OPGEHEVEN: Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de
operationele doelstellingen van de Centra voor
Leerlingenbegeleiding
goedkeuringsdatum
03 JULI 2009
publicatiedatum
B.S.06/08/2018
datum laatste wijziging
06/08/2018
COORDINATIE
B.Vl.R.
18-3-2011 - B.S. 21-4-2011
B.Vl.R. 10-7-2015 - B.S. 28-8-2015
B.Vl.R. 01-6-2018 - B.S. 6-08-2018
De Vlaamse Regering,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet van
1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 2,
31°, 9, 10, 18, 19, 20, 25 en 30;
Gelet op het
besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de oprichting van
een tijdelijke stuurgroep ter ondersteuning van de PMS-centra en de MST-equipes
bij hun omvorming tot centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het
besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 tot
bepaling van sommige opdrachten van de centra voor
leerlingenbegeleiding;
Gelet op het besluit van de
Vlaamse Regering van 28 augustus 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van
de centra voor leerlingenbegeleiding;
Gelet op het
besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2000 tot vaststelling van de
operationele doelstellingen voor de begeleiding van jongeren met
leerplichtproblemen in de centra voor leerlingenbegeleiding;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000
betreffende informatiseringstoelagen voor de centra voor
leerlingenbegeleiding;
Gelet op het besluit van de
Vlaamse Regering van 12 januari 2001 betreffende het tijdelijk project voor de
informatisering van de centra voor leerlingenbegeleiding;
Gelet
op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 maart
2008;
Gelet op advies 46.709/1 van de Raad van
State, gegeven op 4 juni 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste
lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12
januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister
van Werk, Onderwijs en Vorming en de Vlaamse minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
De operationele doelstellingen, zoals
vermeld in artikelen 14, 28 tot en met 36, 46 en 47 van dit besluit, behoren
tot het verplicht aanbod van de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Met toepassing van
artikel 9, § 1, tweede
lid van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding zijn de overige operationele doelstellingen vormen van
begeleiding die de centra verplicht aanbieden aan leerlingen, ouders en scholen
waarbij het deze leerlingen, ouders of scholen vrij staat om al dan niet op dit
aanbod in te gaan.
Art. 2.
Het aanbod, vermeld in dit besluit,
bevindt zich binnen de vier begeleidingsdomeinen, vermeld in
artikel 5, § 2,
van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Art. 3.
In dit besluit wordt verstaan onder
:
1° cliënt : een leerling, een ouder of een
opvoedingsverantwoordelijke;
2° doorlooptijd : de
tijdspanne waarbinnen een traject wordt afgerond;
3°
draaischijffunctie : coördinatie door het centrum van de
leerlingenbegeleiding tussen het centrum de school en de schoolexterne diensten
die een relevant aanbod bezitten in zake leerlingenbegeleiding of hulpverlening
met het oog op proactieve en preventieve acties, of doorverwijzingen en met het
oog op de optimalisering van de leerlingenbegeleiding;
4°
handelingsgericht advies : advies dat tot stand komt op basis van de principes
van het handelingsgericht werken of handelingsgerichte
diagnostiek;
5° kernactiviteit : een algemeen aangeduide
hulpactiviteit, gericht op een bepaald doel;
6°
netwerkpartner : een partner in de externe hulp- en dienstverleningssector of
gezondheidssector die deel uitmaakt van het aanwijsbaar netwerk van het
CLB;
7° opvoedingsverantwoordelijken : de natuurlijke
personen, anders dan de ouders, die de minderjarige op duurzame wijze in feite
onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door
bemiddeling of ten laste van de openbare overheid;
8°
personen uit de leefomgeving : de natuurlijke personen, met uitzondering van de
ouders en de opvoedingsverantwoordelijken, die bij de minderjarige inwonen of
met de minderjarige een bijzondere affectieve band hebben, evenals de
natuurlijke personen die in de buurt van de minderjarige wonen of met wie de
minderjarige geregeld contact heeft, onder meer bij het schoolgaan of tijdens
de vrijetijdsbesteding;
9° traject : een opeenvolging van
kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, die worden ingezet bij een
leerlinggebonden aanbod.
HOOFDSTUK II. - Leerlinggebonden
aanbod
Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 4.
Het leerlinggebonden aanbod sluit aan
bij de strategische doelstellingen, vermeld in
artikelen 17, 19, 22 en
24 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Art. 5.
