Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen

  • goedkeuringsdatum
    10 NOVEMBER 2011
  • publicatiedatum
    B.S.20/12/2011
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    16/06/2020

(1) B.Vl.R. van 19/01/2018 (B.S. 23/02/2018) detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de Vlaamse deelname aan en/of subsidiëring van internationale onderzoeksinfrastructuren
;

(2) B.Vl.R. van 08/06/2018 (B.S. 30/07/2018) detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 tot regeling van de toekenning van doctoraatsbeurzen voor de uitvoering van projecten van strategisch basisonderzoek en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 betreffende de subsidiëring door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2007 betreffende de subsidiëring van onderzoeks- en innovatie-infrastructuur in Vlaanderen
;

(3) B.Vl.R. van 29/05/2020 (B.S. 16/06/2020) detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 betreffende de subsidiëring door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen, wat betreft het Odysseusprogramma
;

De Vlaamse Regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid, artikelen 17 en 18;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 juli 2011;

Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, gegeven op 26 oktober 2011;

Gelet op de adviezen van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie, gegeven op 30 juni en 5 augustus 2011;

Gelet op advies nr. 50179/1 van de Raad van State, gegeven op 22 september 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding;

Na beraadslaging,

Besluit :

TITEL 1. - [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Toepassingsgebied en definities2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

Artikel 1.

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

In dit besluit wordt verstaan onder:

1° associatie: een vereniging zonder winstoogmerk als vermeld in artikel II. 8 van de Codex Hoger Onderwijs;

2° BOF-besluit: het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd;

3° BOF-sleutel: de sleutel voor de verdeling van onderzoeksmiddelen tussen de Vlaamse universiteiten, zoals bepaald in het BOF-besluit;

4° Codex Hoger Onderwijs: de decreten betreffende het hoger onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013;

5° COST : European Cooperation in Science and Technology;

6° fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: zoals vermeld in artikel 2 van het decreet van 30 april 2009;

7° FWO : de privaatrechtelijke stichting van openbaar nut Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, vermeld in artikel 15, § 1, van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid;

8° middelzware onderzoeksinfrastructuur: zoals vermeld in artikel 2 van het decreet van 30 april 2009;

9° onderzoeksinfrastructuur: zoals vermeld in artikel 2 van het decreet van 30 april 2009;

10° raad van bestuur: de raad van bestuur van het FWO;

11° universiteit: een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap, als vermeld in artikel II. 2. van de Codex Hoger Onderwijs,

12° VLIR-UOS: Vlaamse Interuniversitaire Raad - Universitaire Ontwikkelingssamenwerking;

13° het decreet van 30 april 2009: het decreet betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid van 30 april 2009, zoals gewijzigd;

14° zware onderzoeksinfrastructuur: zoals vermeld in artikel 2 van het decreet van 30 april 2009;

15° ZAP-kaderplaats: statutaire functie van een lid van het zelfstandig academisch personeel van een universiteit;".

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 1/1.

Dit besluit structureert de subsidiëring van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en zware en middelzware onderzoeksinfrastructuur door het FWO.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

TITEL 2. - Het steunen van individuele onderzoekers

HOOFDSTUK 1. - Doel

Art. 2.

§ 1. De [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
raad van bestuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] kent doctoraatsbeurzen, postdoctorale mandaten en werkingsmiddelen aan individuele onderzoekers toe om de wetenschappelijke excellentie van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek te stimuleren en jonge onderzoekers tot excellentieniveau te vormen.

§ 2. De steun wordt toegekend na advies van expertpanels. [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Bovendien wordt voor de postdoctorale mandaten advies gevraagd van buitenlandse experten die geen lid zijn van een expertpanel of van de raad van bestuur, en die geen lopend onderzoek verrichten met de betrokken onderzoeker.2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

§ 3. Beurzen, mandaten en werkingsmiddelen zijn van bepaalde duur.

HOOFDSTUK 2. - Evaluatie- en selectieprocedure

Art. 3.

§ 1. De aanvragen voor financiële steun worden uitsluitend op basis van de wetenschappelijke excellentie van de voorstellen geëvalueerd. Die excellentie blijkt onder meer uit de volgende criteria :

1° de onderzoeksvaardigheid en het onderzoekspotentieel, zoals onder meer blijkt uit de studieprestaties;

2° de kwaliteit en kwantiteit van de publicaties;

3° de originaliteit en het vernieuwende karakter van het onderzoeksplan;

4° de realiseerbaarheid van het onderzoeksplan.

§ 2. De [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
raad van bestuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] legt de interne procedures vast voor de aanvraag, behandeling, evaluatie, selectie en toekenning van beurzen, mandaten en werkingskredieten. Het FWO maakt de interne procedures openbaar.

TITEL 3. - Het steunen van onderzoeksploegen met onderzoeksprojecten en netwerkingsmiddelen

HOOFDSTUK 1. - Doel

Art. 4.

§ 1. De [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
raad van bestuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] kent onderzoeksprojecten en onderzoekskredieten toe om de wetenschappelijke excellentie van het fundamenteel onderzoek te stimuleren. Daarbij wordt rekening gehouden met een evenwichtige spreiding over de wetenschapsdisciplines op basis van de aangeboden kwaliteit. Er wordt aandacht besteed aan het hanteren van gelijke normen voor het beoordelen van interdisciplinaire aanvragen. Er is bijzondere aandacht voor projecten die onderzoek van de betrokken onderzoekers in een groter geheel onderbrengen en die het intra-universitaire niveau overstijgen.

§ 2. Een project staat onder leiding van een promotor en eventueel een of meer copromotoren.

§ 3. Een project duurt maximaal vier jaar en kan ten hoogste met twee jaar verlengd worden.

§ 4. Het FWO stelt werkings-, uitrustings-, en personeelskredieten ter beschikking aan onderzoeksploegen. De kredieten van het FWO worden in een overeenkomst omschreven. Het FWO en de betrokken instelling staan in voor de controle op de aanwending van de kredieten. De onderzoeksploegen rapporteren daarover aan het FWO.

