Decreet tot bekrachtiging van het reglement van de
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie tot bepaling van de
bestuursbeginselen die van toepassing zijn bij de besluitvorming inzake
accreditatie en toets nieuwe opleiding ten aanzien van
hogeronderwijsopleidingen in de Vlaamse Gemeenschap
goedkeuringsdatum
27 JANUARI 2006
publicatiedatum
B.S.21/03/2006
datum laatste wijziging
21/03/2006
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Decreet tot
bekrachtiging van het reglement van de Nederlands-Vlaamse
Accreditatieorganisatie tot bepaling van de bestuursbeginselen die van
toepassing zijn bij de besluitvorming inzake accreditatie en toets nieuwe
opleiding ten aanzien van hogeronderwijsopleidingen in de Vlaamse
Gemeenschap.
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.
Het als bijlage bij dit decreet gevoegde
reglement van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie tot bepaling van de
bestuursbeginselen die van toepassing zijn bij de besluitvorming inzake
accreditatie en toets nieuwe opleiding ten aanzien van
hogeronderwijsopleidingen in de Vlaamse Gemeenschap, zoals aangenomen op 19
februari 2005 en geamendeerd op 13 december 2005, wordt bekrachtigd.
Art. 3.
Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1
februari 2005.
BIJLAGE
Bijlage bij het decreet van 27 januari 2006 tot
bekrachtiging van het reglement van de Nederlands-Vlaamse
Accreditatieorganisatie tot bepaling van de bestuursbeginselen die van
toepassing zijn bij de besluitvorming inzake accreditatie en toets nieuwe
opleiding ten aanzien van hogeronderwijsopleidingen in de Vlaamse
Gemeenschap
Reglement tot bepaling van bestuursbeginselen die
van toepassing zijn bij de besluitvorming inzake accreditatie en toets nieuwe
opleiding ten aanzien van hogeronderwijsopleidingen in de Vlaamse
Gemeenschap
De Nederlands-Vlaamse
Accreditatieorganisatie,
Gelet op het decreet van 4 april 2003
betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen,
inzonderheid op artikel 9quinquies, 59, § 2, tweede lid, 60sexies, tweede
lid en 61, § 7, derde lid, zoals toegevoegd door het decreet van 19 maart
2004;
Overwegende dat dit Reglement hoofdstuksgewijs invulling
geeft aan de bestuursbeginselen vermeld in de geciteerde bepalingen van het
decreet van 4 april 2003;
Dat de inpassing van deze
bestuursbeginselen in de procedures inzake accreditatie en toets nieuwe
opleiding voor de gebruikers bevattelijk wordt gemaakt in
handleidingen;
Na beraad,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
De begrippen die in dit Reglement worden gehanteerd, moeten worden gelezen in
de zin die eraan wordt gegeven in het Verdrag tussen het Koninkrijk der
Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie
van opleidingen binnen het Nederlandse en het Vlaamse hoger onderwijs,
ondertekend te Den Haag op 3 september 2003. en in het decreet van 4 april 2003
betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in
Vlaanderen.
Voor de toepassing van dit Reglement wordt verstaan
onder :
1° accreditatiebesluit en -rapport : het rapport en
het besluit als bedoeld in artikel 60 van het
structuurdecreet;
2° Accreditatiekader : het
Accreditatiekader Bestaande Opleidingen Vlaanderen;
3°
behoorlijkheidsnorm : een beginsel, afgeleid uit de beginselen van behoorlijk
bestuur, dat door een normaal zorgvuldig beoordelaar wordt
toegepast;
4° NVAO : het orgaan van de Nederlands-Vlaamse
Accreditatieorganisatie dat bij of krachtens verdrag is aangewezen om de in dit
Reglement bedoelde bevoegdheden uit te oefenen;
5°
structuurdecreet : het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering
van het hoger onderwijs in Vlaanderen;
6° Toetsingskader :
het Toetsingskader Nieuwe Opleidingen Vlaanderen; 7° toetsingsrapport : het
rapport als bedoeld in artikel 62, § 7, van het
structuurdecreet.
Art. 2. Dit Reglement is van toepassing op
alle accreditatieaanvragen en aanvragen voor een toets nieuwe opleiding die
uitgaan van een bestuur van een instelling in de Vlaamse
Gemeenschap.