Om de strategische doelstellingen,
vermeld in artikel 4, te realiseren, bestaat het leerlinggebonden aanbod uit de
volgende mogelijke kernactiviteiten :
1° onthaal : het
eerste contact met de cliënt, de school of een netwerkpartner en het
beluisteren van het aanmeldingssignaal; indien nodig aansluiting bieden met al
dan niet zelf aangeboden vraagverheldering of andere vormen van
hulp;
2° vraagverheldering : samen met de cliënt, de
school of een netwerkpartner de problemen inventariseren, systematisch in kaart
brengen en ontrafelen; oplossingsalternatieven verkennen en die toetsen aan een
mogelijk aanbod;
3° het verstrekken van informatie en
advies :
a) het informeren en handelingsgericht advies geven
over keuzemogelijkheden en gedragsalternatieven en eventueel het aanraden van
bepaalde hulp aan de cliënt of aan personen uit de
leefomgeving;
b) het verstrekken van een handelingsgericht
advies aan leerkrachten om hun draagkracht te versterken bij de opvang van
leerlingen met zorgvragen;
4° diagnose : een op
systematische wijze opgebouwd, geobjectiveerd en gedetailleerd beeld van de
problematiek en de onderwijsnoden van een leerling. Het centrum neemt zowel
verhelderende, onderkennende als indicerende diagnostische vraagstellingen op
en maakt bij de analyse hiervan gebruik van wetenschappelijk verantwoorde
methoden en, waar die voorhanden zijn, van vastgelegde standaarden. Het centrum
werkt waar nodig samen met externen. De diagnostiek resulteert in een advies
aan de betrokkenen. Bij leerlingen met een specifieke onderwijsgerelateerde
behoefte wordt een advies gegeven over ondersteunende maatregelen in onderwijs,
al of niet geformaliseerd zoals bepaald in de
onderwijsregelgeving;
5° kortdurende begeleiding : het
bieden van een multidisciplinaire en professionele ondersteuning, in eerste
instantie gefocust op het samen met de cliënt zoeken naar antwoorden en
oplossingen voor de problematische situatie. De kortdurende begeleiding bestaat
uit een aanbod van twee tot acht sessies;
6° samenwerken
met netwerk : het centrum werkt samen met relevante netwerkpartners in functie
van de begeleiding van de leerling en de ondersteuning van ouders, de school of
personen uit de leefomgeving.
Het centrum kan van het aantal
sessies, vermeld in het eerste lid, 5° afwijken in het belang van
leerlingen die door hun persoonlijke kenmerken, sociale achtergrond of
leefsituatie leerbedreigd zijn.
Art. 6.
Het leerlinggebonden aanbod vertrekt
steeds vanuit een zorgvraag die betrekking heeft op het welbevinden van de
leerling met het oog op het vrijwaren of versterken van zijn leerproces of de
onderwijsloopbaan nu of in de toekomst. Het leerlinggebonden aanbod heeft
altijd betrekking op een of meer geïdentificeerde
leerlingen.
De cliënt, het schoolpersoneel en personen uit
de leefomgeving kunnen van dat aanbod gebruik maken bij een zorgvraag over
één of meer geïdentificeerde leerlingen.
Het
centrum neemt initiatieven om het leerlinggebonden aanbod naar inhoud en
methodiek aan te passen voor leerlingen die door hun persoonlijke kenmerken,
sociale achtergrond of leefsituatie bedreigd zijn in hun
ontwikkeling.
Art. 7.
De kernactiviteiten, vermeld in
artikel 5, eerste lid, 3° tot en met 5° worden steeds voorafgegaan door
de kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° en
2°.
Art. 8.
De doorlooptijd van het traject, te
beginnen vanaf het onthaal, varieert. De maximale doorlooptijd bedraagt
:
1° tien werkdagen voor een traject dat leidt tot
vraagverheldering, informatie of advies;
2° veertig
werkdagen voor een traject dat leidt tot een diagnose;
3°
vijftig werkdagen voor een traject dat leidt tot een diagnose met
geformaliseerd advies.
In noodsituaties stelt het centrum alles
in het werk om de doorlooptijd in te korten en snel te reageren. Onder
noodsituatie wordt verstaan : een acuut beleefde, ernstige zorgvraag die niet
op voorhand kon worden ingeschat en waarin onmiddellijke hulp moet worden
geboden.
Het centrum kan van de doorlooptijd afwijken in het
belang van leerlingen die door hun persoonlijke kenmerken, sociale achtergrond
of leefsituatie leerbedreigd zijn of indien de samenwerking met de
netwerkpartner dit vereist.
Art. 9.
Voor alle zorgvragen binnen het
begeleidingsdomein leren en studeren biedt het centrum de kernactiviteiten,
vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° tot en met 4° en 6°, aan. Het
centrum besteedt daarbij bijzondere aandacht aan het kleuteronderwijs en de
aanvang van de lagere school bij het werken aan leer- en
ontwikkelingsmoeilijkheden.
Art. 10.