HOOFDSTUK 2. - Evaluatie- en selectieprocedure

Art. 5.

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

§ 1. De steun wordt toegekend na advies van expertpanels. Bovendien wordt advies gevraagd van twee of meer buitenlandse experten die geen lid zijn van een expertpanel of van de raad van bestuur, en die geen lopend onderzoek verrichten met de betrokken onderzoeksploeg.

§ 2. Het FWO legt projecten die als interdisciplinair worden beschouwd voor aan een interdisciplinair panel.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

Art. 6.

§ 1. De aanvragen voor financiële steun worden uitsluitend op basis van de wetenschappelijke excellentie van de voorstellen geëvalueerd. Die excellentie blijkt onder meer uit de volgende criteria :

1° het internationale wetenschappelijke niveau van de onderzoeksgroepen, zoals onder meer blijkt uit de kwantiteit en kwaliteit van de publicaties van de leden van de onderzoeksgroepen;

2° de methodologie;

3° de originaliteit en het vernieuwende karakter van het project;

4° de realiseerbaarheid van het project;

5° de samenwerking en coördinatie tussen onderzoekseenheden;

6° de noodzaak van de begrote middelen.

§ 2. De [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
raad van bestuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] legt de interne procedures vast voor de aanvraag, behandeling, evaluatie, selectie en toekenning van onderzoeksprojecten. Het FWO maakt de interne procedures openbaar.

§ 3. De projecten worden tussentijds en na afwerking geëvalueerd. Criteria hierbij zijn de mate waarin het gestelde onderzoeksdoel is gerealiseerd en de wetenschappelijke publicaties.

TITEL 4. - Het bevorderen van mobiliteit, internationale contacten en samenwerkingsverbanden

HOOFDSTUK 1. - Mobiliteitskredieten

Art. 7.

§ 1. Het FWO kent reiskredieten toe aan pre- en postdoctorale onderzoekers als vergoeding van de kosten voor het bijwonen van congressen of voor een verblijf in het buitenland.

§ 2. De [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
raad van bestuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] legt de interne procedures vast voor de aanvraag, behandeling, evaluatie en toekenning van mobiliteitskredieten. Het FWO maakt de interne procedures openbaar.

HOOFDSTUK 2. - [1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
...1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
]

Afdeling 1. - [1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
...1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
]

Art. 8.

[1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
...1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
]

Afdeling 2. - [1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
...1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
]

Art. 9.

[1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
...1B.Vl.R. van 19/01/2018
B.S. 23/02/2018
]

HOOFDSTUK 3. -Het programma voor internationale coördinatieacties

Afdeling 1. - Doel

Art. 10.

Het programma voor internationale coördinatieacties heeft tot doel de coördinatieactiviteiten te ondersteunen ten behoeve van onderzoek dat wordt uitgevoerd in het kader van multilaterale samenwerkingsverbanden die tot stand komen op initiatief van en gedeeltelijk worden gefinancierd door multilaterale en supranationale instanties. Deze activiteiten kunnen bestaan uit :

1° de coördinatie en het beheer van het samenwerkingsverband;

2° het databeheer;

3° de disseminatie van onderzoeksresultaten;

4° de uitbouw van een portaalsite.

De uitvoering van wetenschappelijk onderzoek behoort niet tot de activiteiten, vermeld in het eerste lid.

Afdeling 2. - Selectiecriteria en -procedure

Art. 11.

§ 1. Voorstellen voor financiële ondersteuning van internationale coördinatieacties kunnen doorlopend bij het FWO worden ingediend.

§ 2. De aanvrager moet een aanstelling van ten minste 50 % hebben bij het zelfstandig academisch personeel [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
aan een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap, aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven en de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid in Brussel als het onderzoek betreft in godsdienstwetenschappen of godgeleerdheid, de Hogere Zeevaartschool als het onderzoek betreft in de nautische wetenschappen, de Vlerick Management School en de Antwerp Management School als het onderzoek betreft in de managementwetenschappen, of het Instituut voor Tropische Geneeskunde als het onderzoek betreft in tropische geneeskunde en diergeneeskunde en in gezondheidszorg in ontwikkelingslanden2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] .

§ 3. Om in aanmerking te komen moet de aanvrager aantonen dat hij gevraagd werd door een multilaterale of supranationale organisatie of een multilateraal of supranationaal consortium om de coördinatiefunctie op zich te nemen.

§ 4. De voorstellen moeten voldoen aan de volgende criteria :

1° de ondersteuning en verankering van een internationale coördinatiefunctie in Vlaanderen;

2° een gedetailleerde omschrijving van de coördinatieactiviteiten;

3° een inpassing in een multilateraal samenwerkingsverband van bijvoorbeeld OESO, EU, VN, WHO of UNESCO;

4° een maximale interuniversitaire inbedding.

§ 5. Het FWO organiseert een periodieke evaluatie van de ingediende voorstellen en stelt daarvoor een ad-hocpanel samen dat uit experts bestaat die vertrouwd zijn met onderzoek dat in grote internationale samenwerkingsverbanden wordt uitgevoerd en met het beheer ervan. Minstens een derde van de leden van dit ad-hocpanel is niet in Vlaanderen werkzaam.

Afdeling 3. - Aanwending

Art. 12.

§ 1. De aanvrager ontvangt maximaal een bedrag van 75.000 euro per jaar gedurende drie jaar [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
...2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] .

§ 2. Een vervolgfinanciering kan worden toegekend als de aanvrager in het kader van de permanente oproep een voorstel tot verlenging indient en dat voorstel gunstig wordt beoordeeld.

§ 3. De aanvrager kan de middelen besteden aan personeel, werking en uitrusting voor zover die besteding direct betrekking heeft op de coördinatieactiviteiten. In geen geval kunnen de middelen worden aangewend voor het financieren van onderzoeksactiviteiten. Evenmin mogen de kosten gefinancierd zijn door andere instanties.

HOOFDSTUK 4. - Het programma voor bilaterale onderzoekssamenwerking

Afdeling 1. - Doel

Art. 13.

