Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de volledige
tenlasteneming door de werkgever in de onderwijssector van de vervoerskosten
voor het openbaar vervoer naar en van het werk
[, de toekenning van een
fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer en een internetvergoeding]
goedkeuringsdatum
08 JULI 2011
publicatiedatum
B.S.09/08/2011
datum laatste wijziging
22/09/2022
COORDINATIE
(1)
Arr. nr. 230.083 van 03/02/2015 (B.S. 05/03/2015)
(2)
B.Vl.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
(3)
B.Vl.R. van 08/12/2017 (B.S. 23/01/2018)
(4)
B.Vl.R. van 22/04/2022 (B.S. 22/09/2022)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van maatregelen uit cao V voor de basiseducatie, cao VI voor het hoger onderwijs en cao XII voor de andere onderwijsniveaus die uitwerking hebben op 1 september 2021 en 1 januari 2022 ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs
XIII-Mozaïek, artikel XI.2 en XI.3;
Gelet op
het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 1993 betreffende de
tegemoetkoming van de werkgevers in de onderwijssector in de vervoerkosten van
hun personeelsleden;
Gelet op het akkoord van de
Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 22 april
2010;
Gelet op protocol nr. 724 van 16 juli 2010
houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in de
gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling
Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en
plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op protocol
nr. 491 van 16 juli 2010 houdende de conclusies van de onderhandelingen die
werden gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in
het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités
in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op
protocol nr. 31 van 16 juli 2010 houdende de conclusies van de onderhandelingen
die gevoerd werden in de vergadering van het Vlaams
onderhandelingscomité voor het hoger onderwijs;
Gelet op advies 48.592/1/V van de Raad van State, gegeven op 7
september 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van
de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari
1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van
Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;
Na
beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder :
1°
[fiets :
a) een vervoermiddel met twee of meer wielen dat voortbewogen wordt door op pedalen te trappen;
b) een elektrische fiets;
c) een speedpedelec;
]
[
1° /1 elektrische fiets: een vervoermiddel met twee of meer wielen dat voortbewogen wordt door op pedalen te trappen en waarvan de trapondersteuning wegvalt boven de 25 kilometer per uur;
1° /2 speedpedelec: een vervoermiddel met twee of meer wielen dat voortbewogen wordt door op pedalen te trappen met een maximaal vermogen van 4 kW en een ondersteuning tot maximaal 45 kilometer per uur, waarbij de motor alleen werkt als je zelf trapt;
Deze verkrijgen een fietsvergoeding als ze in overeenstemming zijn zoals bepaald in het algemeen regelement op de politie van het wegverkeer.
]
2°
woon-werkverkeer : de verplaatsing van en naar het werk met het openbaar
vervoer en/of met de fiets vanaf de wettelijke woonplaats, maar ook vanaf de
verblijfplaats als het personeelslid :
a) gedurende een
bepaalde periode of op geregelde tijdstippen op een ander adres dan het
domicilieadres verblijft, en;
b) de werkgever op de hoogte
heeft gebracht van zijn verblijfplaats;
3° openbaar vervoer
: trein, bus, tram en metro.
Art. 2.
Dit besluit is van toepassing op de
personeelsleden vermeld in
[artikel V.60 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
HOOFDSTUK 2. - Openbaar vervoer
Art. 3.
De personeelsleden, vermeld in artikel 2,
hebben recht op de volledige terugbetaling van de kosten verbonden aan het
woon-werkverkeer onder de voorwaarden, vermeld in dit
besluit.
[In afwijking van het eerste lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van
het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.]
Art. 4.
De terugbetaling is beperkt tot :
1° de prijs van het goedkoopste vervoerbewijs voor het
woon-werktraject dat beschikbaar is bij het gebruikte openbaar vervoermiddel of
bij de combinatie van deze vervoermiddelen;
2° een afstand
per enkele rit van 250 kilometer tussen de wettelijke woonplaats of de
verblijfplaats en de plaats van tewerkstelling.
Art. 5.
Tenzij in het bevoegd lokaal
onderhandelingscomité een eerder tijdstip van uitbetaling is
afgesproken, betaalt de werkgever de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer
uit op het einde van de maand die volgt op de maand waarin de geldigheidsduur
van het vervoerbewijs verstrijkt.
De kosten voor het openbaar
vervoer worden uitbetaald tegen afgifte van het vervoerbewijs dat uitgereikt
wordt door de maatschappijen die het gemeenschappelijk openbaar vervoer
organiseren.
HOOFDSTUK 3. - Fietsvergoeding
Art. 6.
De personeelsleden, vermeld in artikel 2,
die het volledige traject van het woon-werkverkeer of een gedeelte ervan met de
fiets afleggen, hebben per effectief gepresteerde dag recht op een
fietsvergoeding op voorwaarde dat de afstand van een enkele rit ten minste
één kilometer bedraagt.
Per dag wordt slechts
één traject, heen en terug, vergoed per school, instelling of
centrum waar het personeelslid werkt.
Per dag kan de
fietsvergoeding voor het volledige traject niet gecumuleerd worden met de
vergoeding voor de kosten van het openbaar vervoer.
Art. 7.