Voor alle zorgvragen binnen het
begeleidingsdomein onderwijsloopbaan biedt het centrum de kernactiviteiten,
vermeld in artikel 5, 1° tot en met 4° en 6°, aan. Daarbij besteedt
het centrum bijzondere aandacht aan de keuzeprocessen in de onderwijsloopbaan
ter voorbereiding van de overgang :
1° van het
basisonderwijs naar het secundair onderwijs;
2° van de
eerste graad naar de tweede graad van het secundair
onderwijs;
3° van de tweede graad naar de derde graad van
het secundair onderwijs;
4° van de derde graad van het
secundair onderwijs naar het hoger onderwijs;
5° van het
buitengewoon onderwijs naar het gewoon onderwijs;
6° van
het gewoon onderwijs naar het buitengewoon onderwijs;
7°
van het voltijds onderwijs naar de deeltijdse
leersystemen;
8° van de deeltijdse leersystemen naar het
voltijds onderwijs.
In afwijking van het eerste lid biedt het
centrum bij zorgvragen over problematische keuzes de kernactiviteiten, vermeld
in artikel 5, 1° tot en met 6°, aan.
Het centrum biedt
de kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, 1° tot en met 3°, actief aan
voor alle anderstalige nieuwkomers met het oog op de instap in het onderwijs en
studiekeuze.
Art. 11.
Voor alle zorgvragen binnen het
begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg biedt het centrum de
kernactiviteiten, vermeld in artikel 5, 1° tot en met 4° en 6°,
aan.
Art. 12.
Met behoud van de toepassing van
artikel 6, eerste lid, biedt het centrum voor alle zorgvragen binnen het
begeleidingsdomein psychisch en sociaal functioneren de kernactiviteiten,
vermeld in artikel 5, 1° tot en met 6°, aan. Het centrum besteedt
daarbij bijzondere aandacht aan het eerste leerjaar B, het beroepsvoorbereidend
leerjaar, het beroepsonderwijs en de deeltijdse leersystemen met het oog op de
vermindering van risicogedrag en een zinvolle beleving van de school door de
leerlingen.
De kortdurende begeleiding, vermeld in het eerste
lid, wordt altijd uitgevoerd als aanvulling op het beleid en de inspanningen
van de school, als het gaat over gedrag dat kan resulteren in orde- en
tuchtmaatregelen.
Art. 13.
Als een leerling, in overleg met de
school, de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken en waar mogelijk de leerling
zelf, in het kader van een traject, als vermeld in artikel 9 tot en met 12,
wordt verwezen naar externe hulpverlening :
1° zorgt het
centrum voor de voortgangscontrole van de leerling met het oog op het
functioneren op school;
2° levert het centrum de gegevens
aan waarop het zich gebaseerd heeft voor de
verwijzing.
Afdeling II. - Leerlinggebonden aanbod bij
afwezigheidsproblemen
Art. 14.
§ 1. Het centrum start, samen met de
school, na melding door en overleg met de school, verplicht een traject op voor
:
1° elke leerling die door de frequentie en de aard van
zijn afwezigheden zijn schoolloopbaan in het gedrang brengt, ongeacht de
gehanteerde wettigingen;
2° elke minderjarige leerling die
[vijf of meer] halve lesdagen per schooljaar afwezig is, voor zover de school
die afwezigheden als problematisch of ongewettigd
registreert;
3° elke leerling die afwezig is wegens
schorsing of wegens tijdelijke uitsluiting als
tuchtmaatregel;
4° elke leerling die afwezig is wegens
definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel.
§ 2. Het traject, vermeld in §
1, 1°, heeft als doel te voorkomen dat de afwezigheden resulteren in een
schoolse achterstand voor de betrokken leerling.
§ 3. Het traject, vermeld in §
1, 2°, heeft als doel te voorkomen dat de minderjarige leerling niet meer
voldoet aan de reglementering inzake de leerplicht.
Als de
leerling dreigt niet te voldoen aan
wet
van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, en als hij of zijn
ouders herhaaldelijk niet ingaan op het hulpaanbod dat door het centrum samen
met en op initiatief van de school werd gestart, dan kan het centrum dit in
overleg met de school melden aan de bevoegde ambtenaar van het Agentschap voor
Onderwijsdiensten.
§ 4. Het traject, vermeld in §
1, 4°, heeft onder meer als doel de leerling en zijn ouders bij te staan
bij het noodgedwongen zoeken naar een andere instelling of
onderwijsvorm.
B.Vl.R.
van 30-8-2016
Art. 15.
Aanvullend op de inspanningen van de
school start het centrum een traject op voor leerlingen van het
kleuteronderwijs van wie de ontwikkeling en het leerproces ernstig bedreigd
worden door hun beperkte aanwezigheid.
HOOFDSTUK III. - Schoolondersteuning
Art. 16.