Het programma voor bilaterale onderzoekssamenwerking heeft tot doel bilaterale onderzoekssamenwerking met partners in het buitenland te ondersteunen.

Afdeling 2. - Evaluatie- en selectieprocedure

Art. 14.

§ 1. Voorstellen voor samenwerking met landen en regio's worden beoordeeld door een aparte commissie, die als volgt is samengesteld :

1° vijf vertegenwoordigers namens de Vlaamse universiteiten;

2°één vertegenwoordiger namens het FWO;

3°één vertegenwoordiger namens het departement Economie, Wetenschap en Innovatie;

4°één vertegenwoordiger namens het departement [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Buitenlandse Zaken2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] ;

5°één vertegenwoordiger namens de VLIR-UOS.

§ 2. De commissie zal zich bij de uiteindelijke keuze van landen en regio's baseren op een afweging van wetenschappelijke, economische, strategische en, voor zover dat van toepassing is, ontwikkelingsrelevante criteria. De commissie legt de beoordelingscriteria vast in een huishoudelijk reglement.

§ 3. Alleen de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid, het FWO en de VLIR-UOS kunnen voorstellen voor samenwerking met landen en regio's bij de commissie indienen.

§ 4. De commissie maakt de lijst van geselecteerde landen en regio's en het huishoudelijk reglement, vermeld in paragraaf 2, ter kennisgeving over aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid.

Art. 15.

§ 1. De voorwaarden voor de bilaterale onderzoekssamenwerking tussen Vlaanderen en een partnerland of -regio worden vastgelegd in een kaderovereenkomst, die wordt gesloten tussen het FWO en de buitenlandse organisatie aan wie het beheer van het programma in het partnerland is toevertrouwd.

§ 2. De kaderovereenkomst wordt gesloten voor een periode van drie jaar. Die periode kan jaarlijks worden aangepast en kan, na gunstige evaluatie door beide partijen, na drie jaar hernieuwd worden.

§ 3. De kaderovereenkomst bevat minimaal :

1° de lijst van onderzoeksthema's waarvoor voorstellen kunnen worden ingediend;

2° de lijst van de instrumenten waarvoor voorstellen kunnen worden ingediend, zoals individuele beurzen, onderzoeksprojecten, voorbereidingskosten voor multilaterale projectvoorstellen, enz.;

3° de beschrijving van de procedure die in Vlaanderen en het partnerland of de partnerregio, zal worden gevolgd voor de indiening en selectie van voorstellen, met inbegrip van de selectiecriteria;

4° het door beide partners ter beschikking gestelde budget, met inbegrip van co-financiering, als dat relevant is;

5° kostencategorieën die voor financiering in aanmerking komen;

6° afspraken over de dekking tegen ziekte en ongevallen van de deelnemende onderzoekers;

7° afspraken over de regeling voor intellectuele eigendomsrechten;

8° afspraken over de internationale transfer van onderzoeksapparatuur.

§ 4. De lijst van gefinancierde voorstellen wordt vastgelegd in een protocol, dat wordt afgesloten tussen het FWO en de buitenlandse organisatie aan wie het beheer van het programma is toevertrouwd.

Afdeling 3. - Aanwending

Art. 16.

§ 1. De lidstaten van de Europese Unie en de landen die met de Europese Unie geassocieerd zijn voor de uitvoering van het Europees Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling komen niet in aanmerking voor deze samenwerkingsakkoorden. Deze uitsluitingsbepalingen gelden tevens voor de regio's die deel uitmaken van die landen.

§ 2. In het geval van samenwerking met ontwikkelingslanden moet maximale complementariteit worden nagestreefd met de activiteiten die de Vlaamse universiteiten via de Bijzondere Onderzoeksfondsen en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR-UOS) ontplooien in het kader van de universitaire ontwikkelingssamenwerking.

Art. 17.

§ 1. De subsidie kan worden aangewend voor de financiering van personeels-, werkings- en uitrustingskosten die verbonden zijn aan de uitvoering van internationale bilaterale onderzoekssamenwerking tussen een Vlaamse en een buitenlandse partner, voor zover die samenwerking strookt met de bepalingen van de kaderovereenkomst, vermeld in artikel 15.

§ 2. De subsidie kan uitsluitend worden aangewend voor activiteiten die verbonden zijn met reguliere onderzoekssamenwerking, dat is samenwerking tussen gelijke partners. Capaciteitsopbouw valt buiten de actieradius van de subsidie.

§ 3. Per land of regio waarmee wordt samengewerkt, wordt aan Vlaamse zijde jaarlijks een indicatief budget van 300.000 euro ter beschikking gesteld.

TITEL 5. - Het aantrekken van excellente onderzoekers die actief zijn in het buitenland : het Odysseusprogramma

HOOFDSTUK 1. - Doel

Art. 18.

Het FWO is belast met het operationeel en financieel beheer van het Odysseusprogramma, [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
overeenkomstig artikel 18, § 1, 5°, van het decreet van 30 april 20093B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] . Het Odysseusprogramma omvat twee types startfinanciering :

1° Odysseus Groep I - Internationaal toonaangevend onderzoek : voor onderzoekers die internationaal erkend worden als toonaangevend en die [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
al een permanente academische aanstelling van minimaal 80%3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] aan een buitenlandse [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
onderzoeksinstelling3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] hebben. Van die onderzoekers kan verwacht worden dat ze in de instelling waaraan ze verbonden zijn, een eigen onderzoeksgroep leiden die uit een vaste staf, meerdere postdocs en een aantal doctoraatsstudenten bestaat;

2° Odysseus Groep II - Onderzoekers met het potentieel om door te groeien tot internationaal toonaangevende status : voor onderzoekers die minimaal 3 jaar postdoctorale ervaring in het buitenland hebben en van wie het wetenschappelijk werk vooraanstaande vakgenoten ervan overtuigt dat ze het potentieel hebben om door te groeien tot een internationaal vooraanstaande positie. Van die onderzoekers kan verwacht worden dat ze binnen een onderzoeksgroep een klein team leiden, dat uit een of meer doctoraatsstudenten en eventueel een of enkele post-docs bestaat. Zij hebben enige ervaring met het verwerven van externe onderzoeksfinanciering. Binnen enkele jaren kunnen zij doorgroeien naar het niveau dat vereist is voor een aanstelling in het zelfstandig academisch personeel.