HOOFDSTUK II. - Onafhankelijkheid en
onpartijdigheid
Art. 3. De vaststelling van een
accreditatiebesluit en -rapport c.q. een toetsingsrapport gebeurt op
onafhankelijke en onpartijdige wijze.
Art. 4. § 1. De
bestuursleden van de NVAO onthouden zich van de deelname aan de beraadslagingen
en beslissingen over een accreditatieaanvraag c.q. een toetsingsaanvraag,
indien sprake is van :
1° een (vroeger) lidmaatschap
van;
a) het personeel van de betrokken instelling, ongeacht de
aard van de tewerkstelling of de herkomst van de
bezoldiging;
b) een bestuursorgaan van de betrokken
instelling;
c) een bestuursorgaan van een rechtspersoon waarin
de instelling deelneemt;
d) een bestuursorgaan van het
ziekenhuis verbonden aan de instelling;
2° het (vroeger)
lidmaatschap of de (vroegere) vertegenwoordigingsfunctie in de associatie
waartoe de instelling behoort;
3° het (vroeger) verstrekken
van adviezen of het (vroeger) uitvoeren van opdrachten ten behoeve van de
betrokken instelling;
4° de (vroegere) echtverbintenis of
(vroegere) samenwoning of het hebben van familiale banden tot in de tweede
graad met een persoon die zich bevindt in een geval van onverenigbaarheid als
bedoeld in 1°.
Er is geen onverenigbaarheid meer indien het
lidmaatschap, de vertegenwoordigingsfunctie, de echtverbintenis of de
samenwoning eerder werd beëindigd, of het advies of de opdracht eerder
werd opgeleverd, dan in de periode van vier jaar voorafgaand aan het ogenblik
waarop de aanvraag voor een accreditatie in het postregister van de NVAO werd
ingeschreven.
Voor de toepassing van het eerste lid, 1°,
d), wordt het Universitair Ziekenhuis Gent c.q. het Universitair Ziekenhuis
Antwerpen beschouwd als verbonden met de Universiteit Gent c.q. de Universiteit
Antwerpen.
§ 2. De bestuursleden van de NVAO kunnen zich,
naast de in § 1 bedoelde gevallen, op gemotiveerde wijze vrijwillig
onthouden van deelname aan de beraadslagingen en beslissingen over een
accreditatieaanvraag c.q. een toetsingsaanvraag.
Art. 5. §
1. Elk instellingsbestuur kan bij de accreditatieaanvraag c.q. de aanvraag voor
een toets nieuwe opleiding een wrakingsverzoek indienen, als het meent dat een
bestuurslid zich in een van de in artikel 4, § 1, genoemde gevallen van
onverenigbaarheid bevindt. Het wrakingsverzoek kan naderhand worden ingediend,
indien de reden tot wraking later is ontstaan of het instellingsbestuur pas
later kennis heeft kunnen krijgen van deze reden.
§ 2.
Over het wrakingsverzoek wordt onverwijld een beslissing genomen door het
bestuur van de NVAO, zetelend zonder het bestuurslid waarop het wrakingsverzoek
betrekking heeft.
HOOFDSTUK III. - Zorgvuldigheid en
redelijkheid
Afdeling 1. - Totstandkoming
toetsingsrapporten
Art. 6. Toetsingsrapporten worden
vastgesteld op grond van een adviesrapport.
Het adviesrapport
steunt ten minste op domeinspecifieke deskundigheid, onderwijsdeskundigheid en
deskundigheid op het vlak van de didactiek, en
evaluatiedeskundigheid.
Afdeling 2. - Zorgvuldige en redelijke
beslisregels
Art. 7. Een accreditatiebesluit c.q.
toetsingsrapport is positief indien alle samenvattende oordelen over de in liet
Accreditatiekader c.q. Toetsingskader genoemde onderwerpen voldoende
zijn.
Indien als "onvoldoende" beoordeelde facetten naar het
oordeel van de NVAO gecompenseerd worden door sterktes binnen andere facetten
van hetzelfde onderwerp, wordt een onderwerp ais "voldoende"
beoordeeld.
Art. 8. Een facet wordt door de NVAO als voldoende
beoordeeld, wanneer de operationalisering ervan door de opleiding binnen een
normaal zorgvuldige instelling bijdraagt tot de verwezenlijking of de
vrijwaring van de generieke kwaliteitswaarborgen, als bedoeld in artikel 58 van
het structuurdecreet.