De schoolondersteuning door de centra
sluit aan bij de strategische doelstellingen, vermeld in
artikel 16, 17, 23 en
24 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Art. 17.
De samenwerking tussen de actoren inzake
leerlingenbegeleiding, waaronder de school, het schoolpersoneel, de ouders, de
leerlingen, de pedagogische begeleidingsdienst en het centrum, moet leiden tot
:
1° de versterking van de deskundigheid van leerkrachten
bij het opvangen van leerlingen en inzake
signaaldetectie;
2° de uitbouw van een adequate vorm van
leerlingenbegeleiding of zorgbeleid op school.
Op het vlak van
schoolondersteuning onderneemt het centrum aanvullend op de inspanningen van de
school, vanuit zijn deskundigheid, de nodige acties om schoolinterne
leerlingenbegeleiding te ondersteunen en te helpen optimaliseren. Het centrum
vertrekt daarbij steeds vanuit de analyse van zijn bevindingen over leerlingen
en hun concrete problemen. De school kan het centrum betrekken voor de
ondersteuning bij verbetertrajecten.
Art. 18.
Om de strategische doelstellingen te
realiseren, biedt elk centrum aan de scholen waarmee het een beleidscontract of
een beleidsplan heeft afgesloten, ondersteuning aan die betrekking heeft op
:
1° informatieverstrekking als vermeld in art. 16 van het
decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding;
2° de draaischijffunctie van het
centrum tussen de school en een aanwijsbaar netwerk;
3°
participatie in overleg met betrekking tot leerlingenbegeleiding of zorgbeleid,
georganiseerd door de school;
4° participatie aan projecten
op school gericht op het beleid rond prioritaire
doelgroepen.
Art. 19.
In het kader van de informatieverstrekking
over het onderwijsaanbod en de aansluiting op de arbeidsmarkt, vermeld in
artikel 18, 1°, organiseert het centrum, in samenwerking met de school,
acties rond studie- en beroepskeuze en participeert het actief in de uitvoering
ervan. Het centrum doet dit op volledige en neutrale wijze en dit voor alle
leerlingen van :
1° het laatste jaar van het
basisonderwijs;
2° het tweede jaar van de eerste graad
secundair onderwijs;
3° het tweede jaar van de derde graad
secundair onderwijs.
Art. 20.
In het kader van draaischijffunctie van
het centrum tussen de school en een aanwijsbaar netwerk, vermeld in artikel 18,
2° coördineert het centrum, met het oog op proactieve en preventieve
acties of doorverwijzingen, de samenwerking tussen :
1° het
centrum;
2° de school;
3° andere dan in
1° bepaalde voorzieningen binnen de integrale
jeugdhulp;
4° andere schoolexterne diensten die een
relevant aanbod bezitten inzake leerlingenbegeleiding of de aanpak van
afwezigheidsproblemen.
Het centrum toetst samen met de school
het aanbod van externe diensten die relevant kunnen zijn voor de
leerlingenbegeleiding, of de aanpak van afwezigheidsproblemen. Het centrum
ondersteunt de school bij de implementatie van het schoolexterne
aanbod.
Art. 21.
[In het kader van de ondersteuning, vermeld in artikel 18, 2° en 3°, werkt het centrum bij de uitvoering van zijn opdrachten op het vlak van preventieve gezondheidszorg, samen met de organisaties die betrokken zijn bij het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid, waaronder de Logo's, aan de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen en het preventieve gezondheidsbeleid met betrekking tot de onderwijscontext.]
B.Vl.R.
van 30-8-2016
Art. 22.
In het kader van de participatie in
overleg, georganiseerd door de school, vermeld in artikel 18, 3°,
participeert het centrum ten minste in het systematisch en gestructureerd
overleg, gebaseerd op de door de school geregistreerde gegevens over de
aanwezigheid en afwezigheid van individuele leerlingen.
In het
beleidsplan of -contract zoals vermeld in
artikel 38 en 39 van
het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding wordt opgenomen bij welk ander schoolinterne overleg het
centrum aanwezig is.
Art. 23.
In het kader van de participatie in
projecten op school, vermeld in artikel 18, 4°, ondersteunt het centrum de
school bij projecten, geïnitieerd door de school of het centrum, die als
doel hebben groepen van leerlingen die leerbedreigd zijn door hun sociale
achtergrond of hun leefsituatie, maximaal kansen te bieden binnen het
onderwijs. Daarvoor werkt het centrum samen met de ouders, de leerlingen en hun
maatschappelijke omgeving.
Art. 24.
Binnen het kader van zijn deskundigheid
inzake leerlingenbegeleiding adviseert het centrum zijn scholen op het vlak van
gezondheid, veiligheid en hygiëne.
Art. 25.
Het centrum ondersteunt de samenwerking
van de scholen voor gewoon en voor buitengewoon
onderwijs.
