Besluit van de Vlaamse Regering houdende de
subsidiëring van student tutoring in het onderwijs in
Vlaanderen
goedkeuringsdatum
19 SEPTEMBER 2011
publicatiedatum
B.S.28/10/2011
datum laatste wijziging
28/10/2011
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering
van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen, artikel
40quinquies, ingevoegd bij het decreet betreffende het onderwijs XXI;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister,
bevoegd voor begroting, gegeven op 5 juli 2011;
Gelet op het advies 50.061/1/V van de Raad van State, gegeven op 9
augustus 2011;
Op voorstel van de Vlaamse
minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
De bepalingen van dit besluit zijn van
toepassing op instellingen voor het hoger onderwijs die door de Vlaamse
Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd worden.
Art. 2.
In dit besluit wordt verstaan onder :
1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het
onderwijs;
2° student tutoring : methodiek waarbij
studenten uit het hoger onderwijs op een gestructureerde manier optreden als
begeleider en rolmodel, met de bedoeling leerlingen uit het basis- en secundair
onderwijs te ondersteunen bij het leer- en keuzeproces;
3°
tutor : student uit het hoger onderwijs die zorgt voor de begeleiding van de
leerling;
4° tutee : de betrokken leerling uit de derde
graad van het basisonderwijs of uit het secundair
onderwijs;
5° aanvrager : de instelling hoger onderwijs die
de subsidie aanvraagt;
6° begunstigde : de instelling hoger
onderwijs van wie de aanvraag werd geselecteerd en die de subsidie
ontvangt.
HOOFDSTUK 2. - Doelstellingen en algemene
voorwaarden
Art. 3.
Binnen de grenzen van de begroting van de
Vlaamse Gemeenschap kan de minister subsidies verlenen aan instellingen voor
hoger onderwijs voor studenttutoringprojecten.
Art. 4.
Studenttutoringprojecten zijn prioritair
gericht op leerlingen uit kansarme of kwetsbare gezinnen, die een verhoogd
risico op problematische schoolloopbanen hebben en die behoefte hebben aan
rolmodellen. De projecten beogen ten minste :
1° bij de
tutees :
a) doelstellingen die te maken hebben met de te
bereiken competenties :
1) studievaardigheden, zelfredzaamheid
of 'leren leren' : tutees leren hun werk te organiseren, ze verwerven een
studiemethode;
2) verwerven van kennis, zoals het beter
begrijpen en spreken van de instructietaal, de schooltaal
(Nederlands);
3) verwerven of verhogen van de sociale
competenties;
b) doelstellingen die te maken hebben met
houdingen en attitudes :
1) verhogen van de
studiemotivatie;
2) verbeteren van het zelfbeeld in het
algemeen;
3) geven van een
toekomstperspectief.;
c) tegengaan van sociale segregatie :
1) opbouwen van vertrouwensrelatie tussen tutor en tutee; deze
één-op-één relatie kan ook binnen begeleiding in
kleine groepen ontstaan;
2) elkaars denk- en leefwereld leren
kennen;
3) de tutor wordt een rolmodel;
2°
bij de tutors :
a) doelstellingen die te maken hebben met te
bereiken competenties :
1) pedagogisch-didactische
vaardigheden : inzicht in leerproces (en mogelijke bedreigingen), bijbrengen
van studievaardigheden;
2) ondersteunen van tutees,
coaching;
3) verwerven of verhogen van de sociale
competenties;
b) doelstellingen die te maken hebben met
houdingen en attitudes :
1) werken vanuit de behoefte van de
tutee;
2) leren luisteren naar de tutee;
c)
tegengaan van sociale segregatie :
1) er ontstaat een relatie
tussen tutor en tutee;
2) tutors verwerven inzicht in
diversiteit en in de mechanismen van achterstelling en uitsluiting en leren
daarmee om te gaan;
3) de tutor wordt een
rolmodel.
Art. 5.
De tutees worden geselecteerd door de
school in overleg met de tutee en zijn of haar ouder of ouders. Tussen de
school en de instelling hoger onderwijs wordt een samenwerkingsovereenkomst
opgemaakt. Daarin wordt minimaal vastgelegd :
1° welke
activiteiten plaatsvinden, met welke frequentie;
2° hoe
vaak er overleg zal zijn tussen de school van de tutee en de tutor;
3° de aanvang, het einde en de looptijd van de tutoring;
4° de manier waarop de tutor voor zijn of haar opdracht
wordt beloond via studiepunten of andere middelen.
Art. 6.
De instellingen voor het hoger onderwijs
ontvangen voor de goedgekeurde projecten een subsidie voor de coördinatie
van de samenwerking tussen de begunstigde en de leerplichtschool, tussen tutor
en tutee. De coördinatie verzekert een goede omkadering van de tutors, wat
inhoudt : voorbereiding, opvolging, reflectie, evaluatie,
competentieontwikkeling.
HOOFDSTUK 3. - Oproep en aanvraag van
studenttutoringprojecten
Art. 7.
§ 1. De minister lanceert een oproep voor
studenttutoringprojecten. De oproep wordt bekendgemaakt aan alle instellingen
voor hoger onderwijs. De maximale duur van een studenttutoringproject is een
volledig schooljaar. Het subsidiebedrag per project bedraagt maximaal 20.000
euro.