HOOFDSTUK 2. - Evaluatie- en selectieprocedure

Art. 19.

Het FWO lanceert in samenwerking met de universiteiten periodiek een Odysseusoproep om zo de continuïteit van het Odysseusinitiatief te garanderen. [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
...3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

Art. 20.

§ 1. [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
...3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

§ 2. [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
...3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

§ 3. [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
...3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

§ 4. Kandidaten moeten :

1° [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
op3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] de datum van de aanvraag een hoofdaanstelling aan een buitenlandse instelling hebben;

2° gedurende minstens drie jaar in de afgelopen vijf jaar aan een buitenlandse instelling verbonden zijn geweest;

3° aan de criteria van excellentie voldoen, zoals blijkt uit het CV en de bibliografie;

4° een onderzoeksplan bij de betreffende universiteit of universiteiten indienen dat een begroting bevat met een indicatieve verdeling van de geplande uitgaven over een periode van vijf jaar. De universiteit of universiteiten moeten dat onderzoeksplan goedkeuren. Het onderzoeksplan moet passen in het universitaire onderzoeksbeleid.

[3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
§ 4/1. Kandidaten mogen per aanvraagronde maar één keer voorgedragen worden.3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

§ 5. Bij de voordracht van een kandidaat moet de universiteit :

1° bevestigen dat ze een ZAP-kaderplaats (groep I), respectievelijk [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
minstens een ZAP-tenure trackmandaat of gelijkwaardig3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] (groep II) [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
...3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] , evenals de nodige infrastructuur ter beschikking heeft;

2° het onderzoeksplan goedkeuren en aangeven hoe het past in het onderzoeksbeleid.

[3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
Als een kandidaat het onderzoek in twee of meer universiteiten wil uitvoeren, wordt één gezamenlijk onderzoeksvoorstel ingediend.3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

Art. 21.

§ 1. De universiteiten bezorgen de voordrachten aan het FWO dat via een internationale, multidisciplinaire [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
panel3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] onderzoekt :

1° of de door de universiteiten voorgestelde onderzoekers aan de gestelde eisen van excellentie voldoen;

2° of het onderzoeksplan van de voorgestelde onderzoekers van hoge kwaliteit is;

3° of het onderzoeksplan uitvoerbaar is met de daarvoor aangevraagde middelen.

§ 2. [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
Het panel3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] bestaat uit leden die niet verbonden zijn aan een Belgische universiteit en een algemene internationale erkenning genieten. Ten hoogste twee derde van de leden zijn van hetzelfde geslacht.

§ 3. Voor de evaluatie van elke kandidaat zal [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
het panel3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] een beroep doen op het wetenschappelijke advies van [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
minstens3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] twee internationale referenten. Zij moeten beschikken over de specifieke expertise die vereist is voor het ingediende dossier. Als de meningen van de twee referenten uiteenlopen, is het advies van een derde internationale referent vereist.

§ 4. Een geanonimiseerde samenvatting van de referentenrapporten wordt samen met de beslissing meegedeeld aan de kandidaten.

§ 5. [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
Het panel3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] kan aanpassingen voorstellen die richtinggevend zijn voor de omvang van de voorgestelde startfinanciering. [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
raad van bestuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] beslist over de toekenning van de financiering.

Art. 22.

[3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020

De universiteit voert de intermediaire en ex-postevaluatie uit van de onderzoeker die de financiering ontvangt. De wetenschappelijke intermediaire en ex-post beoordeling van het Odysseusonderzoeksproject valt onder de verantwoordelijkheid van het FWO.

3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

HOOFDSTUK 3. - Aanwending

Art. 23.

§ 1. [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
...3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

§ 2. [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
...3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

§ 3. [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
...3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
]

§ 4. De [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
raad van bestuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
van het FWO3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] beslist over de aanwending [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
van de besteedbare middelen3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] en kan de middelen geheel of gedeeltelijk overdragen naar het volgende begrotingsjaar.

Art. 24.

§ 1. De onderzoeker ontvangt gedurende vijf jaar financiering en zal in die periode progressief via projectfinanciering middelen verwerven.

§ 2. De omvang van het bedrag van de steun is afhankelijk van de discipline en variabel :

1° Voor Groep I geldt een bedrag van minimaal 400.000 euro en maximaal [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
1.000.000 euro3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] euro per jaar, of tussen 2.000.000 en [3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
5.000.000 euro3B.Vl.R. van 29/05/2020
B.S. 16/06/2020
] voor de volledige vijf jaar;

2° Voor Groep II geldt een bedrag van minimaal 100.000 euro en maximaal 200.000 euro per jaar, of tussen 500.000 en 1.000.000 euro voor de volledige vijf jaar.

§ 3. De onderzoeker kan de middelen besteden aan werking, personeel en uitrusting. Hij kan de middelen niet gebruiken voor de eigen salariskosten.

§ 4. Financiering door het Odysseusprogramma kan afgestemd worden op andere vormen van onderzoeksfinanciering en de onderzoekers kunnen de middelen daarom besteden over een periode van acht jaar, die niet verlengbaar is.

TITEL 6. - Het verlenen van wetenschappelijke prijzen

Art. 25.

§ 1. De [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
raad van bestuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] kent een aantal wetenschappelijke prijzen toe.

§ 2. Het FWO heeft de voorwaarden om voor die prijzen in aanmerking te komen, vastgelegd in interne reglementen. Het FWO maakt die interne reglementen openbaar.

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Titel 6/1 Het steunen van middelzware en zware onderzoeksinfrastructuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Hoofdstuk 1. Doel2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/1.

Er wordt steun toegekend aan middelzware en zware onderzoeksinfrastructuur om alle faciliteiten en bronnen die grensverleggend en strategisch basisonderzoek verrichten, te bevorderen.

