OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de
investeringsoperatie in scholen voor technologie en industriële technieken
voor het schooljaar 2008-2009
goedkeuringsdatum
07 NOVEMBER 2008
publicatiedatum
B.S.16/01/2009
datum laatste wijziging
01/09/2009
COORDINATIE
impliciet
opgeheven door Art. 103, § 1 van Decr. 14-7-1998 - B.S.
29-8-1998
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet van
14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair
onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het
basisonderwijs, artikel 103, vervangen bij het decreet van 22 december 2006 en
gewijzigd bij het decreet van 4 juli 2008;
Gelet
op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de
bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten
van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006, 28
juni 2007, 10 oktober 2007 en 22 september 2008;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008
tot herverdeling van de basisallocaties van de begroting van de Vlaamse
Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2008, artikel 5;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
begroting, gegeven op 09 september 2008;
Gelet op
advies 45.246/1 van de Raad van State, gegeven op 16 oktober 2008, met
toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de
Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en
Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° decreet : het decreet van 14 juli 1998 houdende
diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging
van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het
basisonderwijs;
2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd
voor het onderwijs;
3° school : school voor voltijds gewoon
secundair onderwijs die minstens een van de volgende studiegebieden organiseert
: auto, bouw, chemie, grafische communicatie en media, hout, land- en tuinbouw,
textiel, koeling en warmte, mechanica-elektriciteit, of scholen met aanverwante
studierichtingen, opleidingen en afdelingen binnen het buitengewoon secundair
onderwijs OV3 en OV4;
4° onderwijszone : geografische
afbakening als vermeld in bijlage I bij het decreet;
5°
duurzaamheid : de eigenschap van een investering dat de aangewende goederen bij
normaal gebruik minstens vijf jaar gebruikt kunnen
worden.
Art. 2.
Het investeringsplan, vermeld in artikel 103,
§ 2, van het decreet, bevat minstens de volgende elementen
:
1° de voorgestelde aankopen per school en per
studiegebied;
2° een raming van de kosten van de
voorgestelde aankopen;
3° het totaalbeeld van de
financiering van het voorstel;
4° het verslag van de
vergaderingen van het overleg binnen de
onderwijszone.
Art. 3.
De minister stelt, overeenkomstig artikel 103,
§ 3, van het decreet van 14 juli 1998, een beoordelingscommissie samen,
uit :
1° twee vertegenwoordigers van het Departement
Onderwijs en Vorming, afdeling Instellingen en Leerlingen Secundair Onderwijs
en Volwassenenonderwijs;
2° twee vertegenwoordigers van de
Inspectie Secundair Onderwijs;
3°één
vertegenwoordiger per onderwijsnet, voorgedragen door respectievelijk het
Gemeenschapsonderwijs, het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen, het
Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap en
het Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair
Onderwijs.
Art. 4.
Het Departement Onderwijs en Vorming
onderzoekt de ontvankelijkheid van de ingestuurde investeringsplannen binnen
maximaal vijf werkdagen na de ontvangst van de plannen. Een investeringsplan is
ontvankelijk als aan al de volgende voorwaarden is voldaan
:
1° de investeringsplannen zijn tijdig en per
onderwijszone ingediend;
2° de gebundelde
investeringsplannen bevatten een verslag van de vergaderingen van het overleg
binnen de onderwijszone;
3° de investeringsplannen zijn
ondertekend en correct ingevuld volgens de procedure zoals meegedeeld door de
administratie.
Art. 5.
Als het investeringsplan ontvankelijk wordt
bevonden, dan wordt het integraal doorgestuurd naar de beoordelingscommissie.
Als een plan niet ontvankelijk wordt bevonden, dan krijgen de scholen de kans
om binnen vijf kalenderdagen die volgen op de kennisgeving van het resultaat
door de administratie, het plan te vervolledigen.
Art. 6.
De beoordelingscommissie onderzoekt de
ontvankelijke plannen en keurt ze goed of formuleert voorbehoud. Als er
voorbehoud wordt geformuleerd, krijgen de scholen in kwestie een door de
commissie te bepalen termijn om het plan aan te passen, voor te leggen aan de
scholen in kwestie binnen de zone en opnieuw in te dienen, waarna de commissie
een definitief oordeel velt.
Art. 7.
Bij de beoordeling van de plannen hanteert de
commissie de volgende criteria :
1° de financiële
haalbaarheid van het ingediende plan;
2° een aantoonbare,
directe band met de leerplannen;
3° de noodzakelijkheid en
de duurzaamheid van de voorgestelde investeringen;
4° de
mogelijkheid tot een optimale aanwending van de
apparatuur;
5° de aandacht voor
veiligheid.
Art. 8.
De middelen, vermeld in artikel 103, § 2,
eerste lid, van het decreet, die de scholen ontvangen, bedragen 164 euro per
regelmatige leerling, op 1 februari 2008 in de studiegebieden in kwestie. De
middelen worden uitbetaald overeenkomstig artikel 103, § 4, van het
decreet. Het voorschot van 90 % wordt uitbetaald na de vaststelling bij
ministerieel besluit van de begunstigde scholen en van de overeenkomstige
subsidiebedragen.
Art. 9.
De verkregen middelen mogen enkel aangewend
worden voor investeringen in basisuitrusting als vermeld in artikel 103, §
1, eerste lid, van het decreet, in de structuuronderdelen, vermeld in bijlage
II van het decreet.
Art. 10.
Het Departement Onderwijs en Vorming zal van
de betrokken inrichtende macht het deel van de toegekende middelen
terugvorderen waarvan werd vastgesteld dat het niet werd aangewend of dat het
niet werd aangewend voor de bestemming, vermeld in dit
besluit.
Art. 11.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
september 2008.
Art. 12.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.