Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het
decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs met betrekking
tot de wijze waarop sommige bevoegdheden van de inspectie worden
uitgevoerd
goedkeuringsdatum
01 OKTOBER 2010
publicatiedatum
B.S.26/11/2010
datum laatste wijziging
27/11/2023
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 20/06/2014 (B.S. 01/10/2014)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs met betrekking tot de wijze waarop sommige bevoegdheden van de inspectie worden uitgevoerd, wat de werking van het paritair college en de controle van de erkenningsvoorwaarde bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne binnen de procedure voor de intrekking van de erkenning betreft ;
(2)
B.Vl.R. van 25/05/2018 (B.S. 26/06/2018)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2010 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs met betrekking tot de wijze waarop sommige bevoegdheden van de inspectie worden uitgevoerd en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014 houdende de vaststelling van de criteria ter beoordeling van verbeterplannen ;
(3)
B.Vl.R. van 22/09/2023 (B.S. 23/11/2023)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse
Regering betreffende de structuur, organisatie en financiering van het leerplichtonderwijs en betreffende
onderwijsinfrastructuur en onderwijsinspectie ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van
onderwijs, artikelen 33, 35, 41 en 42;
Gelet op
het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 22
juli 2010;
Gelet op advies 48.583/1/V van de Raad
van State, gegeven op 24 augustus 2010, met toepassing van artikel 84, eerste
lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12
januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister
van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
[
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° bestuur: het schoolbestuur of het bestuur van de instelling;
2° beveiligde zending: een van volgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
3° decreet van 8 mei 2009: het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
4° kalenderdag: elke dag van het jaar, uitgezonderd de dagen tijdens de herfst-, de kerst-, de krokus-, de paas- en
de zomervakantie;
5° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;
6° schriftelijk: op een van de volgende wijzen:
a) met een brief, verzonden met de post;
b) met een e-mail;
c) via “Mijn Onderwijs”: de persoonlijke en beveiligde website voor directies en administraties in het
onderwijs.
]
HOOFDSTUK 2. - Advies bij opname in de
erkenning
Art. 2.
[
§1. Het onderzoek van de onderwijsinspectie bij een aanvraag tot opname in de voorlopige erkenning,
vermeld in artikel 35, § 1, van het decreet van 8 mei 2009, kan worden toevertrouwd aan een individuele inspecteur of
aan een team van inspecteurs.
Het inspectiebezoek, vermeld in het eerste lid, wordt niet aangekondigd.
§ 2. De beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 35, § 1, vierde lid, van het decreet van 8 mei 2009,
wordt binnen vijf kalenderdagen na de beslissing schriftelijk meegedeeld aan het bestuur.
§ 3. Conform artikel 35, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 wordt de voorlopig erkende school doorgelicht.
De bepalingen uit hoofdstuk 3 van dit besluit zijn van toepassing.
§ 4. De beslissing van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 35, § 2, vierde lid, van het decreet van 8 mei 2009,
wordt binnen vijf kalenderdagen na de beslissing met een beveiligde zending meegedeeld aan het bestuur.
§ 5. De beslissing om een centrum voor leerlingenbegeleiding voorlopig te erkennen, wordt onmiddellijk
meegedeeld aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid.
]
[
Art. 2/1.
§ 1. Het beroep tegen een niet-erkenning, vermeld in artikel 41, § 2, vierde lid, van het decreet van
8 mei 2009, wordt met een gemotiveerd bezwaarschrift via een beveiligde zending ingediend bij de minister.
Het bezwaarschrift geeft aan waarom het bestuur de niet-erkenning onterecht vindt. Daarbij toont het bestuur aan
dat voldaan is aan de decretaal vastgelegde voorwaarden van erkenning.
§ 2. De minister neemt binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het gemotiveerde bezwaarschrift en, in
voorkomend geval, nadat hij het bestuur gehoord heeft, een van de volgende beslissingen:
1° het beroep van het bestuur wordt aanvaard en de nieuwe instelling wordt erkend;
2° het beroep van het bestuur wordt verworpen en de beslissing “geen erkenning” blijft behouden.
De minister motiveert de beslissing en deelt die binnen vijf kalenderdagen met een beveiligde zending mee aan het
bestuur.”
]
HOOFDSTUK 3. - De doorlichting
Art. 3.
[...]
Art. 4.
[...]
Art. 5.
[
§ 1. De onderwijsinspectie deelt het bestuur schriftelijk mee dat een instelling zal worden doorgelicht.
