1.
Principe
Overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 3 juni 1997 kan bij het overlijden van sommige personeelsleden van het onderwijs onder bepaalde voorwaarden een vergoeding voor begrafeniskosten toegekend worden.
2.
Voorwaarden
Deze vergoeding kan alleen toegekend worden bij het overlijden van personeelsleden die (geheel of gedeeltelijk) vastbenoemd zijn en zich bovendien geheel of gedeeltelijk in één of meer van de volgende administratieve standen bevinden:
- dienstactiviteit;
- terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld;
- terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid;
- terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen.
3.
Wie verkrijgt het recht op de vergoeding voor begrafeniskosten?
- de niet uit de echt gescheiden, noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot;
- als die er niet is, de erfgenamen in rechte lijn van het overleden personeelslid.
4.
Wat indien er geen rechthebbenden zijn?
Wanneer er geen rechthebbenden zijn, kan de vergoeding worden aangevraagd door elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aantoont dat hij de begrafeniskosten gedragen heeft.
5.
Bewijsstukken die samen met de aanvraag moeten ingediend worden
- steeds een uittreksel uit de overlijdensakte;
- voor de rechtverkrijgende echtgenoot: een verklaring dat de echtgenoten niet uit de echt, noch van tafel en bed gescheiden zijn op de datum van het overlijden van het personeelslid;
- voor de erfgenamen in rechte lijn: een verklaring dat de aanvrager(s) de enige erfgena(a)m(en) in rechte lijn is (zijn) van de overledene en dat de overledene uit de echt, of van tafel en bed gescheiden was, dat hij (zij) weduwnaar of weduwe was, of dat hij (zij) ongehuwd was.
Als er verschillende erfgenamen in rechte lijn zijn, wordt in de verklaring aangegeven aan wie de vergoeding moet worden uitbetaald.
Voor de natuurlijke of rechtspersonen:
- een verklaring dat de overledene geen erfgenamen heeft in rechte lijn en dat de overledene uit de echt of van tafel en bed gescheiden was, dat hij (zij) weduwnaar of weduwe was, of dat hij (zij) ongehuwd was;
- de voor kwijting getekende facturen van de kosten die de aanvrager voor de begrafenis gemaakt heeft.
De verklaringen moeten afgeleverd worden door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van het overleden personeelslid. Indien de burgerlijke staat duidelijk blijkt uit het uittreksel uit de overlijdensakte, moeten hiervoor geen aanvullende verklaringen afgeleverd worden.
6.
Het bedrag van de vergoeding voor begrafeniskosten
De vergoeding voor begrafeniskosten stemt overeen met het maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van het overleden personeelslid. Deze bezoldiging omvat, in voorkomend geval, ook de bijwedden, vergoedingen en toelagen die bij het salaris horen.
De vergoeding dient evenwel beperkt te worden tot een maximumbedrag. Zij mag immers het twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld overeenkomstig artikel 39, eerste, derde en vierde lid van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Wanneer de vergoeding wordt toegekend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de begrafeniskosten gedragen heeft, is zij gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, maar zij mag niet hoger zijn dan het maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van het overleden personeelslid en moet beperkt worden tot het maximumbedrag.
7.
Aanvraagformulier
Wie meent aanspraak te kunnen maken op een vergoeding voor begrafeniskosten moet het behoorlijk ingevulde aanvraagformulier, dat als bijlage gaat bij deze omzendbrief, zo spoedig mogelijk aan het werkstation bezorgen.
8.
Bijlage