§ 2. Voor alle projecten bezorgt de
aanvrager een dossier aan het Ministerie van Onderwijs en Vorming uiterlijk op
1 mei vóór het schooljaar waarin het project van start gaat. De
postdatum van het dossier geldt als bewijs.
In afwijking
hiervan zal voor het schooljaar 2011-2012 in de oproep de uiterlijke
indieningsdatum worden bepaald. De termijn zal minimaal een maand bedragen.
Het aanvraagdossier bevat de volgende elementen :
1° de identificatiegegevens van de aanvragende instelling
hoger onderwijs en projectverantwoordelijke of -verantwoordelijken;
2° de concretisering van elk van de doelstellingen uit
artikel 4 voor het studenttutoringproject;
3° de
specifieke doelgroep, graad en prognose van het aantal leerlingen;
4° de duur van het
studenttutoringproject;
5° de inhoudelijke invulling van
het studenttutoringproject;
6° de opsomming van de
concrete succesfactoren;
7° de opsomming van de te
verwachten eindresultaten en de timing;
8° de samenwerking
met andere onderwijsinstellingen en eventuele andere
partners;
9° de wijze van
kwaliteitsbewaking;
10° de begroting van het
project.
HOOFDSTUK 4. - Beoordeling en selectie van de
aanvragen van de studenttutoringprojecten
Art. 8.
§ 1. De aanvraagdossiers worden
beoordeeld door een selectiecommissie. De commissie is als volgt samengesteld :
1° twee experts inzake student
tutoring;
2° twee vertegenwoordigers van de VLUHR, van wie
één personeelslid met expertise in het hogescholenonderwijs en
één personeelslid met expertise in het universitair onderwijs;
3° drie ambtenaren van het Ministerie van Onderwijs en
Vorming, van wie één ambtenaar van het Ministerie voorzitter van
de selectiecommissie is.
§ 2. Bij de beoordeling van de
aanvraagdossiers zal rekening worden gehouden met de volgende criteria :
1° de mate waarin de elementen, vermeld in artikel 7, in
de aanvraag worden uitgewerkt;
2° de verhouding tussen de
gevraagde subsidie en de projectinvulling, in het bijzonder de gemiddelde
gevraagde subsidie per tutee;
3° de mate waarin de
doelstellingen van het project objectief evalueerbaar zijn;
4° de mate waarin voor de student tutoring wordt
samengewerkt met andere instellingen voor hoger onderwijs, centra voor
volwassenenonderwijs en/of andere partners;
5° de looptijd
van de student tutoring, die bij voorkeur per volledig schooljaar wordt
georganiseerd.
§ 3. De selectiecommissie stelt een
rangorde op van de gunstig beoordeelde aanvraagdossiers en legt het voor
goedkeuring voor aan de minister en dit binnen een termijn van acht weken na de
uiterste indieningsdatum van de projectaanvragen als vermeld in artikel 7.
In afwijking hiervan wordt voor de aanvragen met betrekking
tot schooljaar 2011-2012 de rangorde van de gunstig beoordeelde
aanvraagdossiers voor goedkeuring voorgelegd aan de minister uiterlijk 14 dagen
na de uiterlijke indieningsdatum zoals vermeld in artikel 7, § 2, tweede
lid.
HOOFDSTUK 5. - Opvolging en
evaluatie
Art. 9.
De realisatie van het gesubsidieerde
project wordt gevolgd door het Departement Onderwijs en
Vorming.
Art. 10.
Bij afloop van het studenttutoringproject
stelt de begunstigde een eindrapport op. De minister kan minimale bepalingen
vastleggen over wat in het eindrapport moet worden opgenomen. Het eindrapport
moet minstens een financieel verslag bevatten. Het wordt ten laatste op 31
augustus in tweevoud ter beschikking gesteld van het Ministerie van Onderwijs
en Vorming.
Art. 11.
Een eerste schijf van 80 % wordt
uitbetaald na de goedkeuring van de projecten en de vastlegging van de
middelen.
Het saldo van de subsidie kan pas worden betaald
nadat het Ministerie van Onderwijs en Vorming het eindrapport, vermeld in
artikel 10, heeft goedgekeurd en na de voorlegging van een financieel rapport,
waaruit blijkt dat de uitgaven zijn gedaan. De begunstigde stelt de stukken
uiterlijk op 31 augustus in tweevoud ter beschikking van het Ministerie van
Onderwijs en Vorming.
Art. 12.
Met behoud van de toepassing van de
bepalingen over administratie en begrotingscontrole aanvaardt de begunstigde de
controle op de uitvoering van het project door de gemachtigde ambtenaren van de
Vlaamse overheid of het Rekenhof.
Art. 13.
De begunstigde wendt de subsidie
uitsluitend aan voor de uitvoering van het goedgekeurde studenttutoringproject.
De begunstigde zal onverwijld het bedrag of een gedeelte van de verleende
subsidie terugbetalen als de toekenningvoorwaarden onvolledig, onzorgvuldig,
niet of niet tijdig werden vervuld of als de subsidie werd aangewend voor
andere doeleinden dan waarvoor ze werd verleend.
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 14.
De Vlaamse minister, bevoegd voor
Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.