De schriftelijke mededeling wordt minstens eenentwintig kalenderdagen voor de start van de doorlichting verstuurd.
Die mededeling vermeldt uitdrukkelijk de informatie die voor en tijdens de doorlichtingsperiode ter beschikking
moet zijn van de inspectie.
In afwijking van het eerste lid worden de besturen van de instellingen waarvan de doorlichting in de maand
september zal plaatsvinden, uiterlijk op twintig augustus op de hoogte gebracht.
§ 2. De leden van het doorlichtingsteam kunnen tijdens een doorlichting de directeur verzoeken bijkomende
relevante informatie ter beschikking te stellen van de inspectie.
De leden van het doorlichtingsteam kunnen tijdens de doorlichting bijkomende relevante informatie verzamelen
door lessen en schoolse of centrumgebonden activiteiten bij te wonen, en door gesprekken te voeren met de directie,
de personeelsleden, het bestuur, met de ouders van de leerlingen, met de leerlingen of cursisten, met de leden van de
participatie- en inspraakorganen of met relevante derden.
De instelling moet de onderwijsinspectie tijdens de doorlichting kunnen aantonen hoe ze de verplichtingen van het
decreet van 8 mei 2009 heeft vervuld. Ze kiest zelf de wijze waarop ze dat doet.
]
Art. 6.
[...]
Art. 7.
[De onderwijsinspectie brengt het bestuur schriftelijk op de hoogte als de doorlichting afgelopen is.]
Art. 8.
[
§ 1. Uiterlijk dertig kalenderdagen na de doorlichting bezorgt de onderwijsinspectie het doorlichtingsverslag aan het bestuur en aan de directie van de instelling. Bij een ongunstig advies als vermeld in artikel 41, § 1, van het
decreet van 8 mei 2009, wordt het doorlichtingsverslag met een beveiligde zending bezorgd.
§ 2. Uiterlijk binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het doorlichtingsverslag kan de directie of het
bestuur een bespreking van het verslag aanvragen bij de inspecteur-generaal. Die aanvraag wordt schriftelijk
ingediend.
De bespreking wordt zo spoedig mogelijk gepland en het bestuur bepaalt zijn vertegenwoordiging.
De aanvraag van een bespreking van het verslag schort de periode van dertig kalenderdagen voor de aanvraag tot
opschorting van de procedure tot intrekking van de erkenning, vermeld in artikel 41, § 2, eerste lid, van het decreet van
8 mei 2009, op.
§ 3. Uiterlijk binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het doorlichtingsverslag of, indien er een
bespreking werd aangevraagd als vermeld in § 2, eerste lid, na de bespreking van het verslag, kan de directie of het
bestuur opmerkingen bezorgen aan de inspecteur-generaal. Die opmerkingen worden ongewijzigd toegevoegd aan het
verslag.
§ 4. Binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het doorlichtingsverslag of, indien er een bespreking werd
aangevraagd als vermeld in § 2, eerste lid, na de bespreking van het verslag, informeert de directeur van de instelling
de leerlingen, de ouders van de leerlingen en de cursisten over de mogelijkheid tot inzage. Het verslag wordt door de
directeur van de instelling geagendeerd en integraal besproken op een personeelsvergadering en op de schoolraad of
de centrumraad.
]
Art. 9.
Er worden geen doorlichtingsbezoeken
uitgevoerd tussen 10 juni en 15 september.
Art. 10.
[Het toezicht, vermeld in artikel 38, § 5, van het decreet van 8 mei 2009, bestaat uit een marginale controle
op de voorwaarden voor hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid. Dat betekent dat de onderwijsinspectie nagaat of de
instelling een doeltreffend beleid ontwikkelt en voert met het oog op de hygiëne, bewoonbaarheid en veiligheid.]
[In afwijking van de periode, vermeld in het eerste lid, kan een controle op de hygiëne, bewoonbaarheid en
veiligheid plaatsvinden tussen 1 september en 30 juni.]
HOOFDSTUK 4. -
[...]
Art. 11.
[...]
HOOFDSTUK 5. - Intrekking van de
erkenning
Art. 12.
[...]
Art. 13.
[
[...]
]
Art. 14.
[...]
Art. 15.