In het eerste lid wordt verstaan onder onderzoeksinfrastructuur:

1° de wetenschappelijke infrastructuur;

2° de collecties;

3° de natuurlijke habitats;

4° de corpora;

5° de databanken, inclusief de digitale ontsluiting ervan.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/2.

Bij middelzware investeringen mag de infrastructuur niet opgedeeld worden in elementen die eigenstandig geen volwaardige functie hebben, om te vermijden dat een investering valt onder de regeling voor zware onderzoeksinfrastructuur en om die elementen dan samen te voegen. Bijgevolg mag pooling geen methode zijn om een integraal infrastructuurproject artificieel op te delen.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/3.

De aanvraag voor onderzoeksinfrastructuur mag niet artificieel opgehoogd worden tot een aanvraag zware onderzoeksinfrastructuur door een aantal instrumenten samen te voegen die structureel weinig of geen samenhang vertonen.

De aanschaf van meerdere instrumenten mag aangevraagd worden, op voorwaarde dat deze instrumenten een geheel vormen en dat wordt aangetoond dat het niet mogelijk is om het voorgestelde onderzoeksprogramma of de voorgestelde onderzoeksprogramma’s uit te voeren als een ervan niet beschikbaar is.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Hoofdstuk 2. Commissie science en commissie invest2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/4.

De raad van bestuur richt een commissie science op, die bestaat uit minimaal zes effectieve en zes plaatsvervangende leden die in hun onderzoeksdomein een internationale uitstraling hebben en die een bredere kijk hebben dan alleen op de discipline of deeldiscipline waarin ze actief zijn. De commissie science dekt in haar samenstelling alle wetenschapsgebieden af.

Minstens een effectief en een plaatsvervangend lid komt uit de industriële sector. Binnen die commissie is expertise aanwezig in het wetenschaps- en innovatiebeleid en in het beheer van grote onderzoeksfaciliteiten.

Ten hoogste een derde van de leden is op het ogenblik van de samenstelling van de commissie werkzaam in België.

De leden van de commissie science worden door de raad van bestuur benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.

De raad van bestuur wijst een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter aan.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/5.

De raad van bestuur richt een commissie invest op, die bestaat uit een effectief lid en een plaatsvervanger voorgedragen door respectievelijk het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie, de Participatiemaatschappij Vlaanderen en het FWO. Voor het FWO kunnen noch leden van de raad van bestuur noch medewerkers zitting hebben in de commissie invest.

In het eerste lid wordt verstaan onder:

1° Departement Economie, Wetenschap en Innovatie: het departement, vermeld in artikel 21, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

2° Participatiemaatschappij Vlaanderen: de naamloze vennootschap Participatiemaatschappij Vlaanderen opgericht bij notariële akte van 31 juli 1995, bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1995 onder het nummer 950825-236, met inbegrip van alle latere wijzigingen van de statuten.

De leden van de commissie invest worden door de raad van bestuur benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.

De raad van bestuur wijst onder de leden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Hoofdstuk 3. Middelzware onderzoeksinfrastructuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/6

Conform artikel 18, § 8, van het decreet van 30 april 2009 wordt het bedrag dat jaarlijks beschikbaar is voor middelzware onderzoeksinfrastructuur over de associaties verdeeld met toepassing van een verdeelsleutel die op de volgende wijze wordt bepaald:

(S BOF/(S BOF + S IOF) x BOF-sleutel) + (S IOF/(S BOF + S IOF) x IOF-sleutel),

waarbij:

1° S BOF: het globale bedrag van de overheidstoelage voor de Bijzondere Onderzoeksfondsen, namelijk BOF-algemeen, BOF-Methusalem, BOF-Tenure Track;

2° S IOF: de globale dotatie voor de subsidiëring van de Industriële Onderzoeksfondsen;

3° BOF-sleutel: de verdeelsleutel, vermeld in artikel 41 van het BOF-besluit;

4° IOF-sleutel: de verdeelsleutel, vermeld in hoofdstuk V, afdeling 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de interfaceactiviteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap.

S BOF, S IOF, BOF-sleutel en IOF-sleutel als vermeld in het eerste lid, zijn de bedragen, respectievelijk de sleutels die van toepassing zijn in het begrotingsjaar waarvoor de verdeelsleutel voor middelzware infrastructuur wordt berekend.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/7.

§ 1. De oproep van het FWO voor middelzware onderzoeksinfrastructuur wordt gericht aan onderzoeksgroepen van universiteiten.

§ 2. De aanvraag voor middelzware onderzoeksinfrastructuur volgt de volgende tweedelige selectieprocedure: de voorstellen worden in de eerste plaats op associatieniveau ingediend, op basis van een interne oproep, waarna een indicatieve lijst wordt opgesteld door de associatie.

De selectiecriteria voor de aanvragen voor middelzware onderzoeksinfrastructuur worden vastgesteld in het algemene onderzoeks- en samenwerkingsreglement van de betrokken associatie(s), vermeld in artikel II.12 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013.

Voor de toetsing aan het selectiecriterium, vermeld in artikel 18, § 3, eerste lid, 1°, van het decreet van 30 april 2009, wordt erop toegezien dat het investeringsplan dat is opgemaakt voor de voorgenomen investering ten minste al de volgende elementen omvat:

1º een beschrijving van de voorgenomen investering;

2º een beschrijving van de kwaliteit van de infrastructuur waarin de onderzoeksinfrastructuur in voorkomend geval wordt gehuisvest;

3º een schatting van de financiële, personele en materiële kosten;

4º een gedetailleerd gebruiksplan dat betrekking heeft op de afschrijvingsperiode van de onderzoeksinfrastructuur;

5º een redelijke inschatting van de mate waarin de onderzoeksinfrastructuur bijdraagt tot belangrijke wetenschappelijke, technologische of maatschappelijke ontwikkelingen of innovatie;

6º een beschrijving van de kostenstructuur, een opgave van de financieringswijzen en de desbetreffende waarborgen.

