van dagelijks bestuur van de
associatie;
4° decreet :
het
decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het
hoger onderwijs in Vlaanderen;
5° minister : de minister,
bevoegd voor het Onderwijs.
HOOFDSTUK II. - Aanduiding
Art. 2.
De minister duidt vijfjaarlijks de
commissarissen aan die worden belast met het toezicht op de verenigingen zonder
winstoogmerk die een beroep doen op de regelen inzake associaties en daartoe
overeenkomstig artikel
97 van het decreet de statuten en de ledenlijst aan de minister
hebben bezorgd.
HOOFDSTUK III. - Uitoefening van het
toezicht
Art. 3.
§ 1. De commissaris kan met raadgevende
stem alle vergaderingen van het bestuur bijwonen.
Behoudens de
gevallen van dringende noodzakelijkheid die hij aanvaardt, ontvangt de
commissaris 5 kalenderdagen voor de vergadering de volledige agenda van de
vergadering alsmede alle voorbereidende stukken.
§ 2. Het bestuur bezorgt zijn
beslissingen aan de commissaris binnen een termijn van 5 kalenderdagen, die
ingaat de dag na deze waarop het bestuur de beslissing heeft
genomen.
Art. 4.
De commissaris heeft te allen tijde het
recht om door een bestuur te worden gehoord over alle punten die overeenkomstig
artikel 108 van het
decreet tot zijn bevoegdheid behoren.
Hij heeft omtrent deze
punten een algemeen inzagerecht.
HOOFDSTUK IV. - Beroep bij de
minister
Art. 5.
Het in
artikel 109, eerste lid
van het decreet bedoelde beroep wordt ingesteld binnen een vervaltermijn van 10
kalenderdagen, die ingaat de dag na deze waarop de betrokken beslissing ten
kantore van de commissaris werd aangeboden.
Art. 6.
Het beroepschrift bevat de middelen die de
commissaris ter staving van zijn beroep aanvoert.
Art. 7.
Het beroepschrift wordt bij aangetekend
schrijven aan de minister bezorgd.
De minister bezorgt het
bestuur onverwijld een kopie van het beroepschrift en stelt het bestuur in
kennis van de datum van ontvangst van het beroepschrift.
Art. 8.
§ 1. Het bestuur kan ten laatste 15
kalenderdagen vóór het verstrijken van de in artikel 9, § 1,
eerste lid bedoelde termijn bij aangetekend schrijven een antwoordnota aan de
minister bezorgen.
§ 2. De antwoordnota geeft een
uiteenzetting van alle middelen die het bestuur ter staving van de
onrechtmatigheid van het beroep van de commissaris wenst aan te
voeren.
De antwoordnota kan eveneens een standpuntinname
omtrent het opleggen van een administratieve sanctie
omvatten.
Art. 9.
§ 1. De minister spreekt zich uit over
de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het beroep na het verstrijken van de
in artikel 8, § 1 bedoelde termijn van 15 kalenderdagen, en binnen een
vervaltermijn van 30 kalenderdagen. Deze vervaltermijn gaat in de dag na deze
van ontvangst van het beroepschrift. Indien de vervaltermijn verstrijkt zonder
dat een beslissing wordt genomen, wordt het beroep geacht verworpen te zijn.
De beslissing van de minister wordt bij aangetekend schrijven
aan het bestuur bezorgd. Aan de commissaris wordt een kopie ter beschikking
gesteld.
§ 2. Indien de minister oordeelt dat het
beroep ontvankelijk en gegrond is, verzoekt hij het bestuur om zich binnen een
termijn van ten minste 30 en ten hoogste 60 kalenderdagen in regel te
stellen.
Art. 10.
§ 1. De minister beslist over het
opleggen van een administratieve sanctie indien het bestuur zich niet in regel
gesteld heeft binnen de in artikel 9, § 2 bedoelde termijn.
De minister houdt bij het nemen van een administratieve
sanctie rekening met de zwaarte van de begane inbreuk en met de gevolgen van
een administratieve sanctie voor de continuïteit van de openbare dienst
die de instellingen binnen de associatie vervullen.
§ 2. Een ontwerpbeslissing van de
minister terzake wordt bij aangetekend schrijven aan het bestuur bezorgd. Aan
de commissaris wordt een kopie ter beschikking gesteld.
§ 3. Het bestuur kan binnen een termijn
van 5 kalenderdagen, die ingaat de dag na deze van ontvangst van de
ontwerpbeslissing, om een hoorzitting verzoeken.
De minister
stelt het bestuur in voorkomend geval in kennis van de plaats, de dag en het
uur van de hoorzitting.
De minister of zijn afgevaardigde leidt
de hoorzitting. De hoorzitting is niet openbaar, behoudens in het geval door
het bestuur om de openbaarheid wordt verzocht. De commissaris woont de
hoorzitting bij.
De minister of zijn afgevaardigde laat ter
zitting een proces-verbaal opstellen door een verslaggever.
De
verslaggever leest het proces-verbaal onmiddellijk voor en legt het aan het
bestuur ter ondertekening voor. Het bestuur is ertoe gerechtigd voorbehoud aan
te tekenen bij de ondertekening of de ondertekening te weigeren, in welk geval
daarvan melding wordt gemaakt in het proces-verbaal.
§ 4. De minister neemt een eindbeslissing
op basis van het dossier en, desgevallend, het proces-verbaal van de
hoorzitting.
De eindbeslissing wordt bij aangetekend schrijven
aan het bestuur bezorgd. Aan de commissaris wordt een kopie ter beschikking
gesteld.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 11.
Aan artikel 13, 4° van het besluit van
de Vlaamse Regering van 10 juli 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de
leden van de Vlaamse Regering wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt
:
"Het lid van de Vlaamse Regering dat bevoegd is voor het
onderwijs is tevens bevoegd voor het toezicht op associaties, universiteiten en
hogescholen."
Art. 12.
De bepalingen van dit besluit treden in
werking op 1 januari 2004.
Art. 13.
Dit besluit wordt aangehaald als :
"Toezichtsbesluit associatie".
Art. 14.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.