Art. 26.
Het centrum ondersteunt de school in
acties die definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel kunnen
voorkomen.
HOOFDSTUK IV. - Preventieve
gezondheidszorg
Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 27.
Het aanbod van de preventieve
gezondheidszorg sluit aan bij de strategische doelstellingen, vermeld in
artikel 18 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Afdeling II. - Algemene consulten
Art. 28.
Het centrum voert een algemeen consult
uit bij leerlingen uit de volgende leerjaren :
1° het
tweede jaar kleuteronderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het
kalenderjaar waarin de kleuter vijf jaar wordt;
2° het
vijfde jaar lager onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het
kalenderjaar waarin de leerling elf jaar wordt;
3° het
eerste jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het
kalenderjaar waarin de leerling dertien jaar wordt;
4° het
derde jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het
kalenderjaar waarin de leerling vijftien jaar wordt;
5° het
eerste jaar deeltijds beroepssecundair onderwijs, erkende vorming, of het
schooljaar waarin het deeltijds beroepssecundair onderwijs of de erkende
vorming wordt aangevat.
Het algemene consult, vermeld in het
eerste lid, 5°, wordt niet uitgevoerd als bij de betrokken leerling twaalf
maanden voordien al een algemeen consult heeft
plaatsgevonden.
Het algemene consult, vermeld in het eerste
lid, 5°, wordt niet uitgevoerd bij jongeren in de leertijd, bedoeld in het
decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven
extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemingsvorming -
Syntra Vlaanderen" die onderworpen zijn aan een gezondheidsonderzoek
overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de
werknemers bij de uitvoering van hun werk.
De algemene
consulten, vermeld in het eerste lid, worden door een arts en een paramedisch
werker uitgevoerd. De besluitvorming gebeurt door de arts, die tevens de
eindverantwoordelijkheid draagt.
Art. 29.
Het algemene consult, vermeld in
artikel 28, eerste lid, 1°, omvat minstens :
1° de
anamnese en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar werden gesteld
door de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;
2° de
interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt
gesteld door het centrum of de school;
3° de interpretatie
van gegevens die door de instelling Kind en Gezin of door de behandelende arts
beschikbaar worden gesteld;
4° een leeftijdsspecifiek
algemeen medisch onderzoek dat in elk geval de volgende elementen omvat
:
a) anamnese;
b) groei en
gewicht;
c) algemene ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor
spraak en motoriek;
d) visuele functie en
oogstand;
e) [...]
f)
mond;
g) genitaliën;
5° de opvolging
van de nazorg.
Het centrum neemt initiatieven om de
aanwezigheid van de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken bij het algemene
consult, vermeld in het eerste lid, aan te moedigen.
B.Vl.R.
van 30-8-2016
Art. 30.
Het algemene consult, vermeld in
artikel 28, eerste lid, 2°, omvat minstens :
1° de
anamnese en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar worden gesteld
door de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;
2° de
interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt
gesteld door het centrum of de school, inclusief informatie over afwezigheids-
en ongeschiktheidsattesten en over fysieke fitheid;
3° de
interpretatie van gegevens die door de behandelende arts beschikbaar worden
gesteld;
4° vragen over voedings- en
leefgewoonten;
5° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch
onderzoek dat in elk geval de volgende elementen omvat :
a)
anamnese;
b) groei en gewicht;
c) visuele
functie;
d) gehoor;
e) mond;
f)
genitaliën;
g) houding en
bewegingsstelsel;
h) puberale
ontwikkeling;
6° de opvolging van de
nazorg.
Art. 31.
Het algemene consult, vermeld in
artikel 28, eerste lid, 3°, omvat minstens :
1° de
anamnese en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar worden gesteld
door de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;
2° de
interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt
gesteld door het centrum of de school, inclusief informatie over afwezigheids-
en ongeschiktheidsattesten en over fysieke fitheid;
3° de
interpretatie van gegevens die door de behandelende arts beschikbaar worden
gesteld;
4° vragen over voedings- en
leefgewoonten;
5° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch
onderzoek dat in elk geval de volgende elementen omvat :
a)
anamnese;
b) groei en gewicht;
c)
mond;
d) genitaliën;
e) houding en
bewegingsstelsel;
f) puberale
ontwikkeling;
6° de opvolging van de
nazorg.
Art. 32.
Het algemene consult, vermeld in
artikel 28, eerste lid, 4°, omvat minstens :
1° de
anamnese, met bijzondere aandacht voor problemen in verband met de menstruele
cyclus, en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar worden gesteld door
de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;
2° de
interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt
gesteld door het centrum of de school, inclusief informatie over afwezigheids-
en ongeschiktheidsattesten en over fysieke fitheid;
3° de
interpretatie van gegevens die door de behandelende arts beschikbaar worden
gesteld;
4° vragen over voedings- en
leefgewoonten;
5° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch
onderzoek, dat in elk geval de volgende elementen omvat :
a)
anamnese;
b) groei en gewicht;
c)
gehoor;
d) mond;
e)
genitaliën;
f) houding en
bewegingsstelsel;
g) puberale
ontwikkeling;
6° de opvolging van de
nazorg.