§ 3. Op basis van de indicatieve lijst, vermeld in paragraaf 2, neemt de raad van bestuur een finale beslissing over de toekenning van de financiering voor middelzware onderzoeksinfrastructuur per associatie, met inachtneming van de selectiecriteria, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, en waarbij ook rekening wordt gehouden met de mogelijke noden of opportuniteiten op het vlak van instellings- of associatieoverschrijdende samenwerking of samenwerking met derden.

§ 4. De raad van bestuur legt de interne procedures vast voor de aanvraag, behandeling, evaluatie, selectie en toekenning van de middelen voor middelzware onderzoeksinfrastructuur. Het FWO maakt de interne procedures openbaar.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Hoofdstuk 4. Zware onderzoeksinfrastructuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/8.

Zware onderzoeksinfrastructuur wordt rechtstreeks bij het FWO aangevraagd.

Het FWO organiseert een oproep voor investeringsinitiatieven voor zware onderzoeksinfrastructuur.

Aanvragen van zware onderzoeksinfrastructuur kunnen worden ingediend door:

1° een onderzoeksgroep of onderzoeksgroepen van een universiteit;

2° een onderzoeksgroep of onderzoeksgroepen van hogeronderwijsinstellingen die met toepassing van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 zijn belast met wetenschappelijk onderzoek;

3° de strategische onderzoekscentra, vermeld in artikel 29 van het decreet van 30 april 2009;

4° een samenwerkingsverband tussen de instanties, vermeld in punt 1° tot en met 3°, of een samenwerkingsverband tussen ten minste een van de instanties, vermeld in punt 1° tot en met 3°, en een of meer derden.

Art. 25/9.

§ 1. De investeringsinitiatieven worden geselecteerd conform de chronologisch beschreven procedure, vermeld in paragraaf 2 tot en met 5.

§ 2. De commissie science evalueert de wetenschappelijke kwaliteit van de aanvragen en rangschikt de excellent bevonden aanvragen op grond van al de volgende selectiecriteria:

1° de wetenschappelijke kwaliteit en relevantie van het door de onderzoeksinfrastructuur uit te voeren onderzoeksprogramma;

2° het belang van de onderzoeksinfrastructuur voor het onderzoek binnen de betrokken wetenschappelijke discipline;

3° het innoverende karakter van het door de onderzoeksinfrastructuur uit te voeren onderzoeksprogramma;

4° de mate waarin de onderzoeksinfrastructuur als logistiek knooppunt een grote reeks nieuwe projecten kan genereren;

5° het technologisch vernieuwende karakter van de onderzoeksinfrastructuur;

6° de technische haalbaarheid van de onderzoeksinfrastructuur als de onderzoeksinfrastructuur moet worden geconstrueerd;

7° de kwaliteit en de competentie van de betrokken onderzoeksgroep of -groepen, de wetenschappelijke positie van de betrokken onderzoeksgroep of -groepen in internationale context, alsook de betrokkenheid bij het beleid van internationale onderzoeksinfrastructuren;

8° de mate waarin het voorstel kan worden ingepast in het strategische onderzoeksbeleid van de betrokken instelling of instellingen;

9° de mate waarin de investering in de onderzoeksinfrastructuur bijdraagt tot de versteviging van de Vlaamse of de regionale positie op het betreffende onderzoeksdomein;

10° de mate waarin het voorstel gealigneerd is op zowel binnen- als buitenlandse initiatieven en infrastructuren binnen het betreffende onderzoeksdomein;

11° de toegankelijkheid van de onderzoeksinfrastructuur voor onderzoekers van buiten de onthaalinstelling, alsook de kwaliteit van de toegangsregeling.

§ 3. De commissie invest, vermeld in artikel 25/5, gaat ten aanzien van de aanvragen die door de commissie science, vermeld in artikel 25/4, excellent bevonden zijn, na of de opgemaakte investeringsplannen voldoende realistisch en objectief zijn. De commissie invest onderzoekt daarnaast of er noden of opportuniteiten zijn op het vlak van instellings- of associatieoverschrijdende samenwerking of samenwerking met onderzoekscentra, wetenschappelijke instellingen of ondernemingen.

De investeringsplannen bevatten de volgende elementen:

1° een beschrijving van de voorgenomen investering;

2° een beschrijving van de wijze waarop de infrastructuur verkregen wordt;

3° een gedetailleerd gebruiksplan;

4° een beschrijving van de kwaliteit van de infrastructuur waarin de onderzoeksinfrastructuur in voorkomend geval wordt gehuisvest;

5° een schatting van de financiële, personele en materiële kosten;

6° een sluitende begroting.

§ 4. De raad van bestuur neemt een eindbeslissing, rekening houdend met de adviezen van de commissies science en invest, vermeld in artikel 25/4 en 25/5.

De lijst van de door de commissie science, vermeld in artikel 25/4, excellent bevonden aanvragen kan alleen worden bekrachtigd of afgewezen. Bij afwijzing worden de commissies science en invest opnieuw bevraagd, in voorkomend geval met uitdrukkelijke opgave van de elementen zoals die volgens de raad van bestuur nader moeten worden onderzocht.

Als de commissie invest, vermeld in artikel 25/5, over een aanvraagdossier een aanbeveling heeft geformuleerd, kan de raad van bestuur een van de volgende beslissingen nemen:

1° de aanbeveling verwerpen en het dossier goedkeuren;

2° de aanbeveling geheel of ten dele aanvaarden en het dossier goedkeuren, met dien verstande dat de door de raad van bestuur opgelegde voorwaarden op het vlak van financiering of samenwerking als subsidiëringsvoorwaarden gelden;

3° de aanbeveling geheel of ten dele aanvaarden en het dossier alleen goedkeuren als aan de raad van bestuur de nodige remediëringen worden voorgelegd binnen een door de raad van bestuur bepaalde termijn van ten minste tien kalenderdagen en ten hoogste zestig kalenderdagen.

§ 5. De raad van bestuur legt de interne procedures vast voor de aanvraag, behandeling, evaluatie, selectie en toekenning van de middelen voor zware onderzoeksinfrastructuur. Het FWO maakt de interne procedures openbaar.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Hoofdstuk 5. Subsidiabele kosten, subsidiepercentage en subsidievoorwaarden2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Afdeling 1. Subsidiabele kosten2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/10.

