OPGEHEVEN : Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de
personeelsleden van het onderwijs
goedkeuringsdatum
16 OKTOBER 2009
publicatiedatum
B.S.25/11/2009
datum laatste wijziging
01/09/2017
COORDINATIE
B.Vl.R. 9-9-2016 - B.S. 27-9-2016
opgeheven door B.Vl.R. 30-8-2016 - B.S. 12-9-2016
De Vlaamse Regering,
Gelet op artikel 27 van het decreet van 5 juli 1989 betreffende
het onderwijs;
Gelet op het decreet van 27 maart
1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het
gemeenschapsonderwijs, artikel 82, eerste lid;
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de
gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 56, eerste
lid;
Gelet op het decreet van 1 december 1993
betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken,
artikel 21, § 1, vervangen bij het decreet van 8 mei 2009;
Gelet op het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van
onderwijs, artikel 148;
Gelet op het koninklijk
besluit van 21 oktober 1968, genomen ter uitvoering van artikel 7 van het
koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de
administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het
meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor
kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en
normaalonderwijs;
Gelet op het koninklijk besluit
van 18 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk
besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het
paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon,
middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der
internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de
inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze
inrichtingen;
Gelet op het koninklijk besluit van
27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch
personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde
Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de
inspectiediensten, belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra,
de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde
psycho-medisch-sociale centra;
Gelet op het
koninklijk besluit nr. 76 van 20 juli 1982 betreffende de
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de
personeelsleden van het Gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 136 van 30 december 1982
betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor
de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale
centra;
Gelet op het advies van de Inspectie van
Financiën, gegeven op 20 mei 2009;
Gelet op
protocol nr. 703 van 9 juli 2009 houdende de conclusies van de onderhandelingen
die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité
X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité
voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 469 van 9 juli 2009 houdende de conclusies
van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend
onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot
oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs;
Gelet op advies 47116/1/V van de Raad
van State, gegeven op 2 september 2009, met toepassing van artikel 84, §
1, eerste lid, 18, van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op
12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse
minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;
Na
beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op de volgende
personeelsleden :
1° de personeelsleden, vermeld in
artikel 2, § 1,
van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde
personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
2° de
personeelsleden, vermeld in artikel
4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de
rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de
gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
3° de
leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009
betreffende de kwaliteit van onderwijs;
4° de
personeelsleden, vermeld in artikel
10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en
de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.
Art. 2.
De personeelsleden, vermeld in artikel 1, die
vastbenoemd, tot de proeftijd toegelaten of tijdelijk aangesteld zijn, kunnen
verzoeken om een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden.
Voor tijdelijk aangestelde personeelsleden
geldt dit enkel voor zover de terbeschikkingstelling binnen hun
aanstellingsperiode valt.
Art. 3.
De terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden wordt toegestaan door :
1° de inrichtende
macht of het schoolbestuur voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1,
1°, en 2°;
2° de inspecteur-generaal voor de
inspecteur en de coördinerend inspecteur;
3° de
Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, voor de
inspecteur-generaal en voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1,
4°.
Art. 4.
De terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden kan toegestaan worden voor al de prestaties of voor een
gedeelte van de prestaties waarmee het personeelslid in de instelling, het
centrum of de dienst belast is. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen
de prestaties waarvoor het personeelslid vastbenoemd, tot de proeftijd
toegelaten of tijdelijk aangesteld is. Het personeelslid mag in de instelling,
het centrum of de dienst waar de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden genomen wordt, het deel van de prestaties blijven uitoefenen
waarvoor het geen terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden
genomen heeft.
Tijdens de terbeschikkingstelling blijft het
personeelslid, binnen de reglementaire bepalingen die ter zake op hem van
toepassing zijn, titularis van de opdracht of van de opdrachten die hij
uitoefende aan de vooravond van de
terbeschikkingstelling.
Art. 5.
§ 1. De totale duur van de
terbeschikkingstelling, in een keer of in verschillende keren genomen, mag
tijdens de volledige loopbaan van het personeelslid niet meer bedragen dan
zestig maanden, ongeacht of de terbeschikkingstelling werd verkregen voor al de
uitgeoefende prestaties of voor een deel ervan. De totale duur wordt berekend
per personeelslid en niet per instelling, centrum of dienst. Voor deze
berekening vormen dertig dagen één maand. De
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden wordt aangerekend
met volledige kalenderdagen, met een minimum van één
kalenderdag.
