Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de beroepen
tegen beslissingen van het Accreditatieorgaan
goedkeuringsdatum
11 JUNI 2004
publicatiedatum
B.S.19/10/2004
datum laatste wijziging
19/10/2004
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op
het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger
onderwijs in Vlaanderen, inzonderheid op artikel 60quater, § 4, ingevoegd
bij decreet van 19 maart 2004;
Gelet op het advies
van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 maart 2004;
Gelet op het advies nr. 37.168/1 van de Raad van State, gegeven op
27 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1° Accreditatieorgaan : de
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, die bij internationaal verdrag is
aangewezen om de accreditaties te verlenen en de toets nieuwe opleidingen uit
te voeren;
2° beroep : het in artikel
9sexies, § 2,57bis, § 3,60quater en 60sexies, tweede
lid, van het decreet bedoelde georganiseerde beroep bij de Vlaamse
Regering tegen volgende rechtshandelingen van het Accreditatieorgaan
:
a) een beslissing waarbij aan een opleiding de accreditatie
wordt onthouden,
b) een beslissing waarbij een buitenlandse
accreditatie niet als equivalent wordt erkend,
c) een
uitvoerbaar reglement betreffende de procedure volgens dewelke in het hoger
onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap de accreditatie wordt verleend en/of de
toets nieuwe opleidingen wordt uitgevoerd,
d) de niet-erkenning
van een evaluatieorgaan overeenkomstig artikel 57bis, § 2, derde lid,
3°, van het decreet;
3° decreet : het
decreet
van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger
onderwijs in Vlaanderen;
4° middel : de voldoende en
duidelijke omschrijving van de geschonden geachte rechtsregel en van de wijze
waarop die bepaling naar het oordeel van een verzoeker door een bestreden
beslissing wordt geschonden;
5° minister : de Vlaamse
minister, bevoegd voor het Hoger Onderwijs;
6° partij :
elke betrokkene bij het beroep, zijnde de verzoeker(s) en het
Accreditatieorgaan;
7° raadsman : a) een advocaat of b) een
andere deskundige die een partij bijstaat of, op grond van een schriftelijke
machtiging, vertegenwoordigt;
8° secretaris : de
ambtenaar-jurist bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die belast is
met de voortgangsbewaking van een ingediend beroep;
9°
verzoeker : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een beroep
instelt.
HOOFDSTUK II. -
Ontvankelijkheidsgronden
Art. 2.
Een beroep is ontvankelijk indien
:
1° het beroep ten kantore van de minister betekend is bij
aangetekend schrijven;
2° het tijdig is
ingesteld;
3° de verzoeker overeenkomstig artikel 3 doet
blijken van een belang of van rechtswege een belang heeft bij het
beroep;
4° de verzoeker in het beroepschrift een
uiteenzetting geeft van de ingeroepen middelen.
Art. 3.
§ 1. Een verzoeker geeft in het
beroepschrift aan welk zeker en rechtstreeks, wettig, actueel en voldoende
geïndividualiseerd belang hij heeft bij het beroep.
§ 2. Zo een beroep wordt ingesteld tegen
een in artikel 1, 2°, a) of b), bedoelde beslissing, wordt het bestuur van
de instelling die de opleiding organiseert van rechtswege geacht een belang bij
het beroep te hebben.
In de in het eerste lid bedoelde gevallen
ontbeert het instellingsbestuur elk belang bij het beroep indien de
bezwaarregeling vervat in artikel
59, § 2, tweede lid, van het decreet niet werd
uitgeput.
§ 3. Zo een beroep wordt ingesteld tegen
een in artikel 1, 2°, d), bedoelde niet-erkenning van een evaluatieorgaan,
wordt het betrokken evaluatieorgaan geacht van rechtswege een belang te hebben
bij het beroep.
§ 4. Associatie- en instellingsbesturen
worden geacht van rechtswege een belang te hebben bij het beroep tegen een in
artikel 1, 2°, c), bedoeld reglement.
HOOFDSTUK III. - De behandeling van een ontvankelijk
beroep
Afdeling 1. -
Ontvankelijkheidstoets
Art. 4.
Zo de secretaris vaststelt dat een
beroep onontvankelijk is, deelt hij dit aan Vlaamse Regering
mee.
De Vlaamse Regering beschouwt het beroep als afgehandeld
indien zij de door de secretaris vastgestelde onontvankelijkheid bevestigt. De
verzoeker wordt daarvan bij aangetekend schrijven in kennis
gesteld.
Art. 5.
Zo de secretaris vaststelt dat een
beroep ontvankelijk is, deelt hij dit onverwijld en door middel van het meest
adequate communicatiemiddel aan de partijen mee.
De in het
eerste lid bedoelde kennisgeving vermeldt :
1° het recht
van de partijen om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een
raadsman;
2° de nadere regels volgens welke het dossier kan
worden ingezien;
3° de wijze waarop overeenkomstig artikel
9 om een hoorzitting kan worden verzocht.
Afdeling 2. - Samenstelling van het
dossier
Art. 6.
§ 1. De secretaris is belast met de
samenstelling van het dossier.