Afdeling III. - Gerichte consulten
Art. 33.
§ 1. Het centrum voert een gericht
consult uit bij leerlingen uit de volgende leerjaren :
1°
het eerste jaar kleuteronderwijs, op voorwaarde dat de te onderzoeken kleuters
voor 1 januari van het schooljaar in kwestie drie jaar geworden
zijn;
2° het eerste jaar lager
onderwijs;
3° het derde jaar lager
onderwijs.
De besluitvorming na het gerichte consult gebeurt
door de arts, die tevens de eindverantwoordelijkheid
draagt.
§ 2. In afwijking van § 1,
1°, wordt in het buitengewoon onderwijs een gericht consult uitgevoerd in
het kalenderjaar waarin de leerling vier jaar wordt.
§ 3. In afwijking van § 1,
2°, wordt in het buitengewoon onderwijs een gericht consult uitgevoerd in
het kalenderjaar waarin de leerling zeven jaar wordt.
§ 4. In afwijking van § 1,
3°, wordt in het buitengewoon onderwijs een gericht consult uitgevoerd in
het kalenderjaar waarin de leerling negen jaar wordt.
§ 5. Gerichte consulten worden bij
voorkeur in de school uitgevoerd.
Art. 34.
[Het gerichte consult, vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, 1°, omvat de anamnese en de interpretatie van gegevens die relevant zijn voor het consult en die de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken, Kind en Gezin, de behandelende arts, het centrum en de school beschikbaar stellen. Het schenkt bijzondere aandacht aan groei, gewicht, visuele functie, oogstand, gehoor en de opvolging van de nazorg.]
B.Vl.R.
van 30-8-2016
Art. 35.
[Het gerichte consult, vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, 2°, omvat de anamnese en de interpretatie van gegevens die relevant zijn voor het consult en die de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken, de behandelende geneesheer, het centrum en de school beschikbaar stellen. Het schenkt bijzondere aandacht aan groei, gewicht, visuele functie, kleurenzien, oogstand, mond, gehoor en de opvolging van de nazorg.]
B.Vl.R.
van 30-8-2016
Art. 36.
Het gerichte consult, vermeld in
artikel 33, § 1, 3°, omvat de anamnese, de interpretatie van voor het
consult relevante gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouders, de
opvoedingsverantwoordelijken, de behandelende geneesheer, het centrum en de
school, en schenkt bijzondere aandacht aan groei, gewicht en visuele functie en
de opvolging van de nazorg.
Afdeling IV. - Bijzondere
consulten
Art. 37.
[...]
B.Vl.R.
van 10-7-2015
Afdeling V. - Andere opdrachten
Art. 38.
Het centrum kan bij individuele
leerlingen een medisch onderzoek uitvoeren :
1° als vorm
van nazorg na een algemeen, een gericht of een bijzonder
consult;
2° op verzoek van de leerling, de school, de
ouders of de opvoedingsverantwoordelijken;
3° op eigen
initiatief.
Bij groepen van leerlingen kan het centrum een
medisch onderzoek uitvoeren met betrekking tot specifieke
gezondheidsrisico's.
Afdeling VI. - Verzet
Art. 39.
Het verzet, vermeld in
artikel 30, § 2,
van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding, wordt schriftelijk meegedeeld aan de directeur van het
centrum met een aangetekende brief of tegen afgifte van een ontvangstbewijs.
Het verzet is getekend en gedateerd.
Art. 40.
De persoon die verzet heeft
aangetekend, is verplicht de consulten, vermeld in artikel 28 en 33, te laten
uitvoeren binnen een termijn van negentig dagen, met ingang van de datum waarop
de aangetekende brief is verzonden of met ingang van de datum die op het
ontvangstbewijs is vermeld.
De arts van een ander centrum, een
andere arts van hetzelfde centrum of nog een andere arts die beschikt over
hetzelfde bekwaamheidsbewijs als de artsen die aan een centrum verbonden zijn,
en die de consulten, vermeld in artikel 28 en 33, heeft uitgevoerd, bezorgt
binnen vijftien dagen na de datum van elk consult het verslag van dat consult
aan de arts van het centrum die de school van de betrokken leerling begeleidt.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepaalt het model van
het verslag.
HOOFDSTUK V. - Vaccinaties en profylactische
maatregelen
Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 41.