[ De fietsvergoeding bedraagt 0,21 euro per kilometer.]
Art. 8.
Tenzij in het bevoegd lokaal
onderhandelingscomité een eerder tijdstip van uitbetaling is
afgesproken, betaalt de werkgever de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer
maandelijks uit. De fietsvergoeding wordt betaald op grond van een verklaring
op erewoord.
[Hoofdstuk 3/1. Internetvergoeding]
[
Art. 8/1.
§1. De personeelsleden, vermeld in artikel V.60, §1, van de Codificatie sommige bepalingen voor het
onderwijs van 28 oktober 2016, de personeelsleden, vermeld in deel III van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de
kwaliteit van onderwijs en de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende
de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, die voldoen aan de wettelijke bepalingen voor een
fiscale vrijstelling, hebben recht op een forfaitaire internetvergoeding voor de kalendermaanden waarin ze rechten
genereren op een betaling, ongeacht de omvang en de looptijd van de opdracht tijdens een kalendermaand.
Personeelsleden die in verschillende instellingen zijn aangesteld, ontvangen één forfaitaire internetvergoeding die
wordt toegekend en aangerekend op de instelling van de hoofdopdracht.
§2. De instellingen bezorgen aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering de gegevens van de
personeelsleden die geen recht hebben op de forfaitaire internetvergoeding, vermeld in paragraaf 1, omdat ze niet
voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de circulaire 2021/C/20 over tussenkomsten van de werkgever
voor thuiswerk van 26 februari 2021 van de Federale Overheidsdienst Financiën.
]
[
Art. 8/3.
De forfaitaire internetvergoeding bedraagt 20 euro per kalendermaand.
]
[
Art. 8/2.
De personeelsleden, vermeld in artikel V.60, §3, van de Codificatie sommige bepalingen voor het
onderwijs van 28 oktober 2016, met een opdracht van ten minste 20% die voldoen aan de wettelijke bepalingen voor
een fiscale vrijstelling, hebben recht op een forfaitaire internetvergoeding voor de kalendermaanden waarin ze rechten
genereren op een betaling. Personeelsleden die in verschillende hogescholen werken, ontvangen één forfaitaire
internetvergoeding.
]
HOOFDSTUK 4. - Terugbetalingsregeling tussen de
school, de instelling of het centrum voor leerlingenbegeleiding en de Vlaamse
Gemeenschap
(voetnoot 1)
Art. 9.
De werkgevers sturen de verklaring van
schuldvordering voor de terugbetaling van de door hen gedragen vervoerskosten
en fietsvergoedingen naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten uiterlijk op 28
februari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de verklaring
betrekking heeft. Als de verklaring van schuldvordering niet op tijd wordt
ingediend, vervalt het recht op terugbetaling. De datum van de poststempel
geldt als bewijs.
De vervoerskosten en de fietsvergoedingen,
vermeld op de verklaring van schuldvordering, worden terugbetaald na
controle.
Art. 10.
De werkgevers ontvangen jaarlijks in juni
het bedrag van de afrekening van de vervoerskosten van het voorgaande jaar.
De werkgevers ontvangen jaarlijks, ten laatste in september,
een voorschot van minimum 25 % op de middelen voor de vervoerskosten van
hetzelfde jaar op basis van het totaalbedrag van vervoerskosten en
fietsvergoedingen dat het voorgaande kalenderjaar werd
uitgekeerd.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 11.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 22
juli 1993 betreffende de tegemoetkoming van de werkgevers in de onderwijssector
in de vervoerkosten van hun personeelsleden, gewijzigd bij het besluit van de
Vlaamse Regering van 24 mei 1995, wordt opgeheven met ingang van 1 januari
2001.
Art. 12.
De vergoedingen voor woon-werkverkeer of
de fietsvergoedingen toegekend tussen 1 januari 2001 en de datum waarop dit
besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, alsook de terugbetaling
ervan aan de werkgever, worden geacht in overeenstemming te zijn met de
bepalingen van dit besluit.
Art. 13.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang
van 1 september 2010, met uitzondering van artikel 2 dat uitwerking heeft op 1
januari 2001.
Art. 14.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs, is belast met de uitvoering van dit
besluit.
- (1):
1. De Raad van State vernietigt de artikelen 9 en 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2011 'betreffende de volledige tenlasteneming door de werkgever in de onderwijssector van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk en de toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer', doch enkel in zoverre die bepalingen van toepassing zijn op de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap.
2. De Raad van State verwerpt het beroep voor het overige.
3. Voor de terugvorderingen die hun oorzaak vinden in de door de werkgevers-hogescholen gedragen of te dragen vervoerskosten en fietsvergoedingen tot het kalenderjaar 2014 en hun administratieve afwikkeling blijft de toepassing van de terugbetalingsregeling in de nietig verklaarde artikelen gehandhaafd.
4. Dit arrest dient bij uittreksel te worden bekendgemaakt op dezelfde wijze als het gedeeltelijk vernietigde besluit.
5. De verwerende partij wordt verwezen in de kosten van het beroep tot nietigverklaring, begroot op 1.050 euro.
(Arrest nr. 230.083, 3-2-2015 - B.S.
5-3-2015)