Het dossier bestaat uit
:
1° de overtuigingsstukken die door de verzoeker zijn
gevoegd bij het beroepschrift;
2° de overtuigingsstukken
die door het Accreditatieorgaan aan de secretaris zijn overgemaakt binnen een
termijn van 5 kalenderdagen na de betekening van de in artikel 5, eerste lid
bedoelde kennisgeving.
§ 2. De overtuigingsstukken worden
door de partijen gebundeld en op een inventaris
ingeschreven.
§ 3. Overtuigingsstukken die door de
verzoeker niet bij het beroepschrift zijn gevoegd of die laattijdig door het
Accreditatieorgaan worden overgemaakt, worden uit het dossier en uit de verdere
procedure geweerd.
§ 4. Wanneer het Accreditatieorgaan
de overtuigingsstukken niet of niet binnen de voorziene termijn overmaakt,
worden de door verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, behoudens
indien deze feiten kennelijk onjuist zouden zijn of worden tegengesproken door
de door verzoeker overgemaakte stukken.
Afdeling 3. - Onderzoek
Art. 7.
§ 1. De secretaris bezorgt de
partijen na samenstelling van het dossier een ontwerp van
procedurekalender.
Het ontwerp stelt de termijnen vast
waarbinnen :
1° het Accreditatieorgaan in staat wordt
gesteld een antwoordnota aan de minister en aan de verzoeker voor te
leggen;
2° de verzoeker in staat wordt gesteld een
wederantwoordnota aan de minister en aan het Accreditatieorgaan voor te
leggen.
De secretaris en de partijen kunnen het ontwerp in
onderling overleg wijzigen. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, wordt
het ontwerp van procedurekalender definitief.
§ 2. De definitief vastgestelde
procedurekalender wordt bij aangetekend schrijven aan de partijen
overgemaakt.
Art. 8.
Een partij bezorgt de
(weder)antwoordnota op dezelfde dag bij aangetekend schrijven aan de secretaris
en aan de tegenpartij.
Een buiten de gestelde termijn bezorgde
(weder)antwoordnota wordt uit de verdere procedure
geweerd.
Art. 9.
De procedure verloopt schriftelijk,
tenzij één van de partijen om een hoorzitting verzoekt. Het
verzoek kan niet worden geweigerd.
Het Accreditatieorgaan neemt
dergelijk verzoek op in de antwoordnota.
De verzoeker neemt
dergelijk verzoek op in het beroepschrift of in de
wederantwoordnota.
Art. 10.
§ 1. Indien gebruik wordt gemaakt
van het in artikel 9, eerste lid bedoelde recht, roept de secretaris bij
aangetekend schrijven de partijen op, ten minste twaalf kalenderdagen voor de
hoorzitting.
De oproepingsbrief vermeldt
:
1° plaats, dag en uur van de
hoorzitting;
2° het recht van de verzoeker om de
openbaarheid van de hoorzitting te vragen;
3° het recht van
de partijen om getuigen op te roepen en te doen
ondervragen.
§ 2. De minister of zijn
afgevaardigde leidt de hoorzitting en hoort desgevallend de door de partijen
opgeroepen getuigen.
§ 3. De partijen worden in elkaars
aanwezigheid gehoord.
§ 4. De minister of zijn
afgevaardigde laat ter zitting een proces-verbaal opstellen door de secretaris.
Het proces-verbaal bevat, benevens de weergave van de essentiële
argumenten van de partijen, de opsomming van alle vereiste procedurehandelingen
en vermeldt bij iedere handeling of ze verricht is.
De
secretaris leest het proces-verbaal onmiddellijk voor en legt het aan de
partijen ter ondertekening voor.
De partijen kunnen
:
1° voorbehoud aantekenen bij de
ondertekening;
2° de ondertekening weigeren, in welk geval
daarvan melding wordt gemaakt in het proces-verbaal.
Als een
partij schriftelijk afstand heeft gedaan van het recht om mondeling gehoord te
worden, of niet verschenen is op de hoorzitting, wordt daarvan melding gemaakt
in het proces-verbaal.
§ 5. De hoorzitting is openbaar, als
de verzoeker om deze openbaarheid vraagt.
Afdeling 4. - De eindbeslissing
Art. 11.
De Vlaamse Regering oordeelt over het
beroep op basis van het dossier, het beroepschrift, de antwoordnota, de
wederantwoordnota en desgevallend het proces-verbaal van de
hoorzitting.
Art. 12.
De eindbeslissing van de Vlaamse
Regering wordt binnen een ordetermijn van dertig kalenderdagen, die ingaat de
dag na deze van ontvangst van de wederantwoordnota, uitgebracht. Indien een
hoorzitting werd georganiseerd, gaat de termijn in de dag na deze van de
zitting.
Art. 13.
De eindbeslissing van de Vlaamse
Regering wordt bij aangetekend schrijven aan de partijen
betekend.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 14.
De bepalingen van dit besluit treden in
werking op de dag bepaald voor de inwerkingtreding van het Verdrag tussen de
Vlaamse Gemeenschap van België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de
accreditatie van opleidingen binnen het Vlaamse en Nederlandse hoger onderwijs,
ondertekend te Den Haag, op 3 september 2003.
Art. 15.
De Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs
is belast met de uitvoering van dit besluit.