De subsidies, vermeld in deze titel worden uitsluitend aangewend voor:

1° de kosten voor wetenschappelijke investeringen, namelijk de kosten voor de aanschaf van de onderzoeksinfrastructuur zelf of voor de aanschaf van de onderdelen voor de constructie van de beoogde onderzoeksinfrastructuur. Ook het upgraden, namelijk het substantieel verbeteren van bestaande onderzoeksinfrastructuur, valt daaronder;

2° de personeelskosten voor de ontwikkeling en de constructie van de onderzoeksinfrastructuur, voor het upgraden ervan en voor de bediening of het onderhoud ervan zodra de infrastructuur operationeel is;

3° de werkingskosten van de onderzoeksinfrastructuur, zoals onderhoudskosten gedurende de hele afschrijvingsperiode, namelijk de kosten die voortvloeien uit onderhoudsovereenkomsten of upgrades van de onderzoeksinfrastructuur en de herstellingskosten aan de uitrusting;

4° een overheadpercentage van maximaal 10 % dat van toepassing is op de onderzoeksinfrastructuurprojecten.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Afdeling 2. Subsidiepercentage2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/11.

Geselecteerde initiatieven voor middelzware onderzoeksinfrastructuur ontvangen een subsidie van 100 %.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/12.

Geselecteerde initiatieven voor zware onderzoeksinfrastructuur ontvangen een subsidie van 70 %.

De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt verhoogd tot 90 % als het investeringsinitiatief uitgaat van een onderzoeksgroep of onderzoeksgroepen in de schoot van meer dan een aanvrager, op voorwaarde dat in het aanvraagdossier wordt aangetoond dat alle aanvragers ten minste de helft dragen van het bedrag dat ze zouden moeten betalen, mocht de resterende 10 % van de subsidiabele kosten naar evenredigheid worden verdeeld.

Als ten minste 25 % van de in aanmerking komende kosten ten laste wordt genomen door een andere instantie dan een universiteit of een hogeschool, wordt het gedeelte dat de universiteit of de hogeschool zelf moet financieren, voor 100 % gesubsidieerd.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Afdeling 3. Betalingsmodaliteiten2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/13

De raad van bestuur en de ontvangers van de subsidie sluiten een overeenkomst over de wijze waarop de subsidies worden uitbetaald, na goedkeuring van de subsidiabele kosten.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Afdeling 4. Subsidiëringsvoorwaarden2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/14.

De gesubsidieerde onderzoeksinfrastructuur wordt beheerd door een onthaalinstelling die beschikt over een zakelijk recht op de infrastructuur.

Bij middelzware onderzoeksinfrastructuur is de onthaalinstelling:

1° een universiteit;

2° ofwel een behoorlijk gemandateerd orgaan van de instanties, vermeld in punt 1°;

3° ofwel een samenwerkingsverband tussen een of meer van de instanties, vermeld in punt 1°;

4° ofwel een vereniging, stichting of vennootschap die door een of meer van de instanties, vermeld in punt 1°, wordt gecontroleerd.

Bij zware onderzoeksinfrastructuur is de onthaalinstelling:

1° ofwel een universiteit, een hogeronderwijsinstelling die met toepassing van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 is belast met wetenschappelijk onderzoek, of een strategisch onderzoekscentrum als vermeld in artikel 29 van het decreet van 30 april 2009;

2° ofwel een behoorlijk gemandateerd orgaan van de instanties, vermeld in punt 1°;

3° ofwel een samenwerkingsverband tussen een of meer van de instanties, vermeld in punt 1°;

4° ofwel een vereniging, stichting of vennootschap die door een of meer van de instanties, vermeld in punt 1°, wordt gecontroleerd.

Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, en het derde lid, 4°, wordt de controle over een vereniging of stichting geacht samen te vallen met het bezit van de meerderheid van de stemmen in de raad van bestuur. De controle over een vennootschap wordt geïnterpreteerd conform artikel 5 van het Wetboek van Vennootschappen.

§ 2. De onthaalinstelling houdt een logboek bij waarin al de volgende elementen worden opgenomen:

1° de gebruikers van de onderzoeksinfrastructuur;

2° de aanwending van de onderzoeksinfrastructuur;

3° de tijdsduur van het gebruik van de onderzoeksinfrastructuur;

4° commentaren van de gebruikers over de efficiëntie en effectiviteit van de onderzoeksinfrastructuur.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

Art. 25/15.

Derden kunnen altijd participeren aan een gesubsidieerd investeringsinitiatief. Als tegenprestatie voor hun financiële, personele of materiële inbreng in het investeringsinitiatief hebben de voormelde derden een gelimiteerd recht om de onderzoeksinfrastructuur te gebruiken.

Derden kunnen geen begunstigde zijn van de subsidie, vermeld in dit besluit. Die subsidie wordt nooit doorgestort aan die derden of aan een rechtspersoon waarin de subsidiegerechtigden samen met die derden participeren.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

TITEL 7. - Bijzondere opdrachten

Art. 26.

§ 1. Het FWO is belast met het administratief en financieel beheer van :

1° de subsidie aan de Born-Bungestichting;

2° [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
...2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

§ 2. [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
...2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

§ 3. Het FWO is belast met de Vlaamse coördinatie van het COST-programma.

§ 4. [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
...2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

§ 5. [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
Het FWO coördineert de werking van het Vlaamse contactpunt voor het Europese Kaderprogramma en fungeert als nationaal contactpunt voor de onderzoeksprioriteiten die gerelateerd zijn aan zijn missie.”2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

TITEL 8. - Samenstelling van de expertpanels

Art. 27.