Art. 9. Wanneer er sprake is van
verschillende afstudeerrichtingen enlof vestigingen, dan is voor de beoordeling
van een onderwerp als "voldoende" vereist dat deze beoordeling ten aanzien van
de verschillende afstudeerrichtingen en/of vestigingen afzonderlijk wordt
gegeven.
Afdeling 3. - Interne
kwaliteitszorg
Art. 10. De NVAO ontwikkelt en hanteert een
interne procedure van kwaliteitszorg van de NVAO, die inzonderheid rekening
houdt met de consistentie in de besluitvorming.
HOOFDSTUK IV. -
Motiveringsplicht
Art. 11. § 1. De NVAO vermeldt bij elke
uitvoerbare beslissing die voorafgaat aan het uitbrengen van een
accreditatiebesluit en -rapport c.q. een toetsingsrapport
:
1° de concrete feiten die aan de grondslag liggen van de
beslissing;
2° de toepasselijke gronden waarop de
beslissing steunt;
3° hoe en waarom die gronden, uitgaande
van de vermelde feiten, tot de beslissing leiden.
De motivering
moet een voldoende grondslag zijn voor alle onderdelen van de
beslissing.
De motivering wordt uiteengezet in de beslissing
zelf, of in een aan de beslissing toegevoegde nota.
§ 2.
De formele motivering kan geheel of gedeeltelijk volstaan met een verwijzing
naar een uitgebracht advies, indien;
1° het advies zelf
geheel of gedeeltelijk de motivering van de beslissing
bevat;
2° het advies aan de beslissing wordt
toegevoegd;
3° voorafgaand aan de verwijzing blijk wordt
gegeven van het feit dat over het geheel of gedeeltelijk navolgen van het
advies is gedelibereerd.
Art. 12. Accreditatierapporten geven
uitdrukkelijk aan op welke wijze de verschillende in Hoofdstuk 2.4 van het
Accreditatiekader opgenomen evaluatieregelen op de externe beoordeling en op de
opleiding zijn toegepast.
Accreditatierapporten kunnen per
facet afzonderlijk verwijzen naar het voorafgaand visitatierapport. Een globale
verwijzing naar het visitatierapport volstaat niet.
Art. 13.
Toetsingsrapporten geven uitdrukkelijk aan op welke wijze de verschillende in
hoofdstuk 3 van het Toetsingskader opgenomen evaluatieregelen op de opleiding
zijn toegepast.
Toetsingsrapporten kunnen per facet
afzonderlijk verwijzen naar het voorafgaand deskundigenadvies. Een globale
verwijzing naar het deskundigenadvies volstaat niet.
HOOFDSTUK
V. - Openbaarheid
Art. 14. Als de Vlaamse Regering heeft
beslist om een voorgestelde opleiding als nieuwe opleiding te erkennen. wordt
het aan de erkenningsbeslissing voorafgaande toetsingsrapport onmiddellijk
bekendgemaakt op de website van de NVAO.
Art. 15. De NVAO
vermeldt bij elk uitvoerbare en te betekenen beslissing de mogelijkheden inzake
bezwaar en beroep.
HOOFDSTUK VI. -
Verdedigingsbeginsel
Art. 16. § 1. De bepalingen van dit
hoofdstuk betreffen het recht van instellingsbesturen om bezwaren en
opmerkingen te formuleren bij ontwerpen van accreditatiebesluit en -rapport,
c.q. van toetsingsrapport, als bedoeld in artikel 59, § 2, tweede lid,
c.q. 62, § 7, derde lid, van het structuurdecreet.
§
2. Opmerkingen aangaande een ontwerp kunnen steeds worden overgemaakt aan de
NVAO, in welke vorm ook. Deze opmerkingen zijn van technische
aard.
Bezwaren aangaande een ontwerp worden aan de NVAO
overgemaakt met inachtname van de beginselen van de artikelen 17 tot en met 21.
Deze bezwaren betreffen de grond van het ontwerp.
Een
instellingsbestuur geeft telkens duidelijk aan of een overgemaakte bedenking
een opmerking of een bezwaar betreft.
Art. 17. Bezwaren worden
in een antwoordnota aan de NVAO bezorgd. liet instellingsbestuur kan aan de
antwoordnota de stukken toevoegen die het relevant acht. De stukken zijn
gebundeld en worden op een inventaris ingeschreven.