Het aanbod van de preventieve
gezondheidszorg sluit aan bij de strategische doelstellingen, vermeld in
artikel 18 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Afdeling II. - Vaccinaties
Art. 42.
Om het ontstaan van sommige
besmettelijke ziekten te beletten, houdt het centrum toezicht op de
vaccinatiestatus van alle begeleide leerlingen. De Vlaamse minister, bevoegd
voor het gezondheidsbeleid, bepaalt het vaccinatieschema [,
vermeld in artikel 1 van het besluit van de
Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot uitvoering van artikel 43, § 1, van
het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid
en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 tot
vaststelling van de operationele doelstellingen van de centra voor
leerlingenbegeleiding, wat betreft het bepalen van de profylactische
maatregelen,] dat daarvoor als leidraad dient en legt de
leerlingengroepen vast waarin die vaccinaties toegediend worden. Dit gebeurt na
overleg met de centrumnetten.
B.Vl.R.
van 18-3-2011
Art. 43.
Het centrum biedt de vaccinaties aan
die opgenomen zijn in het vaccinatieschema en gaat de vaccinatiestatus na van
de begeleide leerlingen naar aanleiding van een algemeen of een gericht
consult. De betrokkenen worden schriftelijk geïnformeerd over de aard en
de bedoelingen van de vaccinatie. Het centrum dient de vaccinaties toe op
voorwaarde dat het daarvoor de schriftelijke toestemming heeft
gekregen.
Art. 44.
Aan leerlingen van wie de
vaccinatiestatus niet beantwoordt aan het vastgelegde vaccinatieschema, biedt
het centrum vaccinaties aan, mogelijk op andere tijdstippen dan vermeld in
artikel 42.
Art. 45.
Het centrum streeft ernaar een
vaccinatiegraad van minimaal 95 % te halen bij de leerlingen die het begeleidt,
om een volledige uitroeiing van sommige besmettelijke ziekten te
realiseren.
Afdeling III. - Profylaxe
Art. 46.
Met behoud van de toepassing van de
bepalingen van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve
gezondheidsbeleid, neemt het centrum profylactische maatregelen bij leerlingen
en schoolpersoneel. [...] Het centrum
informeert de directies van de scholen over die maatregelen.
[Infectieziekten die een epidemisch karakter dreigen aan te
nemen of aangenomen hebben, en die gemeld moeten worden aan de bevoegde
ambtenaar-arts, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering
van 19 juni 2009 betreffende initiatieven om uitbreiding van schadelijke
effecten die veroorzaakt zijn door biotische factoren, tegen te gaan, vereisen
ook het nemen van maatregelen. Het Draaiboek Infectieziekten CLB is daarbij een
evidencebased leidraad voor elk centrum voor leerlingenbegeleiding. Het Vlaams
Agentschap Zorg en Gezondheid wordt belast met de opmaak van dit draaiboek in
overleg met de sector. De meest actuele versie van het Draaiboek
Infectieziekten CLB wordt op de website van het Vlaams Agentschap Zorg en
Gezondheid ter beschikking gesteld. Onder een evidencebased leidraad wordt
verstaan : "een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de
besluitvorming door professionals in de zorg en patiënten, die berusten op
de resultaten van wetenschappelijk onderzoek met daarop gebaseerde discussie en
aansluitende meningsvorming, gericht op het expliciteren van doeltreffend en
doelmatig handelen. Evidencebased leidraden zijn bedoeld ter verbetering van de
kwaliteit van zorg. Daardoor wordt het klinisch handelen meer gebaseerd op
wetenschappelijk bewijs dan op ervaring en meningen en wordt de variatie in
handelen tussen zorgverleners verminderd."
.]
B.Vl.R.
van 18-3-2011
Art. 47.
Het centrum brengt de bevoegde
[ambtenaar-arts] en de
preventieadviseur-arbeidsgeneesheer op de hoogte als :
1°
een ziekte wordt vastgesteld [die een epidemisch karakter
dreigt aan te nemen of aangenomen heeft als vermeld in artikel 2 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 betreffende initiatieven om
uitbreiding van schadelijke effecten, die veroorzaakt zijn door biotische
factoren, tegen te gaan];
2° de overwogen
profylactische maatregelen inhouden dat de school moet worden
gesloten;
3° de profylactische maatregelen inhouden dat
monsters voor de opsporing van kiemdragers moeten worden
genomen.
In de gevallen, vermeld in punt 2° en 3°, moet
tevens de inspectie van de centra op de hoogte worden
gebracht.
B.Vl.R.
van 18-3-2011
HOOFDSTUK VI. - Andere bepalingen
Afdeling I. - Registratie
Art. 48.