[
De mededeling van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 41, § 1, van het decreet van 8 mei 2009, wordt
gedaan met een beveiligde zending. Die mededeling bepaalt de datum waarop de erkenning wordt ingetrokken en
verwijst naar de mogelijkheden om:
1° de procedure tot intrekking van de erkenning op te schorten;
2° beroep aan te tekenen tegen de onmogelijkheid om de procedure tot intrekking van de erkenning op te schorten.
De nieuwe doorlichting vermeld in artikel 41, § 2, van het decreet van 8 mei 2009, mag op zijn vroegst plaatsvinden
negentig kalenderdagen na de datum waarop het definitieve verslag werd bezorgd, behalve als de tekortkomingen
betrekking hebben op de hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid.
]
Art. 16.
[
Het verzoek tot opschorting van de procedure tot intrekking van de erkenning, vermeld in artikel 41, § 2,
eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009, wordt met een beveiligde zending ingediend bij de inspecteur-generaal van
de onderwijsinspectie. Die aanvraag bevat het engagement van het bestuur om aan de tekorten te werken, met externe
begeleiding.
]
[
Art. 16/1.
§ 1. Het beroep tegen een ongunstig advies “zonder de mogelijkheid om de opschorting van de
procedure tot intrekking van de erkenning in te roepen”, vermeld in artikel 41, § 2, vierde lid, van het decreet van
8 mei 2009, wordt met een gemotiveerd bezwaarschrift via een beveiligde zending ingediend bij de inspecteur-generaal.
Het gemotiveerde bezwaarschrift geeft aan waarom een mogelijkheid tot opschorting van de procedure tot intrekking
van de erkenning gerechtvaardigd is.
§ 2. Binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van het beroep onderzoekt een paritair samengesteld
doorlichtingsteam , dit wil zeggen een team dat voor de helft bestaat uit inspectieleden afkomstig uit het vrij onderwijs
en voor de helft uit inspectieleden afkomstig uit het officieel onderwijs, de argumenten van het bestuur.
De inspecteur-generaal stelt het doorlichtingsteam paritair samen. Het bestaat uit minstens twee inspecteurs en
wordt voorgezeten door een coördinerende inspecteur. De inspecteurs mogen geen deel hebben uitgemaakt van het
doorlichtingsteam dat het ongunstige advies heeft uitgebracht.
Het paritair samengestelde doorlichtingsteam kan alle onderzoekdaden verrichten.
§ 3. Het paritair samengestelde doorlichtingsteam geeft een van de volgende adviezen:
1° het bestuur kan verzoeken om de procedure tot intrekking van de erkenning op te schorten, op voorwaarde dat
het bestuur het engagement aangaat om zich bij het werken aan de tekorten extern te laten begeleiden;
2° het ongunstige advies “zonder de mogelijkheid om de opschorting van de procedure tot intrekking van de
erkenning in te roepen” blijft behouden.
§ 4. De leden van het doorlichtingsteam beslissen in consensus. Het verslag met het advies motiveert omstandig
de beslissing. Het verslag van het paritair samengestelde doorlichtingsteam wordt binnen twintig kalenderdagen na
afloop van het onderzoek aan de Vlaamse Regering bezorgd en aan het bestuur betekend met een beveiligde zending,
onder de verantwoordelijkheid van de inspecteur-generaal.”
]
HOOFDSTUK 6. - Werkingscode
Art. 17.
De artikelen 1 tot en met
[16/1]
maken deel
uit van de werkingscode, vermeld in artikel 33, laatste lid, van het decreet van 8 mei
2009.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 18.
De volgende besluiten van de Vlaamse
Regering worden opgeheven :
1° het besluit van de Vlaamse
Regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het
paritair college van onderwijsinspecteurs belast met het advies betreffende de
opheffing van de erkenning van een school of een vestigingsplaats ervan, een
onderwijsinstelling of een onderdeel ervan, gewijzigd bij het besluit van de
Vlaamse Regering van 24 oktober 2008;
2° het besluit van de
Vlaamse Regering van 2 februari 1999 betreffende de wijze waarop sommige
bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden
uitgevoerd, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september
2008;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli
2000 tot vaststelling van de procedure voor opname in de financiering of
subsidiëringsregeling van de centra voor
leerlingenbegeleiding;
4° het besluit van de Vlaamse
Regering van 19 september 2008 betreffende de nadere modaliteiten en de
procedure voor de opheffing of gedeeltelijke opheffing van de erkenning van een
Centrum voor Basiseducatie of een Centrum voor
Volwassenenonderwijs.
Art. 19.
Dit besluit treedt in werking op de dag
van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 20.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.