OPGEHEVEN: Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning
van een verlof voor het uitoefenen van een andere tewerkstelling voor sommige
personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie
goedkeuringsdatum
03 JULI 2009
publicatiedatum
B.S.30/09/2009
datum laatste wijziging
20/12/2017
COORDINATIE
opgeheven door B.Vl.R. 17-11-2017 - BS 20-12-2017
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 15 juni 2007 betreffende het
volwassenenonderwijs, op artikel 128, § 1, gewijzigd bij het decreet van 8
mei 2009;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse
minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 16 juli 2008;
Gelet op protocol nr. 7 van 6 maart 2009 houdende de conclusies
van de onderhandelingen die werden gevoerd in het Vlaams
Onderhandelingscomité voor de basiseducatie, vermeld in het decreet van
23 januari 2009 tot oprichting van onderhandelingscomités voor de
basiseducatie en voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het
Volwassenenonderwijs;
Gelet op het advies 46.563/1
van de Raad van State, gegeven op 18 juni 2009, met toepassing van artikel 84,
§ 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State,
gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel
van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Dit besluit is uitsluitend van toepassing op
de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie, vermeld in
artikel 127, § 1,
1°, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het
volwassenenonderwijs.
Art. 2.
Het personeelslid, vermeld in artikel 1 kan
onder de modaliteiten vermeld in artikel 7, een verlof krijgen om een andere
tewerkstelling uit te oefenen.
Art. 3.
Het verlof, vermeld in artikel 2, kan
toegekend worden voor het opnemen van een andere tewerkstelling in of bij
:
1° hetzelfde Centrum voor Basiseducatie, maar alleen voor
de uitoefening van een andere contractuele aanstelling gesubsidieerd door
derden;
2° een ander Centrum voor Basiseducatie;
3° het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het
Volwassenenonderwijs;
4° een consortium
volwassenenonderwijs;
5° de Federatie van Centra voor
Basiseducatie;
6°één van de representatieve
vakorganisaties.
Onder een andere tewerkstelling zoals vermeld
in het eerste lid, 3° tot en met 6°, worden diensten of projecten
verstaan die de werking van de basiseducatie ten goede komen. Deze diensten of
projecten moeten betrekking hebben op het beleid of het onderzoek met
betrekking tot de basiseducatie. Zij kunnen ook betrekking hebben op
vernieuwingen of experimenten inzake onderwijsbeleid in de
basiseducatie.
Een verlof voor een andere tewerkstelling bij
één van de representatieve vakorganisaties kan niet toegestaan
worden voor de activiteiten van een personeelsafgevaardigde of een
vakbondsafgevaardigde, zoals vermeld in
artikel 49 van het
decreet van 23 januari 2009 tot oprichting van onderhandelingscomités
voor de basiseducatie en voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het
Volwassenenonderwijs.
Art. 4.
Het verlof wordt toegekend voor de duur van de
andere tewerkstelling en kan uiterlijk toegekend worden tot 31 augustus van het
schooljaar in kwestie.
Art. 5.
Het verlof kan toegestaan worden voor de
volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of voor een
gedeelte ervan.
Het volume van het verlof wordt berekend
volgens de volgende formule :
V = A x 36/N,
waarbij
1° V = volume van het verlof, uitgedrukt in uren
per week;
2° A = volume van de andere tewerkstelling,
uitgedrukt in uren per week;
3° N = aantal te presteren
uren op weekbasis voor een functie met volledige prestaties bij de werkgever
waar de andere tewerkstelling uitgeoefend zal worden.
Ingeval
het resultaat van de bewerking een decimaal gedeelte oplevert, wordt er
afgerond naar de lagere eenheid.
Art. 6.
Het personeelslid heeft tijdens het verlof
geen recht op de toekenning van een salaris voor de prestaties waarvoor het
verlof werd toegekend.
Het personeelslid heeft wel recht op een
salaris voor de andere tewerkstelling, overeenkomstig de reglementaire
bepalingen die voor de uitgeoefende functie van toepassing
zijn.
De diensten vermeld in artikel 3, eerste lid, 5° en
6°, worden voor de inaanmerkingneming in de geldelijke anciënniteit
beschouwd als werkelijke diensten die het personeelslid als titularis van een
bezoldigd ambt met volledige of onvolledige prestaties heeft verstrekt aan een
door de Vlaamse overheid gesubsidieerd Centrum voor
Basiseducatie.
Art. 7.
§ 1. Het personeelslid dat gebruik wil maken
van het verlof voor het uitoefenen van een andere tewerkstelling zoals vermeld
in artikel 3, vraagt ten minste dertig kalenderdagen vóór de
aanvang van het verlof aan het centrumbestuur de toestemming voor het opnemen
van het verlof, alsook het gewenste volume aan wekelijkse prestaties waarvoor
de prestaties geschorst worden. In samenspraak tussen het eigen centrumbestuur
en het personeelslid kan van die termijn worden afgeweken.
Ten
hoogste vijftien kalenderdagen na de aanvraag deelt het centrumbestuur zijn
beslissing mee aan het personeelslid. Wanneer het centrumbestuur binnen deze
termijn geen beslissing heeft meegedeeld aan het personeelslid, wordt de
aanvraag geacht goedgekeurd te zijn.
§ 2. In afwijking van § 1, moet het
personeelslid dat een andere tewerkstelling, vermeld in artikel 3, eerste lid,
punt 2° tot en met 6°, wenst uit te oefenen vanaf 1 september van het
volgende schooljaar, het verlof aanvragen uiterlijk op 30 april van het
voorafgaande schooljaar. Ten hoogste vijftien kalenderdagen na de aanvraag,
deelt het centrumbestuur zijn beslissing mee aan het personeelslid. Wanneer het
centrumbestuur binnen deze termijn geen beslissing heeft meegedeeld aan het
personeelslid, wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te
zijn.
§ 3. Als de aanvragen, vermeld in § 1 en
§ 2, niet of maar gedeeltelijk worden ingewilligd, moet het centrumbestuur
de beslissing omstandig en schriftelijk
motiveren.
Art. 8.
Tijdens de duur van de andere tewerkstelling
kan het personeelslid alle dienstonderbrekingen opnemen waarvoor het aan de
gestelde voorwaarden voldoet, met uitzondering van het verlof, vastgelegd in
dit besluit.
Art. 9.
Het beëindigen van de periode van de
andere tewerkstelling waarvoor het verlof werd toegekend, beëindigt
automatisch het verlof bij het eigen centrumbestuur.
Art. 10.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
september 2008.
Art. 11.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.