In de
antwoordnota wordt een voldoende en duidelijke omschrijving gegeven van
volgende elementen :
1° de geschonden geachte regel en/of
behoorlijkheidsnorm;
2° de wijze waarop die regel en/of
behoorlijkheidsnorm naar het oordeel van het instellingsbestuur door het
ontwerp geschonden word(t)(en).
Art. 18. De NVAO toetst de
ontvankelijkheid van elke inkomende antwoordnota.
Een
antwoordnota is onontvankelijk als ten minste één van de
hieronder genoemde voorwaarden is vervuld :
1° de
antwoordnota is niet ingediend door of namens het
instellingsbestuur;
2° de antwoordnota is buiten de in het
structuurdecreet gestelde termijn aan de NVAO bezorgd;
3°
de antwoordnota voldoet manifest niet aan artikel 17, tweede
lid.
Indien de NVAO vaststelt dat de antwoordnota
onontvankelijk is, wordt de procedure als afgehandeld beschouwd. Het
instellingsbestuur wordt daarvan onverwijld schriftelijk in kennis
gesteld.
Art. 19. Bij het uitbrengen van een eindbeslissing
over een ontvankelijke antwoordnota neemt de NVAO een bijzondere
motiveringsplicht in acht. In de motivering wordt aangegeven op welke wijze
gevolg werd gegeven aan de verschillende door het instellingsbestuur
aangevoerde bezwaren.
Art. 20. Het instellingsbestuur heeft het
recht om zich bij de in dit hoofdstuk bedoelde bezwaarprocedure te laten
bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman. Elke vertrouwenspersoon kan
optreden als raadsman.
De NVAO kan van een raadsman een
schriftelijke machtiging verlangen, behoudens in het geval deze raadsman
ingeschreven is als advocaat of als
advocaat-stagiair.
HOOFDSTUK VII. - Intrekbaarheid van
beslissing
Art. 21. § 1. De NVAO kan een onregelmatig
genomen negatief accreditatiebesluit en het bijhorende accreditatierapport
intrekken gedurende de termijn waarbinnen de vernietiging ervan kan worden
gevraagd aan de Vlaamse Regering.
Als daadwerkelijk een verzoek
tot vernietiging bij de Vlaamse Regering werd ingediend, wordt de termijn van
intrekbaarheid verlengd als volgt :
1° in het geval een
hoorzitting werd gevraagd, kunnen accreditatiebesluit en -rapport ingetrokken
worden tot aan de sluiting van de debatten;
2° in het geval
geen hoorzitting werd gevraagd, kunnen accreditatiebesluit en -rapport
ingetrokken worden tot aan de dag waarop aan de NVAO de wederantwoordnota wordt
betekend, als bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004
betreffende de beroepen tegen beslissingen van het
Accreditatieorgaan.
Na een intrekking herformuleert de NVAO het
accreditatiebesluit en -rapport rekening houdend met het recht van het
instellingsbestuur om aangaande het ontwerp bezwaren en opmerkingen te maken,
als bedoeld in Hoofdstuk VI.
§ 2. De NVAO kan
toetsingsrapporten niet intrekken. Zo de NVAO een gebrek in een
toetsingsrapport vaststelt, meldt zij dit onverwijld aan de Vlaamse
Regering.
§ 3. De NVAO kan onregelmatig genomen
beslissingen voorafgaand aan het uitbrengen van een accreditatiebesluit en
-rapport c.q. toetsingsrapport, intrekken totdat het betrokken
accreditatiebesluit en -rapport c.q. toetsingsrapport is uitgebracht. Als die
intrekking niet tijdig gebeurt en het accreditatiebesluit of het
toetsingsrapport wordt door de beslissing aangetast, dan zijn de bepalingen van
§ 1 c.q. § 2 van toepassing.
HOOFDSTUK VIII. -
Slotbepalingen
Art. 22. Dit Reglement en elke wijziging daarvan
worden voor opname in het Belgisch Staatsblad aangeboden. Zij worden tevens
bekendgemaakt op de website van de NVAO.
Art. 23. De bepalingen
van dit Reglement treden in werking op de dag bepaald voor de inwerkingtreding
van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap
van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse
en het Vlaamse hoger onderwijs, ondertekend, te Den Haag op 3 september
2003.