Alle aanvragen voor financiële steun bij het FWO worden door expertpanels geëvalueerd. De expertpanels zijn in principe disciplinair samengesteld. Die disciplinaire panels worden door één interdisciplinair panel aangevuld. Ze bestaan uit experts die in het vakgebied in kwestie een algemene internationale erkenning genieten en waarbij :

1° de Belgische experts in België ten minste tot de top [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
30 tot2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] 40 % van hun discipline behoren [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
, afhankelijk van de grootte van de discipline en het aantal beschikbare experts2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] ;

2° de buitenlandse experts in vergelijking met de Belgische onderzoekers ten minste tot de top [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
30 tot2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] 40 % van hun discipline behoren [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
, afhankelijk van de grootte van de discipline en het aantal beschikbare experts2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] .

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
3° de wetenschappelijke voorzitter van een expertpanel aangesteld wordt door de raad van bestuur op basis van voordrachtlijsten die opgesteld worden door de administratie van de FWO.

4° de wetenschappelijke voorzitter van een expertpanel en de meerderheid van de panelleden geen Vlaamse affiliatie hebben.

Een expert heeft geen Vlaamse affiliatie voor zover hij of zij niet verbonden is dan wel gedurende de 3 jaar voorafgaand aan het lidmaatschap verbonden is geweest aan een Vlaamse universiteit of hogeschool, Vlaams onderzoekscentrum of Vlaamse organisatie of Vlaamse instelling die onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek verricht.

Een onderzoekscentrum, instelling of organisatie is Vlaams wanneer het een vestiging of exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of een unicommunautair Nederlandstalig onderzoekscentrum met een vestiging of exploitatiezetel in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad waarvoor de Vlaamse gemeenschap bevoegd is overeenkomstig artikelen 127, § 2, en 128, § 2 van de Grondwet.

5° de panelleden geen aanvragen van financiering mogen indienen die beoordeeld worden door het expertpanel waarin ze zelf zitting hebben.”

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

De meerderheid van de betrokken experts moet bestaan uit personen die niet verbonden zijn aan een Vlaamse universiteit.

Art. 28.

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018

§ 1. Voor het samenstellen van de expertpanels richt de raad van bestuur voor de wetenschapsgebieden biologische wetenschappen, medische wetenschappen, wetenschap en technologie, humane wetenschappen en gedragen maatschappijwetenschappen een gebiedsraad op. Die gebiedsraden zijn samengesteld uit de wetenschappelijke voorzitters van de verschillende expertpanels van het wetenschapsgebied in kwestie.

§ 2. De gebiedsraden formuleren voorstellen voor de samenstelling van de expertpanels op basis van lijsten van kandidaat-panelleden, die samengesteld worden door de administratie van het FWO op basis van sollicitaties, raadpleging van databanken en suggesties van bestaande panelleden.

De kandidaat-panelleden worden geëvalueerd door een bibliometrische screening. Die bibliometrische screening wordt uitgevoerd door het Expertisecentrum O&O-monitoring. Voor de expertpanels die wetenschappelijke disciplines bestrijken waarvoor bibliometrische methoden minder geschikt zijn, voeren de gebiedsraden een screening uit van de wetenschappelijke curricula vitae van de kandidaten. Daarbij worden de curricula niet alleen onderling vergeleken, maar worden ze ook afgezet tegen die van Vlaamse en buitenlandse onderzoekers die in de betreffende disciplines door de internationale wetenschappelijke gemeenschap als toonaangevend worden erkend.

In het tweede lid van deze paragraaf wordt verstaan onder Expertisecentrum O&O-monitoring: ECOOM zoals vermeld in art 63/5 van het decreet van 30 april 2009.

§ 3. De raad van bestuur stelt de expertpanels samen op basis van de voorstellen van de gebiedsraden. De raad van bestuur kan alleen op gemotiveerde gronden afwijken van de voorstellen van de gebiedsraden.

2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

Art. 29.

[2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
...2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

Art. 30.

Ten hoogste twee derden van de leden van de expertpanels zijn van hetzelfde geslacht, voor zover de aangemelde kandidaten en de kwaliteitsnormen dat toelaten. Tijdelijke afwijkingen worden met redenen omkleed. In alle gevallen waarvan van de norm wordt afgeweken, krijgen kandidaten van het ondervertegenwoordigde geslacht die de kwaliteitsnorm halen de voorrang.

Art. 31.

Bij de evaluatie en selectie wordt in sommige internationale programma's een beroep gedaan op een commissie waarvan de samenstelling afwijkt van hetgeen in dit besluit wordt bepaald. Voor actiemiddelen met geringe budgettaire impact en prijzen kan een beroep worden gedaan op een ad hoc samengesteld expertpanel.

TITEL 9. - Beroepsprocedure en klachten

Art. 32.

§ 1. Een aanvrager van een mandaat of een krediet kan bij een negatieve beslissing een vraag tot herziening indienen bij de [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
raad van bestuur2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] . Deze vraag tot herziening moet ingediend worden binnen een termijn van dertig werkdagen na de beslissing van de Raad van Bestuur [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
of, als dat van toepassing is, binnen dertig kalenderdagen, met uitzondering van weekend- en feestdagen, na de ontvangst van de feedback,2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
] en dient gebaseerd te zijn op duidelijke en verifieerbare elementen.

§ 2. De Raad van Bestuur beoordeelt of de vraag tot herziening gegrond is. Indien op de vraag wordt ingegaan, zal de aanvraag bij de eerstvolgende gelegenheid opnieuw beoordeeld worden door een ander expertpanel dan bij de eerste aanvraag. [2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
...2B.Vl.R. van 08/06/2018
B.S. 30/07/2018
]

§ 3. Een aanvrager kan slechts een keer in beroep gaan.

§ 4. De procedure van § 1 tot en met § 3 moet eveneens worden gevolgd door mandaat- en kredietgenieters, wiens vorderings- of eindverslag negatief beoordeeld is.

§ 5. Bij ontevredenheid over de behandeling door het FWO kan te allen tijde schriftelijk of elektronisch klacht worden ingediend. Deze klachten worden binnen de 45 kalenderdagen na ontvangst behandeld.

TITEL 10. - Slotbepalingen

Art. 33.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 houdende de subsidieverlening aan het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen wordt opgeheven.

Art. 34.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.