Om de termijn van zestig maanden vast te stellen,
worden de volgende perioden mee in aanmerking genomen :
1°
de perioden van terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die
het personeelslid voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit heeft
genoten vanaf 1 september 1982;
2° de perioden van
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die het
personeelslid heeft genoten in het hoger onderwijs voor 31 maart
2006.
Tijdens de periode waarin de terbeschikkingstelling
wegens persoonlijke aangelegenheden de termijn, vermeld in het eerste lid,
overschrijdt, is het personeelslid voor de niet-verrichte prestaties
ongewettigd afwezig.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 mag de
totale duur van zestig maanden worden overschreden als :
1°
het verlof van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken,
maar geen recht heeft op een onderbrekingsuitkering, ambtshalve wordt omgezet
in terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden als vermeld in
artikel 20, § 3,
2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december
1997 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden
van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. In dat geval eindigt
de terbeschikkingstelling bij het verstrijken van de lopende periode waarvoor
het personeelslid een verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan had
aangevraagd;
2° het opvangverlof van een personeelslid
ambtshalve wordt omgezet in terbeschikkingstelling wegens persoonlijke
aangelegenheden omdat bij de terugkeer uit het buitenland blijkt dat geen
adoptie heeft plaatsgehad, zoals vermeld in
artikel 5 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 1994 betreffende het
opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de
psycho-medisch-sociale centra met het oog op adoptie en pleegvoogdij. In dat
geval eindigt de terbeschikkingstelling bij het verstrijken van de periode
waarvoor het personeelslid het opvangverlof had
aangevraagd;
3° een personeelslid gebruik maakt van de
overgangsmaatregelen, als vermeld in
hoofdstuk 2 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het
rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor
leerlingenbegeleiding.
Art. 6.
Het ziekteverlof, het bevallingsverlof, de
afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk,
wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid
wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens
moederschapsbescherming maken geen einde aan de
terbeschikkingstelling.
Art. 7.
Tijdens de periode van terbeschikkingstelling
wegens persoonlijke aangelegenheden heeft het personeelslid voor de prestatie
of prestaties waarvoor het ter beschikking gesteld is, geen recht op salaris,
salaristoelage, wachtgeld of wachtgeldtoelage.
Een
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die het
personeelslid genoten heeft tijdens het schooljaar of dienstjaar, heeft tot
gevolg dat het salaris tijdens het jaarlijkse vakantieverlof in evenredige mate
wordt verminderd.
[Het tweede lid is niet van toepassing op :
1° de personeelsleden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel;
2° de personeelsleden van de categorie van het administratief personeel van de medisch-pedagogische instituten van het Gemeenschapsonderwijs, van de semi-internaten of van de tehuizen voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben;
3° de personeelsleden aangesteld in het ambt van coördinerend inspecteur of van inspecteur-generaal;
4° de personeelsleden van :
a) de internaten met permanente openstelling;
b) het tehuis van het Gemeenschapsonderwijs dat instaat voor de opname van jongeren in het kader van de hulp- en bijstandsregeling.]
B.Vl.R.
van 9-9-2016
Art. 8.
In het koninklijk besluit van 21 oktober 1968,
genomen ter uitvoering van artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari
1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het
administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de
rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar,
technisch, kunst- en normaalonderwijs worden de volgende artikelen opgeheven :
...
Art. 9.
In het koninklijk besluit van 18 januari 1974,
genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart
1969 tot vaststelling van het statuut van deleden van het bestuurs- en
onderwijzend personeel, van het opvoedendhulppersoneel, van het paramedisch
personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager,buitengewoon, middelbaar,
technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat,alsmede der internaten die
van deze inrichtingen afhangen en van de leden van deinspectiedienst die belast
is met het toezicht op deze inrichtingen worden de volgende artikelen opgeheven
: ...
Art. 10.
In het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot
vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de
Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde
Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de
inspectiediensten, belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra,
de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde
psycho-medisch-sociale centra worden de volgende artikelen opgeheven :
...
Art. 11.
De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit nr. 76 van 20 juli 1982
betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor
de personeelsleden van het Gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij het besluit
van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006;
2° het
koninklijk besluit nr. 136 van 30 december 1982 betreffende de
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de
personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale
centra.
Art. 12.
De terbeschikkingstellingen wegens
persoonlijke aangelegenheden die toegekend zijn tot en met 31 augustus 2009,
worden geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van dit
besluit.
Art. 13.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1
september 2009
Art. 14.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.