Het centrum registreert een aantal
gegevens zoals bepaald in artikel
10 en 20
van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor
leerlingenbegeleiding. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs en de
Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepalen welke gegevens
geregistreerd worden, in welke vorm en aan welke diensten ze moeten worden
bezorgd. Dit gebeurt na overleg met de centrumnetten.
[Art. 48bis.
In uitvoering van artikel 20, § 3, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding kan aan het Gemeenschapsonderwijs en elke representatieve vereniging van de besturen van de centra voor leerlingenbegeleiding van het gesubsidieerd onderwijs een subsidie worden verleend in functie van gegevensuitwisseling. De subsidie wordt toegekend door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, binnen de beschikbare kredieten.
Om voor de subsidie in aanmerking te komen moet er een projectaanvraag worden ingediend, uiterlijk 15 mei voorafgaand aan de betrokken subsidieperiode die gelijk is aan de duur van een schooljaar. In afwijking hiervan geldt 15 september 2016 als uiterste indieningsdatum voor het schooljaar 2016-2017.
Uit die aanvraag moet het volgende blijken :
1° de aanvraag is gemeenschappelijk voor het Gemeenschapsonderwijs en alle representatieve verenigingen van de besturen van de centra voor leerlingenbegeleiding van het gesubsidieerd onderwijs;
2° de projectverantwoordelijke;
3° de begunstigde van de subsidie;
4° de concrete wijze van aanwending van de subsidie binnen de volgende criteria :
a) éénduidige en kwaliteitsvolle registratie van activiteiten in het multidisciplinair dossier van leerlingen in alle centra voor leerlingenbegeleiding;
b) Verslaggeving op basis van gesystematiseerde gegevens die de Vlaamse overheid toelaten beleidsconclusies en beleidsopties te formuleren;
c) meewerken aan initiatieven om vanuit het eigen registratiesysteem gegevens te kunnen uitwisselen met andere relevante ICT-systemen, waaronder alleszins de systemen die betrekking hebben op vaccinaties en integrale jeugdhulp.
De aanvraag wordt geëvalueerd door de bevoegde diensten van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming op volledigheid en conformiteit met de hierboven vermelde criteria. De beoordeling wordt, met het oog op beslissing, in een advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, opgenomen.
Mits gunstige beslissing gebeurt de uitbetaling van de subsidie als volgt :
1° een eerste schijf van 80% wordt uitbetaald na de goedkeuring van het ministerieel subsidiebesluit en de vastlegging van de middelen;
2° het saldo van de subsidie wordt uitbetaald na goedkeuring door de bevoegde diensten van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming van het inhoudelijk en financieel verslag over de voorbije subsidieperiode, dat wordt ingediend uiterlijk op 30 september daaropvolgend.]
B.Vl.R.
van 30-8-2016
Art. 49.
Om de gezondheid, de groei en de
ontwikkeling van de leerling te bevorderen, te bewaken en te behouden, kan de
verantwoordelijke arts na een consult een gezondheidsbilan opmaken. Dit
gezondheidsbilan is de synthese van de bevindingen van de arts en vormt de
basis voor multidisciplinair overleg in het centrum.
Afdeling II. - Werkingsbeginselen en deontologische
code
Art. 50.
Bij het realiseren van de operationele
doelstellingen houdt het centrum voor leerlingenbegeleiding ten minste rekening
met de werkingsbeginselen, vermeld in
artikel 7 tot en met
14ter van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra
voor leerlingenbegeleiding.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 51.
De volgende regelingen worden opgeheven
:
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december
1998 houdende de oprichting van een tijdelijke stuurgroep ter ondersteuning van
de PMS-centra en de MST-equipes bij hun omvorming tot centra voor
leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14
december 2001;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van
17 maart 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de centra voor
leerlingenbegeleiding;
3° het besluit van de Vlaamse
Regering van 28 augustus 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de centra
voor leerlingenbegeleiding;
4° het besluit van de Vlaamse
Regering van 28 augustus 2000 tot vaststelling van de operationele
doelstellingen voor de begeleiding van jongeren met leerplichtproblemen in de
centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse
Regering van 21 maart 2003;
5° het besluit van de Vlaamse
Regering van 15 december 2000 betreffende informatiseringstoelagen voor de
centra voor leerlingenbegeleiding;
6° het besluit van de
Vlaamse Regering van 12 januari 2001 betreffende het tijdelijk project voor de
informatisering van de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Art. 52.
De Vlaamse Regering evalueert binnen twee
jaar na de inwerkingtreding de werking en de effecten van dit besluit. Hierbij
wordt rekening gehouden met de doorlooptijden, de taakbelasting en het totale
takenpakket van de personeelsleden van de centra.
Art. 53.
Dit besluit treedt in werking op 1
september 2009.
Art. 54.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn,
ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit
besluit.
Bijlage I. - Profylaxe
[...]
B.Vl.R.
van 18-3-2011